Henk Meerdink: ‘Soms remmen en soms gas geven’
‘Trots op het bedrijf’, dat zijn de woorden die in het hoofd van Henk Meerdink opkomen wanneer hij praat over het familiebedrijf. Het bedrijf is sinds 1600 in de handen van de familie en voorlopig lijkt daar geen eind aan te komen. Henk en Dini hebben drie zoons en een dochter. De drie zoons willen allemaal graag het bedrijf overnemen.
Meerdink gelooft echter niet in drie kapiteins op hetzelfde schip. „Ieder moet zijn eigen verantwoordelijkheden hebben.” Dat is ook een van de redenen dat het van oorsprong gemengde bedrijf, gemengd blijft.
Bedrijven in Duitsland
De 175 melkkoeien en het bijbehorende jongvee zijn de verantwoordelijkheid van zoon Herman en vrouw Dini. De 12.500 vleesvarkens op de thuislocatie zijn de verantwoordelijkheid van zoon Jan. En zoon Wim draagt de zorg voor de 5.500 vleesvarkens die in het Duitse Oeding liggen. „Op de Duitse locatie hebben we inmiddels een vergunning om de locatie gesloten te maken. Dat gaat op korte termijn gebeuren.”
Naast de locatie met vleesvarkens is er ook nog een locatie in het Duitse Hemden met 40 hectare akkerbouw. Meerdink ziet zichzelf als de overkoepelende ondernemer, misschien zelfs wel manager. Al houdt hij niet van die benaming. Naast de overkoepelende taak houdt Meerdink zich bezig met de vleesvarkens op de thuislocatie. De ondernemer vat de taakverdeling als volgt samen. „ Samen de schouders eronder! Gelukkig zijn we allemaal gezond, anders kan je dit niet opbrengen.”
Iedere drie jaar investeren
Toen Meerdink in de jaren zestig op het bedrijf kwam, hadden ze 20 tot 25 melkkoeien, 50 vleesvarkens en 300 kippen. Van de jaren zeventig tot 1990 heeft Meerdink iedere drie jaar geïnvesteerd in nieuwe stallen. „Na 1992 werd het door de zogenoemde interim-wet moeilijker om in de varkenshouderij te groeien, en hebben we met name in het melkvee uitgebreid.”
Toch heeft de veehouder in 1992 een milieuvergunning aangevraagd om de vleesvarkenshouderij uit te breiden. De revisievergunning voor de nieuwbouw en aanpassing van de stallen werd in 1995 verleend. En na een bezwaar in 1998 onherroepelijk verklaard. De vergunning kwam voor Meerdink echter op een ongunstig moment. De Wet Herstructurering Varkenshouderij, de introductie van varkensrechten, slechte prijzen en de mond- en klauwzeer, weerhielden hem ervan om direct te gaan bouwen.
In overleg met de gemeente Aalten heeft Meerdink in 2001 een nieuwe vergunning aangevraagd. Niemand dacht dat het een probleem zou zijn dat de bouw van de varkensstallen nog niet begonnen was. De nieuwe vergunning is namelijk binnen de driejaarstermijn verleend. De Raad van State dacht hier echter anders over. „Op 19 september 2002 trok de Raad van State onze vergunning in, omdat er geen milieueffectrapportage, beter bekend als MER, was opgesteld”, zegt Meerdink.
Hierdoor viel Meerdink terug op de vergunning die hij in 1995 had gekregen. De driejaarstermijn van deze vergunning was inmiddels verstreken, waardoor er niets anders op zat dan een MER te doorlopen en een nieuwe milieuvergunning aan te vragen. Uiteindelijk heeft Meerdink in juli 2006 de vergunning voor nieuwbouw gekregen. Eind 2007 was de stal voor 5.750 vleesvarkens gereed.
Ook bestaand op luchtwasser
Het jaar 2009 staat bol van verbouwingen. Bij de vergunningverlening van de vleesvarkensstal in 2006 is meegenomen dat ook op de bestaande stallen een luchtwasser zou komen. Provincie Gelderland eiste dat deze aanpassingen in 2008 doorgevoerd zouden worden, maar het gemeentelijke bestemmingsplan buitengebied hield dat tegen. Door de ontstane vertraging zijn de stallen pas in december 2009 klaar.
Hiermee is het bedrijf, volgens de ondernemer, het eerste varkensbedrijf, in ieder geval in Gelderland, dat op alle stallen een luchtwasser heeft. „Het ombouwen van bestaande stallen ten behoeve van een luchtwasser is een megaklus”, aldus Meerdink, „Je kan de stal immers niet leeg laten staan.” Meerdink staat wel achter de verplichte aanpassing. Het is volgens de ondernemer goed voor het imago en voor het milieu.
„Een luchtwasser is de beste en goedkoopste oplossing. Je kan het vergelijken met de invoering van de zodebemester in plaats van het breedwerpig uitrijden van mest. Niet alleen het milieu heeft er voordelen van, ook de boer. De mest wordt beter benut.” Andere aanpassingen aan de stal om de emissie terug te dringen zijn volgens Meerdink alleen maar cosmetisch. „De overheid staat een aantal aanpassingen toe, zoals bijvoorbeeld schuine putwanden. Maar kijkt hierbij niet naar het rendement.”
Hekel aan grootgrutters
Vleeskalveren, mestverwerking en windenergie, maken onderdeel uit van de historie van het Aaltense bedrijf. Meerdink is dan ook een pionier in hart en nieren. Ten tijde van de BSE crisis mocht er geen Iers vlees ingevoerd worden. Dumeco is daar destijds op ingesprongen met het Bovian project. Daarbij werden vleeskalveren opgefokt voor supermarktketen Albert Heijn. Ook Meerdink nam deel aan dit project. Hij fokte in Duitsland kalveren op. Na de BSE crisis liet de supermarktketen Dumeco weer keihard vallen.
Om puur en alleen voor de centen terug te keren naar Iers kalfsvlees. Meerdink is nog steeds boos op Albert Heijn. „Ik heb een hekel aan grootgrutters. Albert Heijn is de grootste schurk. Supermarkten persen de boeren uit.” Met de huidige melk- en varkensprijzen maakt Meerdink zich best zorgen. „Het is niet altijd ‘van dik hout zaagt men planken’.”
Pionier in hart en nieren
Van 1980 tot 1998 was er op het bedrijf een biogasinstallatie op basis van alleen varkensmest. „Ik ben er principieel op tegen om eerste klas producten in een biogasinstallatie te gooien.” De biogasinstallatie werkte niet helemaal naar tevredenheid. Sinds 2003 wordt de mest op het bedrijf gehygiëniseerd. Hierdoor mag de mest sinds juli 2008 naar Duitsland geëxporteerd worden.
„Nagenoeg geen enkele kubieke meter van de mest van dit bedrijf is het afgelopen jaar op Nederlandse bodem uitgereden, behalve dan op onze eigen grond.” Meerdink vind dat het bedrijf hiermee heeft bijgedragen aan de verlaging van de mestafzetkosten en hoopt dat zijn collega’s dit waarderen. „We zijn er zelf financieel niet beter van geworden. Het hygiëniseren kost namelijk erg veel energie”, legt Meerdink uit.
Hij ziet dan ook meer in een combinatie van mestvergisting en hygiëniseren. Energie die bij de mestvergisting vrijkomt, kan deels voor het hygiëniseren gebruikt worden. Meerdink’s ideaalplaatje lijkt door een recente uitspraak van de gemeente Aalten dichterbij te zijn gekomen. Een biogasinstallatie die in Aalten gepland stond is door de gemeente afgewezen.
De plannen waren te groot voor een installatie in het landelijk gebied. De gemeente ziet liever een aantal kleinere installaties ontstaan. Drie dagen na deze uitspraak van de gemeente lag er een vergunningaanvraag voor een biogasinstallatie op het bedrijf van Meerdink bij de gemeente. Door een combinatie van verwerkingsmethoden kan er fors op energie bespaard worden.
In de aanvraag die Meerdink nu bij de gemeente heeft neergelegd, vraagt de ondernemer om een principe-uitspraak. „Ik wil niet weer een hoop geld uitgeven voordat ik toestemming krijg.” De ondernemer doelt hiermee op de windmolenkwestie van een aantal jaar geleden. In 1995 heeft Meerdink een vergunning gehad om een windmolen te bouwen. Na zes weken werd deze ingetrokken omdat de gemeente geen solitaire molens meer wilde, alleen clusters.
„De procedures om een windmolen te bouwen hebben me destijds 150.000 gulden gekost.” Meerdink is nog steeds enorm boos. Volgens de ondernemer, zelf raadslid in de gemeente Aalten, praten overheden veel over duurzaam werken, maar maken ze het door alle procedures onmogelijk. „Ondernemers moeten een lange adem hebben”, zegt Meerdink.
Tekst: Joyce Cornelissen
Beeld: Ingrid Zieverink