‘Mycotoxinen kun je nooit uitsluiten’
Mycotoxinen zijn stofwisselingsproducten, die door schimmels in granen op het veld worden geproduceerd. Als het tijdens de bloei van granen veel regent, neemt de besmettingsdruk van Fusariumschimmels snel toe met meer mycotoxinen in de granen als gevolg. Via besmet graan kunnen de gifstoffen in het veevoer terecht komen, ook ontstaan mycotoxinen bij warme en vochtige omstandigheden in de opslag van granen.
In de veehouderij zijn varkens het meest gevoelig voor vergiftiging met mycotoxinen. „De toxinen Deoxynivalenol (DON) en Zearalenon (ZEA), geproduceerd door Fusariumschimmels, veroorzaken bij varkens de meeste problemen”, vertelt Benoît Thys van het Belgische bedrijf Agrimex, producent en leverancier van toevoegmiddelen voor diervoeding. In de praktijk is mycotoxinenvergiftiging te herkennen aan vruchtbaarheidsproblemen, lagere voeropnamen, groeiachterstand en verminderde weerstand.
„De technische resultaten van vleesvarkens nemen al af vanaf 0,25 mg DON per kilo voer. Zeugen zijn zeer gevoelig voor ZEA, vanaf 0,08 mg ZEA per kilo voer kunnen klinische verschijnselen als meer verwerpers, zwellingen van vulva en tepels en een hogere biggenuitval voorkomen.”
Let ook op stro
In 2006 zijn Europese adviesnormen vastgesteld voor maximaal toelaatbare niveaus van mycotoxinen in veevoer. „Daardoor zien we de laatste jaren minder gevallen van acute, zeer ernstige vergiftiging”, weet Thys. „De normen sluiten echter niet uit dat varkens chronisch worden blootgesteld aan lagere concentraties mycotoxinen. Ook dat kan leiden tot vruchtbaarheidsproblemen, verminderde groei en lagere weerstand.”
De mengvoerindustrie heeft geen invloed op de mycotoxinenbesmetting door aangekocht stro of granen die door varkenshouders zelf worden geteeld. „Soms bevat het stro drie keer meer mycotoxinen dan de korrels van hetzelfde gewas. Bij gezondheidsproblemen met varkens is het aan te bevelen om ook het gebruikte stro te testen op mycotoxinenniveau’s.”
„Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld maïs, gerst of tarwe, dat is geteeld op eigen grond, zeker in een relatief nat seizoen.” DON en ZEA zijn niet de enige mycotoxinen, die schade kunnen veroorzaken. „Er zijn meer dan 300 soorten bekend, maar waarschijnlijk bestaan er nog veel meer schadelijke mycotoxinen die we niet kennen en dus ook niet kunnen meten. Als je één mycotoxine aantreft in te hoge concentraties, is het eigenlijk al zeker dat er nog andere mycotoxinen aanwezig zijn.”
„We weten ook dat bepaalde toxinen elkaars negatieve uitwerking op gezondheid versterken”, legt Thys uit. „Een mycotoxinenvergiftiging kun je dus nooit helemaal uitsluiten, zelfs niet bij goede teeltmaatregelen en bewaaromstandigheden.” Mengvoerfabrikanten of varkenshouders kunnen voor extra veiligheid een mycotoxinenbinder toevoegen aan het varkensvoer.
Multi-component binders
Benoît Thys somt enkele voorwaarden op voor een effectieve mycotoxinenbinder: „De binder moet de mycotoxinen binden vanaf het begin van het maag-darmkanaal en eenmaal gebonden moet het product de gifstoffen vasthouden. Daardoor kunnen ze niet meer door het dier worden geabsorbeerd en verdwijnen ze via de mest.”
„Ook moet een lage dosering volstaan om voerverdunning te voorkomen en mag de binder geen negatief effect hebben op het aanbod van voedingsstoffen. De binder mag dus geen vitaminen en mineralen vastleggen.” Om het scala aan verschillende mycotoxinen, die veelal gelijktijdig voorkomen in het voer, effectief te binden of af te breken, zijn volgens Thys meer componenten in één binder nodig.
„Kleimineralen zijn bijvoorbeeld vooral effectief tegen aflatoxinen en gistcelwanden voor de aanpak van DON en ZEA.” Recentelijk heeft de EU aangekondigd om mycotoxinenbinders op te nemen als een nieuwe functionele groep in de veevoederwetgeving. Tegen die tijd zullen deze producten officieel worden geregistreerd en zijn varkenshouders als directe afnemer van mycotoxinenbinders verzekerd van een bewezen werkzaamheid.
Tekst: Janet Beekman
Beeld: Susan Rexwinkel