Samenwerking met Chinees noodzakelijk
In april 2007 heeft het Nederlandse ministerie van Landbouw een overeenkomst gesloten met het Chinese ministerie van Landbouw om samenwerking tussen de twee landen te stimuleren. Daarvoor is het Sino Dutch Agricultural Innovation and Promotion Centre (SDAIPC) opgericht. Ina Enting is sinds 2008 voor Wageningen UR Livestock Research, de voormalige Animal Sciences Group, in China gestationeerd. Ze legt uit: „Het SDAIPC is een soort van kapstok voor bedrijven die samenwerking zoeken.”
Wageningen UR is onderdeel van die kapstok, met als Chinese tegenhanger het CAAS. De samenwerking tussen beiden schuilt in het uitwisselen van (promotie)onderzoekers, de uitwisseling van kennis en het opzetten van innovatieve projecten voor de landbouw. „We mogen trots zijn op de kennis die we in Nederland hebben. Daarmee kunnen we Chinezen wegvagen. Chinezen weten veel van één ding, maar integraal denken en samenwerken kunnen ze niet”, aldus Enting.
Buitenlandse kennis met eigen sausje
In China bestaat een grote behoefte aan kennis op het gebied van hoogwaardige voedselproductie, voedselveiligheid en ondernemerschap. Toch is het moeilijk om de kennis die in Nederland is opgedaan in China te vermarkten. „De Chinees is niet gewend te betalen voor kennis. Ze willen het zelf doen. Ze hebben een copy-paste gedrag.”
Veel bedrijven nemen een deel van een advies over en schenken daar hun eigen sausje over. Op zich is hier niks mis mee. Maar in veel gevallen is het net een verkeerd sausje. Enting geeft als voorbeeld een melkveehouderij die met input van Canadese kennis is opgezet. „De kennis hebben ze opgenomen, maar de Canadese materialen vonden ze te duur.”
„In plaats van gegalvaniseerde hokinrichting te gebruiken, hebben ze ijzeren buizen zilverkleurig geverfd. Dat ziet er dan toch hetzelfde uit? Maar binnen een paar jaar is het volledig verroest. Als vervolgens blijkt dat het niet functioneert, krijgt het Canadese bedrijf op z’n donder.”
Het moet allemaal groot
Voor Nederlandse veehouders liggen er kansen in het Aziatische land. Ondernemers moeten dan vooral denken aan samenwerking met een Chinese veehouder of investeren in een Chinees bedrijf. Als Nederlander een bedrijf opstarten in China geeft meer problemen, omdat je daar als buitenlander geen grond mag kopen. Volgens Enting is het noodzakelijk om samenwerking met een Chinees te zoeken.
„De Chinese cultuur verschilt veel van de Nederlandse. Een voorbeeldje. Bij een zakendiner zit de voorzitter of topman van het bedrijf aan het hoofd van de tafel met het gezicht naar de deur. Als jij op die plaats zou gaan zitten, komt dat niet goed over”, legt Enting uit,„Je hebt iemand nodig die je ogen en oren is.” De manier van zaken doen, verschilt ook wezenlijk met die in Nederland. „Je kan al drie of vier keer een gesprek met iemand hebben gehad, en nog niet verder zijn. Er gaat veel meer tijd in zitten.”
In China wordt groot gedacht, maar dat moet ook wel. De context waarbinnen bedrijven werken, verschilt enorm van Nederland. In China groeit de bevolking ieder jaar met 18 miljoen mensen. De stad Beijing heeft 17 miljoen inwoners. Dan kan je niet aankomen met een varkenshouderij met 300 zeugen. Bij Chinese bedrijven is de spreiding in dieraantallen enorm groot. Zo’n tachtig procent van de bedrijven is back-yard farming waarbij in de tuin vijf tot tien koeien of varkens gehouden worden. Een kleine groep boeren houdt tot 3.000 varkens en ongeveer 5 tot 10 procent van de bedrijven heeft meer dan 3.000 dieren.
Kijken naar technische resultaten
Een aantal van de grootste bedrijven zijn volgens westers of Amerikaans model opgezet. Het Amerikaanse model bevalt Enting niet. Daarbij draait het alleen om return of investment. In Nederland wordt meer gekeken naar de technische resultaten en efficiëntie.
„Nederland heeft een enorm hoge standaard. Ons uitgangspunt is om op een fatsoenlijke manier dieren te houden met behoud van productie, en daar een boterham mee te verdienen.” Volgens Enting kun je als varken maar beter in Nederland leven.
Ondernemer is geen boer
Er wordt in China niet voldoende soja geproduceerd om in de behoefte van de varkenshouderij te voorzien. Om dit probleem op te lossen, produceert China ook in andere delen van de wereld soja. Zo houden de Chinezen de productie in eigen hand en zijn ze niet afhankelijk van de wereldmarktprijs.
De varkensvleesconsumptie in China stijgt. Het land is bijna zelfvoorzienend, maar om dit vast te houden zullen er meer varkens geproduceerd moeten worden. Volgens Enting moet de varkenshouderij dan efficiënter worden. „Het merendeel van de bedrijven speent minder dan 20 biggen per zeug per jaar, soms zelfs maar 15. Er zijn bedrijven met westerse technologie en begeleiding die 22 tot 24 biggen per zeug per jaar kunnen halen.
De voederconversie ligt ergens boven de 3 of 4. Er wordt dus veel voer verspild. „Als je de Chinees wijst op zijn sociale verantwoordelijkheid, en aangeeft dat een uitbreiding van het aantal dieren de krapte op de soja markt versterkt, dan wil hij wel efficiënter gaan werken”, aldus Enting.
Probleem met vierkantverwaarding
De Chinezen hebben met varkens hetzelfde probleem als Nederlanders: de vierkantsverwaarding. Het accent ligt alleen op een ander onderdeel van het varken. „Waar wij poten en oren overhouden, weten Chinezen niet wat ze aan moeten met de varkenshaas. Een chinees houdt van vetvlees, niet van mager. Vandaar dat varkenshaas ook niet erg in trek is.”
De meeste grote ‘boeren’ in China zijn ondernemers die toevallig dieren houden. Enting heeft twee voorbeelden van ondernemers die investeren in de veehouderij. „Eén van de grotere internetbedrijven in China, NetEase (NASDAQ genoteerd), heeft in februari 2009 aangekondigd om de varkenshouderij in te gaan. Ze starten met een bedrijf van 1.000 zeugen gesloten.
Omdat ze nul-komma-nul verstand van varkens hebben, laten ze zich nu breed informeren door internationale bedrijven. Als het eerste bedrijf succesvol is, wordt de copy-paste strategie toegepast en volgen er meerdere bedrijven.” Naast dit voorbeeld in de varkenshouderij kent Enting ook een voorbeeld in de melkveehouderij.
„De ondernemers van een van de grootste melkveebedrijven van China hadden voor de start van hun bedrijf geen idee wat melkveehouderij inhield. Ze hadden bij wijze van spreken nog nooit een koe gezien. Na verloop van tijd begrepen ze dat je een koe twee maal daags moet melken en dat als je voer in een koe stopt er ook mest uit komt en dat je dat ergens moet laten.” Enting vindt het opvallend dat deze ondernemer zo openlijk zijn missers toe durfde te geven. „Een Chinees zegt nooit dat hij iets niet kan”
China
Met een bevolking van 1.338.612.968 inwoners is China qua inwonertal het grootste land (voor India), en met een oppervlakte van 9.596.961 vierkante kilometer is het land vierde qua oppervlakte (na Rusland, Canada en de Verenigde Staten).
China heeft een divers klimaat, uiteenlopend van warm gematigde klimaten, zoals het Chinaklimaat in het zuiden tot specifieke gebergte- en woestijnklimaten in het westen en noorden. In het algemeen is het er nat in de zomer en droog in de winter. Het noorden van China is doorgaans droger dan het midden en het zuiden van het land.
Tekst: Joyce Cornelissen
Beeld: Ellen Meinen