Groeiers kiezen voor hogere gezondheid
In 2000 waren er nog ruim 6.000 varkensbedrijven met zeugen. Uit cijfers van het PVE blijkt dat het aantal zeugenbedrijven in acht jaar bijna gehalveerd is tot een aantal van 3.300 in 2009. Daarentegen is de zeugenstapel van 2000 tot 2009 met ruim 20 procent gekrompen tot 1,2 miljoen zeugen. De daling is vooral te wijten aan de periode kort na de eeuwwisseling, de laatste drie jaar is het aantal zeugen in Nederland nagenoeg onveranderd gebleven.
Voor de komende jaren, tot 2013, overweegt een kwart van de varkensbedrijven te stoppen. Dit blijkt uit peilingen van de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV). Ervan uitgaande dat een kwart van de 3.300 zeugenbedrijven stopt, blijven er ongeveer 2.500 zeugenbedrijven in 2013 over.
Subfokkerij is voorloper
De verwachting is dat er ongeveer 1,2 miljoen zeugen in Nederland blijven. In 2013 betekent dit een gemiddelde bedrijfsomvang van 480 zeugen, tegen een huidig bedrijfsgemiddelde van 360 zeugen. De komende jaren zal daarom de schaalvergroting in de vermeerderingstak versneld doorzetten. Dat bedrijven hun zeugenstapel met honderdtallen uitbreiden, zal eerder gebruikelijk dan uitzondering op de regel zijn.
Grootschalige uitbreidingen door de aankoop van opfokgelten betekent vaak een verslechterde adaptatie wegens een te krappe tijdsplanning tot het dekken en ruimtegebrek aan quarantainestallen. Het inpassen van grote aantallen opfokgelten in een zeugenstapel leidt zo tot verhoogde gezondheidsrisico’s.
Daarnaast vergt de aanvoer van grote aantallen jong opfokmateriaal in een kort tijdsbestek, een jarenlange selectie voor een evenwichtige zeugenstapel. Het overnemen van de zeugenstapels van de stoppers zou een alternatief kunnen zijn voor aankoop van grote aantallen opfokgelten. Groeiers blijken echter huiverig voor ziekte-insleep.
Kans op insleep ziekten
GD dierenarts Annemarie Dirkzwager noemt het een keuze tussen de korte of lange termijn. „Een bestaande zeugenstapel overnemen, heeft economische voordelen op de korte termijn. Maar betekent een aanzienlijke kans op insleep van ziekten, waar je nog jaren last van hebt. Aankoop van jong fokmateriaal met een hoger gezondheidsniveau dan de bestaande zeugenpopulatie, betekent een bewuste keuze voor de lange termijn”, stelt Dirkzwager.
„Kenmerkend voor grotere bedrijven is dat ze steeds meer voor de lange termijn gaan. Deze ondernemers zijn bewust met de gezondheidstatus van hun bedrijf bezig. Dat begint al bij het maken van de bouwtekeningen voor de stallen. Zij hebben als doel bij uitbreiding om het aantal ziektekiemen terug te dringen, door dieren aan te voeren met een SPF- of hogere gezondheidstatus. De trend van het gezondheidsdenken heeft zich jaren geleden ingezet bij de subfokkers en de vermeerderingstak volgt nu.”
Desondanks geeft Dirkzwager toe dat het bij uitbreiding met grote aantallen nog belangrijker is om een strikte scheiding (quarantaine) en een goede adaptatie door vaccinatie te verzorgen, zodat de aanpassing van de nieuwe zeugen aan de bedrijfsomstandigheden goed verloopt. Deze zogenoemde adaptatie kan door ruimte en/of tijdsgebrek, maar ook door onvoldoende kennis over de ziektestatus van beide koppels onder druk komen te staan.
Geleidelijke inpassing raadzaam
„De ideale situatie is eigen subopfok op het bedrijf, maar voor veel bedrijven is dit niet realistisch. In het geval van aanvoer van buitenaf, is met twee populaties van een verschillend gezondheidniveau een geleidelijke inpassing raadzaam. De varkenshouder moet de verschillende mogelijkheden van adaptatie tegen elkaar afwegen. Met creativiteit is veel te bereiken. Als beide populaties niet in bescherming voor elkaar worden genomen, ontploft vroeg of laat de bom.”
Bij de overdracht van zeugenstapels tussen varkenshouders heeft Marcel Giesen van Gelre IJsselstreek in het verleden meerdere malen bemiddeld. De accountantmanager van het dealerbedrijf van Hendrix Utd zegt dat de praktijkvoorbeelden van een varkenshouder die de zeugen koopt van een stopper steeds schaarser worden. „Huidige varkensbedrijven zijn vooral bang voor ziekte-insleep.”
GD dierenarts Dirkzwager beaamt dat en legt uit. „Om een goed beeld van de gezondheidstatus van beide zeugenpopulaties te hebben, zullen beide bedrijven over een langere tijd moeten worden gemonitord. Momenteel zijn er ongeveer 20 verschillende ziektekiemen bij varkens bekend, waarvan er 6 tot 12 regelmatig worden bemonsterd. Dit is afhankelijk van het gezondheidstreven per bedrijf. Voor een representatief beeld is per ziektekiem van 20 dieren een bloedmonster gewenst. Eenmalig bij 20 varkens per ziektekiem bloed monitoren, kost tussen de 100 en 150 euro.”
Ziektekiemen inkopen
Wie een bestaande zeugenstapel overneemt, koopt volgens de GD-dierenarts niet alleen hoogproductieve zeugen, maar ook ziektekiemen. „Als een groeier ziektekiem A t/m D heeft en stopper E t/m H, dan heeft de groeier na het overnemen van de zeugenstapel ziektekiem A t/m H.”
Giesen geeft aan dat het overnemen van een bestaande zeugenstapel ten opzichte van de aankoop van opfokgelten vooral profijt geeft op de korte termijn. „Het grootste voordeel is dat je meteen een evenwichtige zeugenstapel hebt met hoogproductieve zeugen. Als varkenshouder kun je meteen aan de slag en de zeugen zijn door de jaren heen geselecteerd en bevinden zich in verschillende leeftijdsgroepen. Dit vereenvoudigt de nieuwe start na een bedrijfsuitbreiding.”
Volgens Giesen zijn er nog meer redenen die er voor zorgen dat uitbreidende varkenshouders niet vaak zeugenstapels van stoppers overnemen. „De taxatiewaarde van een zeugenpopulatie kan een obstakel zijn. Ook hebben groeiers grote aantallen nodig en zijn stoppers meestal klein. Verder leven stoppende varkenshouders toe naar het einde van hun bedrijf. Ze bouwen vaak langzaam af. Veel hangt ook af van de financiële opbrengsten.”
„Bij een lage biggenprijs is het voor de stoppende varkenshouder financieel aantrekkelijker om dragende zeugen te verkopen. Bij een hoge biggenprijs is het voor stoppers interessant om de zeugen te laten werpen en de biggen zelf op te fokken om daarna de zeugen naar de slachterij af te leveren. Al met al verwacht ik dat overdrachten van complete zeugenstapels steeds zeldzamer wordt.”
Best mogelijke optie
De keuze bij uitbreiding tussen opfokgelten en een bestaande zeugenpopulatie was voor varkenshouder Gerwin Winters uit Vethuizen (Gld.) snel gemaakt. „Ik heb mij als doel gesteld om het aantal ziektekiemen terug te dringen door SPF-gelten in te passen in de huidige zeugenstapel met een gangbare gezondheidstatus.”
De vermeerderaar breidt het komende jaar zijn aantal van 500 zeugen naar 900 uit. Om een goede adaptatie mogelijk te maken, heeft Winters in samenspraak met zijn dierenarts, fokkerijadviseur en voervoorlichter een adaptatieschema opgesteld. Dit plan loopt van het bouwplan tot en met entschema toe.
Dierenarts Martijn Steenaert, van De Oosthof Samenwerkende Dierenartsenpraktijken, omschrijft het adaptatieschema om de subpopulaties op een gelijk gezondheidsniveau te krijgen als een keuze uit verschillende kwaden. „De perfecte oplossing bestaat niet. We hebben gekozen voor de best mogelijke optie.”
Nauwkeurig uitgestippeld bouwplan
Begin volgend jaar ontvangt Winters in een tijdsbestek van enkele dagen 340 SPF-opfokgelten, in leeftijd variërend van 21 tot 30 weken. Fokkerijadviseur John Nijhoff van Hypor roemt het nauwe overleg met Winters voor afstemming van de bouwplannen. „Voor de aanvoer van dergelijke grote aantallen, is voor een goede adaptatie, een uitgebreid traject aan voorafgegaan met ondermeer een nauwkeurig uitgestippeld bouwplan.”
Winters bouwt de stallen in eigen beheer. „De bedoeling is dat aan eind van het jaar de dragende zeugenstal gereed is. Vervolgens is de planning om in maart de quarantainestal op te leveren. En de nieuwe kraamstal moet begin mei gereed zijn. De 340 gelten komen in quarantaine in de nieuwe dragende zeugenstal met groepshuisvesting en voerligboxen. Zeker de eerste vier weken na aankomst is er een strikte scheiding tussen de huidige en aangevoerde dieren.”
Om beide populaties op een gelijk weerstandspeil te krijgen is een vaccinatieschema en contactmoment gepland. De bedoeling is dat de nieuwe gelten geen infectie krijgen, maar wel afweerstoffen. Daarvoor is een monitor naast het klinisch beeld van zowel het herkomst- als bestemmingsbedrijf een onmisbare schakel.
Controle et biggenpaspoort
Fokkerijadviseur Nijhoff zegt dat bij de SPF-gelten er een continu bloedonderzoek is op drie ziektekiemen. „De dieren zijn gegarandeerd vrij van APP, PRRS en Mycoplasma.” Varkenshouder Winters monitort door middel van een biggenpaspoort. Dit gebeurt door bloedonderzoek, waarbij vier keer per jaar 10 gespeende biggen van 10 weken oud bemonsterd worden en tweemaal per jaar een groep zeugen.
Dierenarts Steenaert meldt dat uit het bloedonderzoek van Winters steevast dezelfde ziektekiemen naar voor komen. APP, Circo, Mycoplasma, PIA en PRRS (abortus blauw). Het entschema van de zeugen bestaat uit E. coli, griep, PRRS en Parvo + Vlekziekte.
De adaptatieduur bij Winters is vastgesteld op 10 weken. In deze 10 weken krijgt een gelt twaalf entingen, twee antibiotica- en drie ontwormingskuren toegediend. Daarnaast volgt vier weken na aankomst het eerste contact met zeugen uit de bestaande zeugenstapel. Zijn voeradviseur Marc van Uum van mengvoederfabrikant Gunnewick vat het adaptatiedoel als volgt samen. „De bedoeling is dat de bom niet in één keer ontploft, maar wordt teruggebracht tot een gecontroleerd weerstandsniveau van kleine plofjes.”
Snel vaccineren
Bij het samenstellen van het adaptatieschema voor de 340 opfokgelten heeft dierenarts Steenaerts naar eigen zeggen twee principes overboord moeten gooien. „Bij aankomst nooit een enting doen, en een week na vaccineren een volgende enting uitvoeren. In beide situaties heeft het varken een minder goed functionerend afweersysteem. Een nieuwe vaccinatie kan de gezondheid verder aantasten.”
„Maar omdat een deel van de gelten bij aanvoer al bijna dekrijp is, moeten we snel beginnen en de vaccinaties dicht op elkaar uitvoeren.” De dierenarts licht de uitgangspunten bij het bedrijfsspecifieke adaptatieschema toe. „Per behandeling van twee vaccinaties, prikken we er altijd één in de linkerkant en één in de rechterkant van het dier.”
”Tussen de entingen is er minimaal een tijdsperiode van twee weken. Bij aankomst krijgen de gelten een mycoplasmavaccinatie, ontwormingsbehandeling en antibioticakuur van twee weken met Tylan. De antibioticakuur moet het risico op een uitbraak van acute PIA, als gevolg van een verminderde afweer door de transportstress, minimaliseren.”
Contact met levende dieren
„Vervolgens krijgen de dieren tot het dekken tweemaal combinatievaccinaties met Parvo-vlekziekte en PRRS, en Circo en griep. Vier weken na aankomst volgt het eerste contact door jonge gezonde slachtzeugen uit de zeugenstapel te mengen met de gelten. Zonder infectie is er geen ziekte. Door een contactmoment in te voegen kunnen de gelten in de quarantainestal gecontroleerd ziek worden.”
„Ik heb bewust voor contact met levende dieren gekozen omdat daarmee het aanbod van ziektekiemen het meest overeen komt met de situatie na het samenvoegen van de koppels aangevoerde en aanwezige zeugen. De gelten krijgen na het contact met slachtzeugen weer twee weken Tylan toegediend. Zes weken na aankomst volgt de tweede ontwormingskuur.”
„Vanaf aankomst gaat dagelijks een met de gelten meegeleverde zoekbeer de gelten langs om de berigheid te stimuleren en registreren. De planning is om de gelten in de 34e levensweek te dekken. In periode na het dekken krijgen de dieren twee E. coli-entingen en nogmaals een PRRS- en griepvaccinatie. Een week voor het werpen krijgen de gelten een laatste ontwormingsbehandeling.”
Steenaerts stelt dat bij het definitief mengen van de populaties, het gezondheidsniveau gelijk moet zijn. „De eerste weken na aankomst tot het contact met de slachtzeugen zijn het belangrijkst, en staan in het teken van strikte scheiding. Daarna moeten de populaties langzaam hetzelfde gezondheidsniveau krijgen.”
„De bedoeling is om door een blijvende aanvoer van SPF-gelten en continu selecteren van zeugen, langzaam het bedrijf naar een hoger gezondheidsniveau te tillen. Deze aanpak gaat uit van een meerjarenplan, en betaalt zich op de langere termijn uit. Zo blijven we werken aan de continuïteit van het bedrijf.”
Tekst: Ruben van Boekel
Beeld: Susan Rexwinkel