Veerman: ‘Vooruitgang gaat altijd gepaard met verlies’
‘Een man die de taal van het boerenvolk snapt en spreekt’. Het was een veel gehoorde lofkreet over het ministerschap van Cees Veerman. Anno 2009 is Veerman niet meer actief als akkerbouwer, hij heeft inmiddels zijn bedrijven overgedragen aan zijn drie zoons. Vandaag de dag is hij vooral bestuurlijk actief en bekleedt tal van nevenfuncties binnen en buiten de landbouw.
De oud-politicus wordt vooral omschreven als een ondernemer die van aanpakken houdt. „Voor mij is ondernemerschap voortdurend kijken wat de nieuwe mogelijkheden zijn. En mogelijkheden betekenen niet automatisch kansen. Ondernemers kenmerken zich doordat ze continu op zoek zijn hoe het nog beter en slimmer kan. Het is een voortdurend proces van inventief zijn.”
„Juist daar heeft de varkenshouderij behoefte aan, want de komende jaren staan in het teken van een harde selectie. Het is meegaan òf afvallen. Er is geen plaats meer voor het emotionele aspect. Vooral de jongere ondernemers, dat merk ik ook bij mijn zoons, beheersen veel beter dat rationele denken.”
Beste resultaten van de wereld
Cees Veerman roemt de Nederlandse varkenshouderij. „We behalen de beste technische resultaten van de wereld. En ik verwacht dat die alleen maar blijven groeien. Maar dat houdt wel in dat de varkens steeds meer Formule 1 wagens zijn die minder tegen een stootje kunnen.\"
Is een verdere groei van de technische resultaten wel maatschappelijk wenselijk? „Als de consument kiest voor het goedkoopste vlees, dan moet de varkenshouder het goedkoopste vlees produceren. Dat is het gevolg van de dwang van het systeem waarin we zitten en waarvoor we gekozen hebben met z’n allen. Maar dan moet de burger niet de varkenshouder de schuld geven van het huidige productiesysteem.”
De oud-bewindsman verwacht een verdere schaalvergroting om efficiënter te produceren. Maar wat moet de varkenshouder doen met de negatieve geluiden uit de maatschappij en organisaties als Wakker Dier en Varkens in Nood over schaalvergroting? „De varkenshouder moet zeker tot een bepaalde hoogte luisteren naar deze geluiden. Maar de sector moet ook een grens stellen, en als die bereikt is durven zeggen: ‘tot hier en niet verder’. Jullie als consumenten hebben de keus, wij als varkenshouders passen ons aan zoals de markt wil.”
Bedrijven op agrocomplex
Vanwege de steeds efficiëntere productie typeert Veerman de huidige intensieve varkenshouderij als een industrieel proces. „Het blijven inderdaad dieren, maar alles gebeurt in een nauwkeurig gestuurd proces. Van inseminatie tot het werpen, en van voergift tot en met klimaatbeheersing.” Daarom vindt hij ook dat de intensieve veehouderij op het industrieterrein thuishoort en niet in het landelijke gebied.
„Megastallen zijn slecht voor het imago van de sector en ontsieren het platteland. Het is nu een beetje aanmodderen met alle problematiek rond de megastallen. De concentratie van intensieve veehouderij op het platteland is nooit de bedoeling geweest van de Reconstructiewet in Zuid- en Oost-Nederland. Ik ben voorstander van speciale locaties met zowel horizontale als verticale bedrijfsintegratie in de keten.”
„Richt buiten het platteland een gezamenlijk agrocomplex op met verschillende bedrijven uit de gehele varkensvleesketen. Dit maakt een efficiëntere productie mogelijk met minder transportbewegingen. Dat is beter voor de portemonnee, het milieu, het dier en betekent een aanzienlijk kleinere kans op ziekteverspreiding. Denk verder aan een efficiëntere productie door middel van gezamenlijke mestverwerking en energiebesparing.”
Oneerlijke concurrentie
Volgens Veerman onderscheidt de toekomstige varkenshouder zich als iemand die voortdurend scherp manoeuvreert binnen de wettelijke kaders. „Natuurlijk hebben varkenshouders gelijk dat er met naderende Varkensbesluit in 2013 sprake is van oneerlijke concurrentie in Europa. Maar ze moeten niet te veel als biggen gillen maar juist vooruit willen. De overheid moet dan wel een duidelijk standpunt innemen richting de varkenshouder. Nu hinkt het beleid nog te vaak op twee gedachtes.”
„Wees duidelijk als overheid en neem als het moet rigoureuze maatregelen. Dan weet iedereen waar hij aan toe is. Alleen moet de overheid niet het doel en middel met elkaar verwarren. De Nitraatrichtlijn is een hier een goed voorbeeld van. Deze wet schrijft het doel (beperken nitraatuitspoeling) en het middel (de manier om de normen te realiseren) aan de boer voor. Daarom moet de agrarische sector altijd strijdbaar zijn richting de opgelegde middelen door de overheid. De overheid bepaalt het doel, de boer het middel.”
Over de aangescherpte wet- en regelgeving tot 2013 is zijn advies aan de varkenssector om zich diplomatieker op te stellen. „De instelling moet zijn, we accepteren het aangescherpte Varkensbesluit, maar de fasering tot 2013 is onrealistisch. Daarover moet de sector dan in discussie gaan met de overheid.\" Pig Business heeft onlangs gemeld dat de investering per gemiddeld varkensbedrijf een half miljoen euro bedraagt om aan de eisen van 2013 te kunnen voldoen.
Toch vindt Veerman dat er geen sprake is van een slechtere concurrentiepositie van de Nederlandse varkenshouderij door een hogere kostprijs als gevolg van de eisen. „Varkenshouders kunnen profiteren van het First-mover advantage, dus het voordeel van de eerste die ergens aan begint. Zoiets betekent namelijk een versteviging van de concurrentiepositie. Breng dan wel duidelijk de boodschap over: wij nemen als sector deze aanvullende maatregelen voor een beter welzijn van het varken.”
Onmisbare schakels
De huidige margeverdeling en de machtsverhoudingen in de varkensvleesketen zijn volgens Veerman volstrekt logisch. „Denk je dat een slachterij of supermarkt gaat vechten om de varkens van één varkenshouder? Elk bedrijf probeert gewoon het beste uit de onderhandelingen te halen. Dat doet iedereen ook bij zijn salarisonderhandelingen. Bij boeren in het algemeen zijn er te veel negatieve geluiden richting de grootmachten in de keten. Dat zijn namelijk wel onmisbare schakels in de varkensvleesketen.”
„De concurrentie leeft bij giganten als Vion en Albert Heijn. Zonder de fusies van de slachterijen in de afgelopen 15 jaar was de hedendaagse varkenshouderij ten dode opgeschreven. Vion is de trendsetter en bepaalt de opbrengstprijzen in de sector. Ook moet de boer niet de supermarkt als de vijand zien, maar als vriend. Bij het bereiken van de consument is de supermarkt een onmisbare schakel.”
Veerman ziet veel heil in bundeling van de krachten in de communicatie naar de buitenwereld. „De varkenshouder zou samen met de slachterij en de supermarkt de consument juist moeten informeren over varkensvlees. Dan wordt veel meer bereikt dan met het huidige gesteggel.”
Is het gesteggel ook niet te wijten aan het bestaan van twee belangenorganisaties (LTO en NVV) in de sector? „Dat is niet goed voor een eenduidig standpunt vanuit de sector. En uit hun standpunten blijkt dat ze steeds verder uit elkaar groeien. Bovendien komt het bestaansrecht van LTO en NVV steeds meer onder druk komt te staan in een slinkende sector. Daarbij verwacht ik dat varkenshouders zelf ook steeds minder belang hechten aan belangenpartijen. De varkensbedrijven zijn steeds groter. Het worden robuustere ondernemers die zelf hun zaakjes wel regelen en hun eigen zegje kunnen doen.”
Goedkoopste vlees
De oud-minister voorziet dat de consument de komende jaren meer zal moeten uitgeven aan zaken als voeding en energie. „We hebben de afgelopen jaren te veel ten koste van de natuur en milieu geleefd. Maar toch verwacht ik dat de hoofdstroom varkensvlees uit de intensieve veehouderij afkomstig blijft. Ondanks alle acties en reclames blijven de meeste consumenten gewoon het goedkoopste vlees nemen.”
De biologische varkenssector zal volgens Veerman daarom klein blijven. „Biologisch is een hele dynamische sector die gestaag blijft groeien. De gangbare varkenshouder blijft echter doorgroeien en levert steeds meer aan de mondiale markt. Ik verwacht dat de komende jaren de vraag naar varkensvlees op die wereldmarkt snel stijgt. Een continent als Azië heeft door de groeiende welvaart en het hoge bevolkingsaantal een enorme potentiële vraag aan dierlijke eiwitten. Nederlandse varkenshouders zullen dus moeten kiezen tussen produceren voor de wereldmarkt òf voor een nichemarkt.”
„De varkenshouders die zich richten op dat laatste, moeten denken aan producten die zich onderscheiden door varkensras, huisvesting, streek en productbewerkingen. Er zullen veel van die nichemarkten zijn, maar het blijven relatief kleine markten. De hoofdstroom blijft varkensvlees dat zo efficiënt mogelijk is geproduceerd. Elke individuele varkenshouder bepaalt zijn koers voor de komende jaren. Maar onthoudt de gouden regel: vooruitgang gaat altijd gepaard met verlies.”
Veel nevenfuncties
Cees Pieter Veerman is geboren op 8 maart 1949 in het Zuid-Hollandse Nieuw-Beijerland. Als zoon van een akkerbouwer groeide hij op in de Hoeksche Waard. Na het behalen van zijn HBS-B diploma studeerde hij aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Landbouwuniversiteit in Wageningen. Zijn loopbaan kenmerkt zich door eerst als leraar en later als bijzonder hoogleraar actief te zijn bij verschillende Nederlandse universiteiten.
De politieke carrière van Veerman begint in 1973 als gemeenteraadslid van Nieuw-Beijerland gevolgd door Korendijk. Cees Veerman is vanaf 2002 tot en met 2007 minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in het Kabinet-Balkenende I, II en II. Op zijn advies kiest het CDA voorzichtig voor duurzame landbouw. Meest opmerkelijke gebeurtenis tijdens zijn kabinetsperiode was de vogelpestuitbraak in 2003.
Veerman heeft zijn ouderlijk akkerbouwbedrijf in de Hoeksche Waard en de bedrijven in de Franse Dordogne overgedragen aan zijn drie zoons. Momenteel is hij onder meer voorzitter van de Deltacommissie, Natuurmonumenten en van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA. Daarnaast is de oud-politicus lid van de Raad van Commissarissen van de Rabobank en het zaadbedrijf Barenburg.
Tenslotte is hij nog actief als bijzonder hoogleraar bij de universiteiten in Tilburg en Wageningen. Cees Veerman wordt als kandidaat-opvolger van de Eurocommissaris Mariann Fischer Boel genoemd. De termijn van de Deense landbouwcommissaris loopt 31 oktober af.
‘Eén belangorganisatie in de sector’
Voorzitter vakgroep LTO varkenshouderij Annechien Ten Have is een fel tegenstander van varkensbedrijven op het industrieterrein. „Zowel varkenshouder als dier horen niet thuis op een bedrijventerrein. Wel zie ik een agrocomplex met horizontale integratie tot de mogelijkheden, zoals in Limburg een initiatief is om varkens en pluimvee op één locatie te vestigen. Maar de bijbehorende slachterijen zullen te klein zijn, waardoor ze niet efficiënt genoeg produceren.”
„De gehele Nederlandse varkensvleesketen staat of valt bij een voldoende concurrerende kostprijs. En met het komende Varkensbesluit in 2013 komt dit in de primaire sector onder druk staan. Produceren wij onderscheidend qua dierenwelzijn, dan moet de markt daarvoor een meerprijs betalen. Als sector zijn wij gebaat bij een grote partij als Vion.”
„Deze marktpartij is de prijstrendsetter en stabiele factor in de markt. Deze marktpartij is de prijstrendsetter en stabiele factor in de markt en ook andere slachterijen profiteren van de stabiele omgeving. En ik ben het inderdaad met Cees Veerman eens dat voor varkenshouders de supermarkt de poort tot de consument is. Maar supermarkten vechten elkaar dood door te focussen op prijs en dit gaat ten koste van de onderliggende schakels in de keten.”
„Daarom moet niet alleen de varkenshouder, maar ook de supermarkt zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Er zijn maar weinig supermarkten en veel boeren, wat de onderhandelingpositie verslechterd. Als LTO proberen wij de belangen van grote groep ondernemers te vertegenwoordigen. Juist een gezamenlijke stem is sterker dan de individuele stem.”
„En ik verwacht dat daar ook behoefte bij de groter wordende varkenshouder aan blijft. Varkenshouders bepalen zelf of LTO en NVV blijven bestaan. Maar met een verwachte halvering van het aantal varkensbedrijven binnen 10 jaar is één belangenorganisatie voor de sector het beste.”
‘Dynamiek van elke schakel’
NVV-voorzitter Wyno Zwanenburg is geen voorstander van gebieden met concentraties aan varkensbedrijven of vestiging op industrieterrein. „Wij als NVV zijn destijds ook tegenstander geweest van de Reconstructiewet. Het betekent een verslechterde integratie van varkenshouders in het buitengebied en een verhoogde ziekte-infectiedruk als gevolg van een hoge concentratie aan bedrijven. Ook verticale ketenintegratie zie ik niet zitten.”
„Als grote varkenshouder ben je een kleine slachter. Je bent niet concurrerend. De kracht van elke schakel in de keten is de dynamiek en flexibiliteit. Ik verwacht daarom zelfs nog verdere specialisatie binnen de primaire varkenshouderij. Voor de sector betekent het Varkensbesluit een verhoogde kostprijs en daardoor een verslechterde concurrentiepositie.”
„Op de korte termijn is er geen continuïteit. En ik snap dat wij als varkenshouder in een glazen huis bivakkeren, maar zowel het Varkensbesluit als de fasering is onrealistisch. Waar Nederlandse supermarkten en inkopers wereldwijd varkensvlees inkopen, moeten wij als ketenpartij aan nationale eisen voldoen. Wat is dan voor de Nederlandse consument de meerwaarde? In tegenstelling tot Cees Veerman vind ik de machtpositie van supermarkten bedreigend.”
„Ik snap en respecteer de onderhandelingmethode van de supermarkten, want ik zou hetzelfde doen. Maar de fusies van supermarktketens vind ik een zorgelijke ontwikkeling. Door minder maar grotere partijen, maken supermarkten zich steeds meer schuldig aan machtsmisbruik en kartelvorming. Alleen kan dit niet bewijzen. En daarom moet een NVV hier kritisch over blijven. Wij moeten zo van toegevoegde waarde zijn voor onze leden, is dit niet het geval dan stoppen we. Het bestaansrecht van de NVV in gebaseerd op de leden.”
Tekst: Ruben van Boekel
Beeld: Agrio archief