Forse investeringen nodig om aan regels te voldoen
Uiterlijk in 2013 moeten varkensbedrijven voldoen aan strengere milieueisen (Besluit Huisvesting) en dierenwelzijneisen (Varkensbesluit). In dat jaar lopen de overgangstermijnen af. Voor circa de helft van de varkenshouders zijn de strengere dierenwelzijn- en milieuwetten - naast leeftijd, geen opvolger en te weinig rendement - aanleiding om voor 2013 te stoppen met hun bedrijf. Wilbert Hilkens, sectormanager varkenshouderij van ABN Amro, verwacht dat vooral het percentage stoppers onder vleesvarkenshouders groot zal zijn.
„De meeste gemengde bedrijven met een vleesvarkenstak zullen de benodigde aanpassingen en investeringen om te voldoen aan de nieuwe eisen niet meer doen”, stelt Hilkens. De meeste varkenshouders, die de afgelopen jaren nog niet hebben gerenoveerd of nieuw hebben gebouwd, moeten gemiddeld nog aanzienlijke investeringen doen om aan de toekomstige eisen te voldoen. „Uiteraard verschilt dit sterk per bedrijf en hangt het af van de uitgangssituatie. De rentabiliteit van een bedrijf en de zwaarte van de bedrijfsfinanciering bepalen, hoe veel geld aangetrokkenkanworden om investeringen te doen.”
Voerwinst moet omhoog
Samen met de bouwafdeling van For Farmers heeft ABN Amro doorgerekend wat het voldoen aan de eisen in 2013, betekent voor een gesloten bedrijf met 240 zeugen en 1.920 vleesvarkens. „We kwamen uit op een totale investering van 450.000 euro, waarvan 140.000 euro en 230.000 euro om te voldoen aan de oppervlakte-eisen van respectievelijk de zeugen en de vleesvarkens, en 80.000 euro voor een luchtwasser.Om deze investeringen terug te verdienen, moet de voerwinst met zes tot veertien procent omhoog.”
De ABN Amro sectormanager stelt dat het hoge investeringsniveau van Nederlandse varkensbedrijven dwingt tot verdere schaalvergroting en verhoging van de rentabiliteit. „Ik verwacht daarbij dat het voor zeugenbedrijven en gesloten bedrijven iets makkelijker is om de voerwinst te verhogen dan voor vleesvarkensbedrijven. Het aandeel bedrijven met alleen vleesvarkens neemt op het totaal aantal varkensbedrijven naar verhouding de komende jaren dan ook sneller af.”
ABN Amro verwacht dat er in 2013 circa 4.500 tot 5.000 bedrijven met varkens over zijn, waarvan circa 2.000 gespecialiseerde bedrijven. Momenteel zijn er 8.250 bedrijven met varkens, waarvan 3.840 gespecialiseerde bedrijven, verdeeld naar 34 procent vermeerderingsbedrijven, 41 procent vleesvarkensbedrijven en 25 procent gemengde bedrijven.
Voldoen aan Varkensbesluit
Hoe ver zijn varkensbedrijven met het voldoen aan de eisen die gaan gelden in 2013? Volgens Hilkens voldoet circa 20 tot 25 procent van de varkensbedrijven al aan de toekomstige milieu- en welzijnseisen. „Het gaat om ondernemers die de afgelopen jaren hun stallen al hebben gerenoveerd of nieuwe stallen hebben gebouwd. Het zijn veelal de grotere gespecialiseerde bedrijven met zo’n 60 procent van alle dierplaatsen in de varkenshouderij.”
Uit LEI-cijfers (voorjaar 2008) blijkt dat 56 procent van de zeugenbedrijven al groepshuisvesting heeft en daarmee voldoet aan het Varkensbesluit. Circa 44 procent van de zeugenbedrijven moet nog omschakelen naar groepshuisvesting. Een kwart van deze bedrijven met individuele huisvesting stopt naar verwachting tussen 2007 en 2013 met zeugen houden, het gaat om 800 tot 1.200 zeugenbedrijven. In hoeverre varkensbedrijven, die nog niet hebben geïnvesteerd in renovatie of nieuwbouw, al voldoen aan de verruimde oppervlakte-eisen en nieuwe normen van spleetbreedtes in roostervloeren is onbekend.
Het is zeer waarschijnlijk dat het gros van de varkenshouders hiermee nog niet bezig is, omdat het nu niet verplicht is en er forse investeringskosten mee zijn gemoeid (zie rekenvoorbeeld ABN Amro). „Het is elk geval kapitaalvernietiging als varkenshouders betonnen roosters die technisch nog niet zijn afgeschreven moeten vervangen door roosters met enkele millimeters smallere spleten”, stelt het LEI. „Zeker als er voerbakken en muren op de roostervloeren staan.”
Snel de goede kant op
Het voldoen aan de milieueisen in 2013 vraagt ook nog een behoorlijke inspanning van de sector. Volgens een onderzoek van agrarisch marketingbureau Prosu in 2008 onder 300 varkenshouders met gespecialiseerde bedrijven is 17 procent van de varkensbedrijven emissiearm en 22 procent gedeeltelijk. „Ik denk dat we inmiddels al verder zijn”, zegt Wiebren van Stralen, beleidsmedewerker van LTO Noord.
„Het gaat de laatste paar jaar met nieuwbouw en het plaatsen van luchtwassers snel de goede kant op.” Luchtwassers zijn in vergelijking met andere Groen Label-erkende systemen het meest effectief in het verlagen van de ammoniakemissie (70 tot 95 procent reductie). „Luchtwassers zijn vooral op grotere bedrijven geplaatst en dat heeft op de totale Nederlandse ammoniakemissie relatief veel effect vanwege het grotere aantal dierplaatsen waar de emissie afneemt.”
Aan luchtwassers hangt ook het duurste prijskaartje, niet alleen qua aanschaf, maar ook wat jaarlijkse energiekosten (circa 5.000 euro) betreft. Zeugenhouders hebben vaak een aantal verschillende stallen. Hilkens weet op basis van praktijkgeluiden dat intern salderen niet altijd voldoende soelaas biedt na het uitrusten van één stal met een luchtwasser. „Vaak is een combinatie met een ander emissiearm systeem noodzakelijk”, aldus Hilkens.
Goedkope oplossing mogelijk
Voor het aanpassen van bestaande stallen zijn goedkopere oplossingen soms ook mogelijk. Bijvoorbeeld spoelgootsystemen, ondiepe mestkelders, schuine putwanden en gescheiden afvoer van mest en urine. „Wat de beste oplossing is voor een bedrijf is voor een bedrijf, blijft maatwerk. Varkenshouders kunnen het beste enkele scenario’s doorrekenen.
Een lagere bezettingsgraad in de stallen is ook een eenvoudige optie om de ammoniakemissie te verlagen”, zegt Van Stralen, die verwacht dat het gros van de blijvers in 2013 kan voldoen aan de strengere eisen. Naast stalaanpassingen kan met aangepaste voeding de ammoniakuitstoot ook verder omlaag. ASG doet onderzoek naar de mogelijkheden.
Albert Knijnenburg, sectormanager varkenshouderij van Rabobank, denkt dat extra investeringen in milieu en dierenwelzijn voor een groot aantal varkensbedrijven haalbaar zijn. „Er zijn voldoende bedrijven die deze investeringen vijf jaar geleden al hebben gedaan en die momenteel toch een zeer acceptabele schuldpositie hebben. Deze bedrijven redden het, omdat ze een goed rendement draaien, dé belangrijkste basis voor continuïteit en voldoende investeringsruimte.”
Eerst inventariseren dan investeren
Op naar 2013 pleit de Rabobankman er voor dat ondernemers eerst een aantal zaken goed op een rijtje zetten voordat ze investeren: Wat wil je als ondernemer en hoe zit het bijvoorbeeld met opvolging? Wat zijn kansen en bedreigingen voor de ontwikkeling van het bedrijf? Wat is de huidige schuldpositie van het bedrijf en hoe ziet het rendementsplaatje eruit?
„Voor een aantal bedrijven is investeren in de toekomst niet meer verantwoord, vanwege een te laag rendement of gebrek aan ontwikkelingsmogelijkheden. De blijvers moeten zorgen dat ze investeringen om te voldoen aan wetgeving zo optimaal mogelijk combineren met de uitvoering van hun toekomstplannen.”
Als er bijvoorbeeld een nieuwe stal wordt gebouwd,kan intern worden gesaldeerd. Dan is het niet nodig om emissiebeperkende maatregelen op bestaande stallen toe te passen. „Zorg dan wel dat je niet te veel inlevert op functionaliteit, arbeidsproductiviteit en diergezondheid binnen het totale bedrijf”, waarschuwt Knijnenburg.
„Kijk ook goed naar de langere termijn. Duurzaam investeren is vaak beter dan kiezen voor goedkopere korte termijn oplossingen. Wat mogelijk is, is maatwerk en hangt uiteraard af van de schuldpositie en het rendement van een bedrijf.”
Concurrerende sector
In 2007 had Nederland geslacht gewicht de laagste kostprijs in Europa. Nederland krijgt vanaf 2013 door strenge wetgeving te maken met een hogere kostprijs. „Bedenk daarbij wel dat de verschillen in kostprijs tussen bedrijven in Nederland nog altijd veel groter zijn dan de verschillen tussen landen. De bedrijven die hun technische resultaten verbeteren en bij de toppers zitten qua kostprijs en marge kunnen de concurrentie met concurrerende landen zeker aan”, aldus Knijnenburg.
„Voor een deel van de bedrijvenkande kostprijs nog verder omlaag door het verbeteren van de arbeidsproductiviteit.” Naast kostprijs hebben ook andere factoren invloed op de economische positie van de Nederlandse varkenssector. In ons land zijn vakmanschap, ondernemerschap en de uitwisseling van kennis en informatie goed ontwikkeld. Ook dragen schaalgrootte, een goede infrastructuur en logistieke voordelen bij aan het rendement van Nederlandse varkenshouders.
Wetswijzigingen in 2013
De aangescherpte dierenwelzijneisen in 2013 hebben betrekking op maximale spleetbreedte van roosters, verplichte groepshuisvesting van zeugen en vergroting van oppervlakte-eis voor vleesvarkens. De spleten van roosters mogen bij vleesvarkens maximaal 18 (beton) tot 20 millimeter (ander materiaal) bedragen en bij gespeende biggen 14 (beton) tot 15 millimeter(ander materiaal).
Groepshuisvesting van guste en dragende zeugen wordt verplicht, individuele huisvesting is alleen toegestaan vanaf het spenen tot vier dagen na dekking. Per vleesvarken is meer hokoppervlakte nodig, van 0,7 ((ver)bouw voor 1998) en 0,8 ((ver)bouw na 1998) naar1 vierkante meter voor varkens van 85 tot 110 kg. Voor zwaardere vleesvarkens geldt 1,3 vierkante meter.
Alle varkensbedrijven moeten in 2010 zijn voorzien van technieken om de ammoniakemissie te verlagen. Jacqueline Cramer, minister van Ruimte en Milieu, heeft het mogelijk gemaakt om uitstel te krijgen tot 2013. Varkenshouders die hiervan gebruik willen maken, moeten voor 31 december 2009 met een plan de gemeente informeren wanneer en hoe de stalaanpassingen worden gedaan. Binnenkort maakt het ministerie van Vrom bekend aan welke eisen zo’n bedrijfsplan moet voldoen.
Eisen 2013 verhogen kostprijs
In 2007 lag de Nederlandse kostprijs op 1,45 euro (inclusief 5 cent productierechten) per kilo geslacht gewicht. Circa 52 procent hiervan zijn voerkosten. Daarmee had Nederland samen met Denemarken (1,40 euro) de laagste kostprijs in Europa.
Frankrijk nam met 1,48 euro per kilo geslacht gewicht een goede derde plaats in, terwijl Duitsland, Polen en Spanje een circa 20 cent hogere kostprijs hadden dan Nederland en Denemarken. Buiten Europa liggen de productiekosten flink lager, in de VS was het circa 1,05 euro en in Brazilië 0,90 euro door lagere kosten van investeringen, arbeid en voer.
Ook gelden in deze twee landen nauwelijks milieu- en dierenwelzijnmaatregelen. Deze conclusies trekt het LEI in een kostprijsvergelijking van een aantal varkensproducerende landen, recentelijk uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV en de Productschappen, Vee, Vlees en Eieren (PVE).
Kostprijspositie Nederland slechter
In 2013 zal de kostprijspositie van de Nederlandse sector verslechteren, vooral ten opzichte van Denemarken en Frankrijk. De kostprijs in Nederland zal dan op ongeveer 1,51 euro per kilo uit komen, terwijl deze van Denemarken en Frankrijk respectievelijk 1,44 en 1,49 euro bedragen. Nederland heeft te maken met een kostprijsverhoging van 6 cent tussen 2007 en 2013.
Dat leidt tot jaarlijkse meerkosten van 70.000 euro voor een gesloten bedrijf met 500 zeugen. Gemiddeld stijgt de kostprijs in Denemarken met 4 cent en in Frankrijk met 2 cent in de periode 2007-2013. De verslechtering van de kostprijspositie in Nederland is vooral te wijten aan investeringen om de emissie te beperken (2 cent), aan verruiming van de leefoppervlakte (3 cent) en ruimtelijke ordening (1 cent).
De meerkosten van Nederlands overheidsbeleid zijn in 2013 26 cent per kilo geslacht gewicht, in 2007 waren deze kosten nog 20 cent. In Denemarken, Duitsland, Frankrijk en Spanje zijn de extra kosten in 2013 respectievelijk 12, 11, 8 en 8 cent.
Ruim 80 procent voldoet niet klaar
Bij de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV) leeft de gedachte dat de varkenshouderij niet in staat is te voldoen aan de nieuwe wetgeving die in 2010 en 2013 ingaat. Om te inventariseren hoe de varkenssector er werkelijk voor staat en wat de problematiek is omtrent de nieuwe wetgeving heeft de NVV Lydia Relou en Rik Verheijen, vierdejaars studenten van de HAS Den Bosch, opdracht gegeven een grootschalige enquête onder 1.000 varkenshouders te houden. De respons op de enquête was 45 procent.
Uit de resultaten blijkt dat ruim 80 procent van de bedrijven nog niet voldoet aan het Besluit Huisvesting en het Varkensbesluit. „De NVV had de verwachting dat 75 procent van de bedrijven niet zou voldoen, het is dus nog erger”, zegt Relou. Slechts 6,8 procent van de geënquêteerde bedrijven voldoet al volledig aan de eisen.
Er is geen verschil in de omvang van de bedrijven binnen de beide groepen. Het gemiddelde bedrijf uit het onderzoek heeft 377 zeugen en 1.696 vleesvarkens. 74 procent van de bedrijven houdt varkens als hoofdtak, de resterende bedrijven houden varkens als neventak.
Deels nieuwbouw
In het onderzoek is de varkenshouders ook gevraagd welke keuzes zij maken om te gaan voldoen aan het besluit huisvesting. Een groot deel van de bedrijven, 44,7 procent, geeft aan dat ze deels nieuw bouwen en dan met interne saldering de bestaande bouw compenseren. Bijna een kwart van de bedrijven geeft aan dat stoppen met de bedrijfsvoering nog als mogelijkheid gezien wordt. Voor 52,2 procent van de bedrijven die overwegen te stoppen is de financiële onhaalbaarheid de reden.
Relou en Verheijen hebben de varkenshouders gevraagd of de investeringen om aan de eisen te voldoen, volgens hen haalbaar zijn. 53,9 procent van de bedrijven geeft aan dat de investeringen niet haalbaar zijn.
Slechts 27,1 procent van de geënquêteerde bedrijven die nog niet voldoen aan de eisen van het Besluit Huisvesting verwacht voor 2013 wel te voldoen. Nog eens 23,9 procent verwacht in 2013 aan de eisen te gaan voldoen en ruim 26 procent verwacht zelfs pas na 2013 te voldoen.
Aanschaf luchtwasser
Luchtwassers zijn volgens Egbert Stoevelaar van Dorset Farm Systems B.V. de meest geschikte techniek om aan de wetgeving van 2013 te voldoen. „Voor bestaande stallen is dit de oplossing. Het inpassen van andere technieken is veel duurder”, aldus Stoevelaar. Het is volgens de luchtwasserfabrikant niet in te schatten hoe veel varkenshouders al klaar zijn voor 2013. „Er zullen nog heel wat mensen met kleine stallen stoppen, maar meer dan de helft moet nog een luchtwasser”, meent Stoevelaar.
Over de kosten van een luchtwasser durft Stoevelaar geen exacte uitspraken te doen. „Dat ligt er geheel aan welke kosten je mee neemt. Te beginnen bij de aanschaf en bouw, maar ook onderhoud- en draaikosten. Zonder ombouw heb je al een luchtwasser voor 50.000 euro.” Er zijn nog geen onafhankelijke goede vergelijkingen beschikbaar van luchtwassystemen waarin alle kosten meegenomen worden. Denk met name aan kosten van extra onderhoud aan stallen en gebouwen.
Qua chemische luchtwassers is Bovema de marktleider in Nederland. In 1996 werd de eerste luchtwasser geplaatst. Naar een schatting van de luchtwasserfabrikant moeten er in de Nederlandse varkenshouderij 10.000 luchtwassers geplaatst worden om te voldoen aan het Besluit Huisvesting. Begin 2009 waren er 3.000 geplaatst. Dit betekent volgens Dirkjan Gloudemans van Bovema niet dat er nog 7.000 geplaatst moeten worden. „Van de resterende 70% van de varkenshouders zullen er ook een aantal stoppen.”
Voor een gemiddeld bedrijf met 3.500 tot 4.000 vleesvarkens kost een luchtwasser volgens de berekeningen van Gloudemans 75.000 tot 100.000 euro.