Bedrijfslocaties van stoppers oninteressant
De aanleiding is verschillend: strengere milieu- en dierenwelzijnseisen, leeftijd, geen opvolger of te weinig rendement. „Wij verwachten dat slechts twee van de tien varkensbedrijven, die tot 2013 te koop komen, op de agrarische markt blijven en als volwaardig varkensbedrijf worden voortgezet”, aldus Wouter Weenink, makelaar van LTO Vastgoed.
Voor de overige bedrijven geldt dat de investeringen om te voldoen aan de milieu- en welzijnseisen te hoog zijn. Ook liggen ze vaak op locaties met te weinig ontwikkelingsmogelijkheden. „Kijk als potentiële koper van een varkensbedrijf goed naar investeringen die nodig zijn om er een toekomstgericht bedrijf van te maken. Houd ook de lange termijn mogelijkheden voor verdere groei van het bedrijf in de gaten. Onderzoek de huidige en eventuele toekomstige beperkingen in het ruimtelijke beleid van een specifieke locatie”, adviseert Weenink.
Vestiging op een nieuwe locatie in een landbouwontwikkelingsgebied (LOG) is lastig. „Het is vaak beter om een bestaande locatie in een LOG of verwevingsgebied te kopen”, zegt Wim Jacobs, makelaar van Agriteam Makelaars. „Kijk ook kritisch naar een bestaande locatie in een LOG. Door een te beperkte afstand tot een burgerwoning, een dorp of vanwege Natura 2000 kan groei van het bedrijf in de toekomst ook in deze gebieden problemen geven.”
Stijging aantal financieringsaanvragen
„In de loop van 2008 is de investeringsdrang onder varkenshouders toegenomen”, constateert Franklin Josten, sectormanager intensieve veehouderij van Rabobank Nederland. „We zien een lichte stijging in het aantal financieringsaanvragen voor uitbreiding van varkensbedrijven.” Ook Wilbert Hilkens van ABN Amro ziet de investeringen toenemen. „De impuls hiervoor is de verbetering van de saldo’s in de varkenshouderij, die tot 2011 redelijk goed zullen blijven”, verwacht Hilkens.
Weenink geeft aan dat er ook altijd een categorie ondernemers is, die gewoon doorpakken, ook in periodes van lagere saldo’s en ondanks de huidige crisis. „Dat zie je ook aan een lichte stijging van de prijzen van varkensrechten”, merkt Weenink op. Josten bevestigt dat: „Er is een groot aantal bedrijven dat stopt, waarbij varkensrechten worden aangeboden. Maar de blijvers in de markt groeien zo fors, dat de vraag naar rechten toch groter blijft dan het aanbod, waardoor de prijs in de benen blijft.”
Josten ziet geen duidelijk patroon tussen investeringen enerzijds en varkenscyclus, rentestand of crisis anderzijds. „Het is wel zo dat de onderhandelingspositie van varkenshouders die nu stallen bouwen gunstiger is, omdat aannemers nu meer moeite hebben om hun orderportefeuilles gevuld te houden”, stelt Josten. „Anticyclisch investeren, is altijd het meest aantrekkelijk. Maar dat kan alleen als bedrijven in het verleden voldoende hebben kunnen reserveren. De uitbreiding is dan vaak gerealiseerd op het moment dat de opbrengstprijzen weer uit het dal zijn geklommen. Dan is het rendement goed op het moment dat ook voldaan moet worden aan de hogere financieringslasten.”
Andere bestemming
„Kleinere varkensbedrijven zijn steeds moeilijker te verkopen”, merkt ook Jacobs, die verwacht dat minimaal de helft van de kleinere bedrijven die stoppen op termijn niet meer als varkensbedrijf te verkopen is. „Een bedrijf met 350 zeugen is voor de toekomst simpelweg te klein. Een aantal stoppers zal de schuren eerst nog verhuren of varkens op contract verzorgen, maar uiteindelijk gaat de agrarische bestemming er af”, voorspelt Jacobs.
Voor sommige stoppers met een onverkoopbaar varkensbedrijf in reconstructiegebieden kan de regeling rood-voor-rood of ruimte-voor-ruimte een goed alternatief bieden. Daarbij worden stallen gesloopt in ruil voor bouwkavels. „In sommige gevallen houden ex-varkenshouders er 100.000 euro of meer aan over”, weet Weenink. „Maar het blijft voor elk individueel bedrijf goed opletten welke voordelen het precies oplevert, hoe hoog de sloopkosten en andere kosten zijn en hoe de regeling fiscaal uitpakt.”
Jacobs merkt ook dat varkenshouders weer meer willen investeren. „De banken zijn echter voorzichtiger in het verstrekken van leningen.” Josten en Hilkens zijn het daar niet mee eens. „Wij verstrekken kredieten op basis van de rentabiliteit van een bedrijf en het vakmanschap van de ondernemer. Dat is door de crisis niet anders geworden”, aldus de bankmannen.
Tekst: Janet Beekman
Beeld: Susan Rexwinkel