Deense sector kampt met dezelfde dilemma’s
Illustratief zijn de woorden van Martin Andersson van het Deense varkensonderzoekcentrum Danish Agriculture & Food Council. „Hopelijk kunnen we de linkse jongens nog vijf jaar stilhouden om in de tussentijd kraamhokken voor loslopende zeugen verder te ontwikkelen.” Andersson duidt op de volgende maatschappelijke kwestie aan die de Deense varkenshouderij te wachten staat.
Ook in Denemarken is een spanningsboog waarneembaar. Enerzijds is er het streven naar een steeds efficiëntere productie. En anderzijds de politieke en maatschappelijke wenselijkheid van varkenshouderij. De financiële malaise die de varkenshouderij extra hard raakt, komt daar nog eens bovenop.
Energiebesparing centraal
Op de beurs kwamen dier- en milieuvriendelijkere toepassingen in verschillende nieuwe technologieën tot uiting. Afleidingsmateriaal was er in alle vormen en maten. Maar vooral qua stalinrichting bij dragende zeugen was er volop keus. Van voerligboxen tot vloervoedering. Momenteel voldoet driekwart van de Deense zeugenhouders aan de Europese wet- en regelgeving voor groepshuisvesting.
Vooroplopend op de ontwikkeling van ‘losse kraamhokken’ toonden diverse fabrikanten al verschillende types. De zeug heeft in het losse kraamhok een vrije bewegingsruimte. Het principe van het losse kraamhok is dat na het spenen de biggen tot opleg van vleesvarken in hetzelfde hok verblijven. Vengsytem won de innovatieprijs met een sensorgestuurde overkapping voor gespeende biggen.
Door middel van computergestuurde warmtelampen en automatisch verstelbare overkapping bewaakt een sensor per hok continu de streeftemperatuur. Bij het systeem zijn deltabuizen- en vloerverwarming overbodig. Het Deense bedrijf pretendeert hiermee 90 procent van de gangbare verwarmingskosten uit te sparen.
Een andere noviteit op het gebied van milieu was de ventilator van klimaatspecialist Skov met een energiebesparing tot 40 procent. Het aerodynamische vleugelontwerp is minder windgevoelig en daardoor energiezuiniger dan frequentiegeregelde ventilatoren.
Lege slachthaken
Naast een streven naar een dier- en milieuvriendelijke varkenshouderij, blijft de focus op verdere efficiencyverbetering. Vooral de technische resultaten moeten hier voor zorgen. De Deense sector streeft over 10 jaar om 35 biggen per zeug per jaar te spenen. Bij de vleesvarkens (30-110 kilogram) is het doel een gemiddelde groei van 1.050 gram per dag met een voederconversie van 2,5.
Vergelijkbaar met Nederland spenen de Denen momenteel rond 26,5 biggen per zeug per jaar. De gemiddelde groei van vleesvarkens (30-106 kilogram) bedraagt 879 gram met een voederconversie van 2,69. Nederland blijft hier met 778 gram groei en een voederconversie van 3,01 bij de vleesvarkens (25-110 kilogram) ver achter. Desondanks staat de binnenlandse productie en verwerking van vleesvarkens in Denemarken ter discussie.
Het hoge arbeidsloon zorgt voor een groeiende export van levende vleesvarkens naar met name Duitsland. De grootste Deense slachterij, Danish Crown, kan qua kostprijs niet concurreren met haar zuiderburen. Het gevolg is een toenemend aantal lege slachthaken bij de slachtcoöperatie.
Grondgebonden productie
Naast een groeiende export van levende vleesvarkens is de uitvoer van biggen in drie jaar bijna verdubbeld. In 2008 zijn 5,3 miljoen dieren uitgevoerd. De voorspelling voor 2009 is 6,8 miljoen biggen. Gevolg is dat verschillende vleesvarkensstallen leeg staan. Voor varkenshouders is het vanwege de verplichte grondgebonden productie niet interessant om vleesvarkens te houden. Per hectare grond mag de varkenshouder een maximaal aantal van 1,4 diereenheden houden.
Door de schaalvergroting in de veehouderij is de grondprijs in Denemarken van 2002 tot 2008 met 150 procent gestegen. Sinds twee jaar is de grondprijs als gevolg van de economische crisis dramatisch gedaald. Waar de gemiddelde grondprijs begin 2008 nog 35.000 euro bedroeg, is de waarde inmiddels met minstens een kwart gedaald. Door de schaalvergroting zijn diverse leningen op de hoge grondprijs afgesloten.
In samenhang met de lage opbrengstprijzen worden nieuwe investeringen vaak uitgesteld. Volgens onderzoeker Andersson zijn de komende jaren cruciaal voor de Deense varkenshouderij. „De varkenshouder heeft de keuze uit vier strategieën. De eerste twee zijn focussen op biggen- of vleesvarkensproductie. De derde optie is een dier- en milieuvriendelijke productie, en de laatste is stoppen. Varkenshouders die voor één van de eerste drie opties kiezen, moeten in het web van wetten en regels een uitdaging zien om varkens te produceren.”
Onmisbaar leunend op export
De Deense primaire sector telt 5.500 varkensbedrijven (Nederland 8.200). In totaal zijn er 3.500 vermeerderingsbedrijven met een gemiddelde bedrijfsomvang van 323 zeugen en 6.200 vleesvarkensbedrijven met gemiddeld 850 vleesvarkens. De jaarlijkse productie bedraagt 27,4 miljoen varkens. Hiervan exporteren de Scandinaviërs 8,4 miljoen dieren als levende have en 19 miljoen wordt in het binnenland geslacht. Met een exportaandeel van 90 procent leunt de sector zwaar op de buitenlandse afzet.
Tekst: Ruben van Boekel
Beeld: Ruben van Boekel