Verhogen diergezondheid samen aan pakken
„Eigenlijk weten we al 50 jaar hoe je de diergezondheid in de varkenshouderij op een hoger plan kunt brengen”, zegt Paul Franssen, dierenarts bij de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) in Deventer. „Stukje bij beetje gaat het de goede kant op. Blijkbaar is het lastig om de theorie in praktijk te brengen.”
Franssen is het echter pertinent oneens met sceptici die beweren dat het qua diergezondheid in het varkensdichte Nederland dweilen met de kraan open zal blijven. „Ook in Nederland kunnen we een situatie bereiken waarin varkensbedrijven de diergezondheid veel beter kunnen beheersen, en zelfs vrij worden van ziekteverwekkers.”
Achterlopen op diergezondheid
Zo ver is het nog niet. In vergelijking met Denemarken, onze belangrijkste concurrent op de internationale varkensvleesmarkt, loopt de Nederlandse varkenshouderij achter op het gebied van diergezondheid. In Denemarken doet 70 procent van de varkenshouderijbedrijven mee aan het nationale SPF-programma (Specific Pathogen Free). Dat wil zeggen dat ze vrij zijn van een aantal ziektekiemen.
In Nederland is het aantal bedrijven met een hogere gezondheidsstatus naar schatting kleiner dan 10 procent. Vooral in de bovenste lagen van de fokkerijpiramide is de afgelopen jaren veel gebeurd. De meeste fok- en subfokbedrijven hebben grote stappen voorwaarts gezet bij het werken aan een betere gezondheidsstatus.
Dat er soms ook berichten naar buiten komen over bedrijven die weer een stap terug hebben gedaan, omdat er onverhoopt toch een ongewenste ziekteverwekker het bedrijf binnen gedrongen is, mag volgens dierenarts Franssen niet leiden tot de conclusie dat de Nederlandse varkenshouderij maar beter het hoofd in de schoot kan leggen als het gaat om diergezondheid. „Ondanks enkele uitschieters naar beneden is over de hele linie sprake van vooruitgang.”
Stap voor stap verbeteren
Franssen constateert dat ‘teleurstellingen gemakkelijker lijken op te treden op bedrijven die via het ‘depop repop-principe’ zijn overgestapt naar een bedrijfsvoering met SPF-varkens. Deze bedrijven hebben hun stallen na afvoer van alle dieren en grondige reiniging, herbevolkt met SPF-varkens. „Op zich is daar niets mis mee. Maar als je alleen SPF-varkens aanvoert, en onvoldoende aan je werkwijze verandert, loop je sneller het risico dat het mis gaat.”
Franssen ziet dan ook meer successen bij bedrijven die stap voor stap werken aan het verbeteren van de gezondheidsstatus. „Op zulke bedrijven ontstaat een bedrijfsstructuur die er op gericht is ongewenste ziekteverwekkers te verdrijven. Dat wil zeggen dat infectieroutes doorbroken worden. Bijvoorbeeld door te werken met een quarantainestal, en met een zeer strikte scheiding tussen zeugen en gespeende biggen.”
„Als op zulke bedrijven een keer een ongewenste kiem binnenkomt,kandie ook snel weer vertrokken zijn.” Franssen stelt vast dat werken aan een hogere gezondheidsstatus een forse aanpassing van het bedrijfsmanagement vergt. „En dat blijkt in de praktijk voor veel varkenshouders best lastig te zijn. Soms vallen ze weer terug op oude werkwijzen als het even tegenzit. En dan kan het snel misgaan.”
Motiveren van medewerkers
Op grotere varkenshouderijbedrijven speelt personeel een belangrijke rol bij het handhaven van een goede biosecurity. Van belang is dat medewerkers snappen waarom ze bepaalde maatregelen moeten nemen, en er zelf ook achter staan. „Het valt niet altijd mee om personeel te motiveren, zeker in het geval van buitenlandse werknemers waarbij de communicatie niet altijd vlekkeloos verloopt.
Natuurlijk moet je als ondernemer zelf het goede voorbeeld geven. Ik ken situaties waarbij de medewerkers keurig volgens de regels werkten, en de varkenshouder zelf van de ene naar de andere diergroep liep zonder van kleding en schoeisel te wisselen.” Uit ervaringen blijkt dat een bedrijf zelfs vrij is te maken van het PRRS virus, zowel door volledige vervanging van de varkensstapel (depop-repop) als door eradicatie in de bestaande varkensstapel. Maar PRRS het blijkt wel één van de lastigste ziekteverwekkers te zijn om buiten de staldeuren te houden.
De vraag is dan om erachter te komen hoe het virus het bedrijf is binnengekomen. Een antwoord wordt niet altijd gevonden. Een risicofactor kan zijn dat varkens tijdens het transport besmet worden en vervolgens een negatief bedrijf worden binnengebracht. Soms lijkt het PRRS virus via de lucht binnen te komen. Ook mycoplasma komt soms ‘aanwaaien’.
Mogelijkheden voor filteren van lucht
Filteren van binnenkomende stallucht zou een mogelijkheid kunnen zijn om deze insleeproute af te timmeren. Bedrijfsleider Mart Smolders van Praktijkcentrum Sterksel ziet mogelijkheden voor deze techniek op praktijkbedrijven. „Zeker in varkensdichte gebieden kan luchtfiltering een goed hulpmiddel zijn om kostbare ‘high health-varkens’, bijvoorbeeld voor de fokkerij, ook ‘high health’ te houden”, stelt Smolders.
Franssen van GD waarschuwt dat je pas aan luchtfiltering moet denken, nadat je alle andere mogelijke insleeproutes volledig hebt afgedicht. „Je schiet bijvoorbeeld weinig op met luchtfilters als je bezoekers zonder strikte hygiënemaatregelen in je stallen ontvangt.”
Communicatie met vermeerderaars
De diergezondheid op vleesvarkenbedrijven is sterk afhankelijk van de geleverde biggen. Dekansop insleep van ziekteverwekkers is te beperken door van zo min mogelijk vermeerderaars biggen aan te voeren. Ook heeft een vleesvarkenshouder er alle belang bij om veel informatie te krijgen over de biggen die hij oplegt.
En daar schort het nog wel eens aan. Er zijn een aantal initiatieven om de vleesvarkenshouder via een zogenoemd biggenpaspoort van relevante informatie te voorzien. „Mooie initiatieven, maar ze vallen of staan met de openheid van vermeerderaars”, aldus Franssen.
Nu de bedrijven in de bovenste lagen van de fokkerijpiramide hard op weg zijn om de gezondheid van hun varkens te verbeteren, ligt het voor de hand dat de vermeerderaars de handschoen oppakken. Hier lijkt stagnatie op te treden. „Veel vermeerderaars zijn afwachtend”, constateert Franssen van GD.
Reserveringscapaciteit hoger
Terecht lijkt dat niet. Werken aan een gezondere varkensstapel is bedrijfseconomisch interessant. Varkens houden zonder last te hebben van ziektes als PRRS, app, circo en mycoplasma, levert geld op. Uit berekeningen van Accon avm blijkt dat de reserveringscapaciteit per zeug op een bedrijf met een hoge gezondheidsstatus al gauw 125 euro per zeug hoger is dan op een ‘gangbaar’ bedrijf.
Het zijn dan ook niet alleen gezondheidsspecialisten die varkenshouders aansporen om te werken aan gezondere varkens. Vooral economisch adviseurs zien hier kansen liggen om iets te doen aan de krappe marges in de varkenssector. „Voor de varkenshouderij is er qua diergezondheid nog veel werk aan de winkel”, stelt Frank Steenbreker, adviseur in dienst bij Abab. „Hier ligt een groot potentieel om de technische resultaten fors op te schroeven”.
Vermindering antibioticagebruik
Ook de toenemende maatschappelijke druk om het verbruik van antibiotica in de veehouderij te verminderen, zou wel eens een stimulans kunnen zijn voor het in snel tempo werken aan gezondere varkens. Het verbruik van antibiotica op bedrijven met SPF-varkens is vrijwel nihil. „Als de overheid maatregelen afkondigt om het antibiotiaverbruik terug te dringen, is kiezen voor een snelle verbetering van de gezondheidsstatus voor varkensbedrijven de meest interessante route.”
Als alle varkenshouders tegelijk aan de slag zouden gaan, met het weren van ongewenste ziekteverwekkers is er sneller vooruitgang te boeken. „We zien in de Verenigde Staten dat een regionale aanpak van PRRS succesvol kan uitpakken. Met een regionale benadering voorkom je het kruisen van besmette en onbesmette varkensstromen. Daardoor neemt het insleeprisico sterk af”, aldus Franssen die ook voor de Nederlandse situatie goede mogelijkheden ziet voor zo’n aanpak.
„We zouden bijvoorbeeld in het varkensarme Noord-Nederland kunnen beginnen met het regionaal uitroeien van PRRS. Het zou makkelijk zijn als we daarbij een zogenoemd discriminerend vaccin, waarbij je geënte dieren kunt onderscheiden van varkens die met het virus besmet zijn geweest, zouden kunnen inzetten. Zo’n vaccin is er nu nog niet. Maar misschien over een paar jaar wel.”
Herintroductie van PRRS in SPF bedrijf
Dierenarts Chretien Gielen, van Dierenartsenpraktij De Overlaet in Oss, vertelt het verhaal van een klant die door middel van depop-repop SPF is geworden. De klant wil liever niet met de naam in de Pig Business en laat zijn ervaring met de herintroductie van een ziekte in een SPF koppel door zijn dierenarts vertellen.
„Deze varkenshouder wilde graag SPF materiaal gaan leveren, dat was vijf jaar geleden de aanleiding om door middel van depop-repop een SPF status te behalen. Tegelijk met een verbouwing en uitbreiding is de depop-repop uitgevoerd. De nieuwe zeugen zijn destijds uit Frankrijk gehaald. Deze dieren zijn vrij van abortus blauw (PRRS), mycoplasma, streptokokken 2 en 9, brachyspira en app.”
Bij de introductie van de nieuwe zeugen heeft de varkenshouder zijn biosecurity maatregelen aangescherpt. „Hij was zich al erg bewust van de biosecurity, maar heeft het toen geüpgraded”, aldus Gielen. Het vuile weg/schone weg principe werd verder doorgevoerd, de hygiënesluis opgeknapt en hij kreeg meerdere douches.
Virus sneller dan vaccin
Ondanks de aanpassingen werd het bedrijf begin 2009 geconfronteerd met een uitbraak van PRRS. „Op sommige bedrijven ontdekken we zo’n uitbraak in het bloed en zien we geen symptomen. Bij deze varkenshouder werden meteen symptomen gezien. Slechte tomen, slechte biggen, minder levend geboren biggen en verwerpers.”
Hoe het virus het bedrijf binnen gekomen is, is een raadsel voor de dierenarts. „Het bedrijf werd drie keer per jaar gemonitoord aan de hand van 10 bloedonderzoeken van zeugen en opfokgelten. Op het moment dat het PRRS-virus uitbreekt in de zeugenstapel is er geen houden meer aan. Op dat moment heeft het vaccineren van de zeugen bijna geen zin. Het veldvirus gaat sneller dan het vaccin”, concludeert Gielen.
„Zeugen vaccineren in een uitbraak is niet zinloos maar je bent voor het grootste gedeelte van de zeugen waarschijnlijk te laat. Voor de (niet dragende) opfok is vaccinatie in ieder geval zinnig. Dit kan met een dood of een levend vaccin. In dit geval is besloten de opfokgelten met een dood vaccin te vaccineren. Een levend vaccin introduceert buiten het veldvirus nog een levend PRRS virus in de populatie. Dat kan de monitoring van het weer vrij maken van het bedrijf bemoeilijken.
Leeftijdsgroepen bij elkaar
De varkenshouder heeft in reactie op de uitbraak zijn biosecurity maatregelen verder aangescherpt. Het doel van deze varkenshouder is het leveren van PRRS-vrije biggen. Wanneer hij de diergroepen goed gescheiden houdt, kan hij dit waarmaken. Gespeende biggen zijn per definitie vrij van abortus blauw, als de varkenshouder leeftijdgroepen bij elkaar houdt en biggen niet terug legt houdt je de (mogelijke) infectie binnen de perken.
Volgens Gielen zijn er best afspraken te maken met de vleesvarkenshouders. „Het resultaat van dieren met eenzelfde leeftijd is over het algemeen beter dan het resultaat van dieren die met hetzelfde gewicht opgelegd worden.” Na de herintroductie van PRRS duurt het ongeveer 5 maanden voordat je niets meer merkt. Sommige weken zal het in de kraamstal huilen met de pet op zijn en andere weken zal het best meevallen.
„Deze varkenshouder gaat voorlopig geen andere acties uitvoeren. De aanwezigheid van alleen PRRS geeft beperkte en grotendeels voorbijgaande economische schade bij een vermeerderaar. Over het algemeen niet zoveel dat het een depop-repop rechtvaardigt. Meestal lukt het om zonder een depop-repop een PRRS vrije uitstroom van biggen te bereiken. Als de vrije status voor een afnemer een must is (SPF fokmateriaal bijvoorbeeld) wordt het uiteraard anders.”, aldus Gielen. „Depop-repop moet uiteraard terug te verdienen zijn.”
‘High health-varkens’ in APF-stal
Al ruim tien jaar staat er op Praktijkcentrum Sterksel een zogenoemde APF-stal voor biggen en vleesvarkens. APF staat voor Air Pathogen Free. De stal is onder andere voorzien van overdrukventilatie en filters om binnenkomende lucht te ontdoen van ziektekiemen. „De stal is gebouwd in een periode waarin er ook veel aandacht was voor het buiten de deur houden van ziektekiemen. Onder meer blaasjesziekte was destijds een belangrijk item”, vertelt Mart Smolders, bedrijfsleider van Praktijkcentrum Sterksel.
In de loop der jaren heeft het Praktijkcentrum de luchtbehandelingsinstallatie van de APF-stal op een aantal punten verbeterd. „We hebben het systeem robuuster gemaakt.” Smolders constateert een hernieuwde belangstelling voor de APF-stal. „Die blijkt zeer geschikt voor voerproeven met ‘high health’ biggen en vleesvarkens. We hebben recent twee rondes met ‘high health varkens’ gedraaid en de gezondheidsstatus zowel aan het begin als eind van de rondes onderzocht. Alle varkens waren bij afvoer naar de slachterij nog volledig vrij van de ziektekiemen die ze aan het begin van het onderzoek ook niet bij zich hadden.”
Lucht filteren duur
In varkensdichte gebieden kan het plaatsen van filters voor de luchtinlaat van stallen helpen om ongewenste ziektekiemen buiten de deur te houden. In de Amerikaanse staa tMinnesota hebben onderzoekers, fokkerijorganisaties en varkenshouders hier de afgelopen jaren goede ervaringen mee opgedaan. Ze richten zich daarbij met naam op het voorkomen van de insleep van PRRS.
Het toepassen van luchtfiltering is wel kostbaar. Per zeugenplaats is er al gauw een investering van € 200 mee gemoeid. Daarmee kun je een stal voorzien van zogenoemde HEPA (High Efficiency Particulate )filters. De Amerikanen hebben ook goede ervaringen opgedaan met zogenoemde 95 DOP (Dispersed Oil Particulate)filters.
Deze kosten ongeveer de helft van HEPA filters en leveren veel minder luchtweerstand op. In theorie is een PRRS virus zo klein dat het een DOP filter kan passeren. In de praktijk gebeurt dat op de varkenshouderijbedrijven in Minnesota niet omdat het PRRS virus zich hecht aan stofdeeltjes en vochtdruppels in de lucht.
Externe en interne biosecurity
Werken aan gezondere varkens begint met een goede externe en interne biosecurity. Hier volgen enkele wezenlijke maatregelen.
Externe biosecurity
Scheiding vuile en schone weg. Alleen met hygiënemaatregelen mogen mensen en materialen van vuil naar schone weg;
Weer bezoekers. Noodzakelijke bezoekers komen alleen binnen na douchen en aantrekken bedrijfskleding;
Voorkomen aanvoer dieren. Is dit onvermijdelijk, hanteer dan minimaal zes weken quarantaine in quarantainestal;
Bestrijd ongedierte.
Interne biosecurity
Strikte scheiding gespeende biggen en zeugen. Dit betekent ook werken met een hygiënesluis tussen kraamafdelingen en afdelingen met gespeende biggen, en wisselen van laarzen en overall;
Werk met all in all out per afdeling;
Zieke biggen isoleren. Dieren euthanaseren die niet reageren op behandeling;
Tekst: Berrie Klein Swormink
Beeld: Ellen Meinen