Varkenshouder verkiest thuis boven varkens
Wellicht dat dit nog op gang moet komen. „Zolang je geschoren wordt moet je stil zitten”, volgens Frits Bennink van Interfarms zou dit spreekwoord wel eens op de varkenshouders kunnen slaan. „We zien wel dat de emigratie na een stil begin van 2009 weer een beetje op gang komt, maar de agrarische sector lijkt wel gedemotiveerd.”
Over het algemeen lijken varkenshouders niet zo veel trek te hebben hun bedrijf in het buitenland voort te zetten. De afgelopen tien jaar heft Jacobs vijf varkenshouders op weg geholpen naar Canada. Als Bennink alle emigraties in de agrarische sector schat denkt hij aan zo’n 20 gezinnen. Volgens Bennink zijn varkenshouders in tegenstelling tot melkveehouders veel minder mobiel. Dit zou, volgens de emigratiebegeleider, wel eens kunnen komen doordat varkenshouder veel meer ondernemers zijn.
Andere economische activiteit
„Varkens houden is een economische activiteit. Als het ze niet lukt om het bedrijf in Nederland voort te zetten, zoeken ze hun heil niet in het buitenland, maar zoeken ze een andere economische activiteit.” Melkveehouders daarentegen zijn veel meer vergroeit met hun koeien. „Zij zijn vaak in hart en nieren koeienboer en willen niets anders doen. Als dat in Nederland onmogelijk is zoeken ze het geluk over de landsgrenzen.”
Varkenshouders die hun heil in het buitenland zoeken vinden vaak een locatie buiten Nederlandse makelaars en emigratiebegeleiders om. In het verleden kwamen Canadese makelaars naar Nederland op zoek naar varkenshouders die in de Canadese varkenshouderij willen investeren. „Ze hebben daar voldoende graan, maar door het graan aan varkens te voeren kunnen ze er een toegevoegde waarde aan geven”, zegt Bennink.
Naast buitenlandse makelaars die de Nederlandse varkenshouders proberen te werven zijn er ook adviseurs van bijvoorbeeld voerleveranciers, die ook de weg weten in Duitsland en Oost-Europa. In veel gevallen begeleiden de Nederlandse makelaars maar een stukje van het emigratietraject en gaat het er om, mensen met de juiste bedrijven in het land van bestemming in contact te brengen. Deze bedrijven kunnen de emigrerende varkenshouder beter helpen. Wim Jacobs emigratiebegeleider bij Agriteam makelaars geeft aan dat zij ondernemers alleen willen helpen in die landen waar zij een uitgebreid goed netwerk hebben staan.
Wegvallende export
Veel van de emigrerende varkenshouders hebben hun kamp in Canada opgeslagen. Tot een jaar geleden was het ‘the place to be’. Nu spelen er verschillende zaken die varkenshouders ervan weerhouden te investeren in de Canadese varkenshouderij.
De Canadese sector veelal de rol heeft gehad van leverancier van af te mesten levende varkens voor de Amerikanen. Deze export van levende varkens is volgens Frits Thissen, landbouwattaché voor Amerika en Canada, aanmerkelijk afgenomen als gevolg van de contractie in de Amerikaanse sector. Begin dit jaar is de COOL-wetgeving (Country of Origin Labelling) in de Verenigde Staten geïmplementeerd.
Dit houdt in dat de Canadese varkens voor de tracibility apart van de Amerikaanse varkens worden geslacht en apart gelabeld. Deze wetgeving heeft ongetwijfeld een steentje bijgedragen de afname van de export, al verschillen de meningen hoe groot die bijdrage is. Volgens de Canadezen groot, volgens de Amerikanen valt het wel mee.”
Canada heeft dipje gehad
Ook Jan Ovinge van Agro Emigratie & Investeren kent deze problematiek van de afnemende export mogelijkheden, maar Canada biedt volgens hem nog voldoende mogelijkheden. „Canada heeft een dipje gehad, maar komt daar wel weer boven op. Emigreren doe je voor de lange termijn en Canada biedt ruimte en je kan er best geld verdienen.” Buiten dat het ver weg is, is het volgens Ovinge het land.
Volgens Thissen, verkeert de Canadese varkenssector inderdaad in grote problemen. „Deze problemen worden veroorzaakt door de al geruime tijd lage prijzen als gevolg van wegvallende (export-)afzet, als gevolg van de economische crisis. De combinatie met relatief hoge voederprijzen en de klappen die de sector heeft gehad van wat hier \"swine flu\" wordt genoemd (H1N1) maken de problemen alleen maar groter”, zegt Thissen.
Bennink noemt ook de economie als grootste oorzaak van de malaise in de Canadese varkenshouderij. „De Amerikaanse dollar staat ten opzichte van de Canadese dollar erg zwak en dat wordt richting de kerst alleen maar erger”, aldus Bennink. Amerika is de belangrijkste exportmarkt voor de Canadese varkenshouderij, die hiermee in de problemen raakt. De Canadese regering is hier sociaal op ingesprongen met een zeugenopkoopregeling.
Opkoopregeling en steunprogramma
Op 14 april 2008 is een zeugenopkoopregeling in werking getreden met een omvang van 50 miljoen Canadese dollar. „Volgens de sector zijn hiermee ongeveer 187.000 varkens opgekocht”, zegt Thissen. „Deze zomer heeft de Canadese regering een ander steunprogramma gelanceerd met 17 miljoen Canadese dollar voor een internationaal promotiefonds; het beschikbaar stellen van lange-termijn leningen aan bedrijven met perspectief. En een regeling van maximaal 75 miljoen Canadese dollar, op basis waarvan varkenshouders zich verplichten gedurende tenminste drie jaar hun stallen niet met varkens te vullen.”
„Alleen mensen die hoop hebben voor de toekomst investeren nu in Canadese stallen”, zegt Bennink. Gevolg van de problemen in de Canadese varkenshouderij is wel dat de stallen nu goedkoop aan te kopen zijn. Banken zijn niet happig om nu stallen te financieren”, zegt Jacobs.
Echt geld verdienen
Door de één geroemd als waar varkenshouderijwalhalla, de ander heeft vooral problemen met de persoonlijke status van een emigrant. „Je wordt als emigrant nooit een Amerikaan”, zegt Bennink. Volgens Jacobs ligt het net iets anders. Amerika is een samenleving van recente of oudere generaties emigranten.”
„Er is ruimte voor emigranten omdat iedereen 100 procent buitenlandse ‘roots’ heeft. „Niemand kan Amerikaan worden, want de Amerikaan bestaat niet”, zegt Jacobs. In Amerika krijg je een zogenaamd E2 visum (investeringsvisum) voor vijf jaar, waarbij je een verklaring af moet leggen dat je niet gaat emigreren. Dit visum kan je binnen een paar weken in huis hebben.”
Terug naar Nederland
„Dit visum wordt volgens Bennink iedere vijf jaar zonder al te veel problemen verlengt, zolang de economische activiteit doordraait. Maar het uiteindelijke doel is het bemachtigen van een groene kaart, waarmee de hele familie een permanent visum voor de Verenigde Staten heeft. „Zonder deze groene kaart vallen kinderen die in Nederland geboren zijn, na hun 21ste verjaardag niet meer onder het visum van hun ouders.”
„Voor hen moet een reden gezocht worden om een visum te krijgen of ze moeten terug naar Nederland. Ook wanneer de economische activiteit gestaakt wordt of de ondernemer met pensioen gaat wordt het E2 visum niet meer verlengd en wordt van je verwacht dat je huiswaarts keert”, legt Bennink uit. Het verkrijgen van de groene kaart duurt een paar jaar, daar begin je pas mee als je in Amerika zit. Volgens Jacobs lukt dat uiteindelijk wel.
Misschien dat de varkenshouders die hun kansen overzee zoeken ook niet gesteld zijn op hun persoonlijke status en is het ze meer te doen om het ondernemen, wat in Amerika nog mogelijk is. „Je kan daar grote stallen, 2.500 zeugen, bouwen zonder vergunningprocedures, zolang je maar een afzetplan voor de mest in handen hebt”, weet Jacobs. Tot nog toe weet hij één Nederlander die een varkenshouderij in Amerika gestart is. „Hij is, zes jaar geleden, begonnen met 2.500 zeugen en heeft het bedrijf inmiddels verdubbelt.”
Werken met vaste contracten
Varkenshouderij in Amerika heeft meer voordelen. De investeringen zijn laag, door de afstand tussen bedrijven is de hygiëne beter en er wordt geleverd tegen vaste contracten. Een speenbig levert 35 dollar op, bij een gemiddelde van 19 biggen/zeug/jaar, doet een Amerikaan het al goed. Met het Nederlandse vakmanschap kan dat vele malen hoger liggen, waarmee je inkomsten flink stijgen.
„Je kan daar echt geld verdienen.” Maar ook de Amerikaanse varkenssector verkeert in zwaar weer. Ook hier speelt de Mexicaanse griep een grote rol in, 26 landen hebben hun grens geheel of gedeeltelijk (voor bepaalde staten) gesloten voor Amerikaans varkensvlees als gevolg van de H1N1.
Dicht bij de markt
Op het eerste oog lijkt Australië geen interessant land voor Nederlandse varkenshouders. Volgens Bennink is dit echter wel het geval. Varkenshouders zitten daar dichter op de Aziatische markt. Waar Nederlandse handelswaar diepgevroren naar Azië geëxporteerd word kan Australië nagenoeg vers leveren.
Bij Australië moet je niet denken aan bedrijven van Canadees formaat, met 2.500 zeugen, en misschien is zelfs het gemiddelde Nederlandse varkensbedrijf al te groot. Een van de emigranten die Bennink geholpen heeft met de start in Australië is daar begonnen met 60 zeugen gesloten. Een groot voordeel van Australië is volgens Bennink de lage investering.”
„Een tweede emigrant heeft daar voor 350.000 euro 500 hectare akkerbouwgrond gekocht en daar een bedrijf met 300 zeugen gesloten op gebouwd. „De grond wordt bewerkt door een buurman. De opbrengsten liggen daar wel anders dan in Nederland, gemiddeld anderhalve ton graan per hectare, de ondernemer heeft een rendement van 6 á 7procent”, aldus Bennink
Dichtbij maar niet bemind
Hongarije, Tsjechië, Slowakije en Roemenië, worden door geen van de emigratiebegeleiders spontaan genoemd als emigratielanden. „Maar als je gaat rekenen is Oost-Europa reuze interessant”, zegt Jacobs, „maar je moet het wel met de mentaliteit daar doen. Of je er nou woont of daar een tweede locatie start, je moet er bovenop zitten.”
Met name grote varkenshouder zijn geïnteresseerd in tweede locaties in Oost-Europa. „Daar waar lege hokken zijn, is interesse van varkenshouders”, meent Ovinge. De markt in Oost-Europa moet nog van de grond komen, maar op termijn is er, volgens Ovinge, zeker wel potentie.
Over Zuid-Europa krijgen de emigratiebegeleiders geen vragen meer. In het verleden hebben veel varkenshouders geïnvesteerd in stallen in Spanje. Volgens Bennink hebben een aantal ondernemers deze bedrijven weer van de hand gedaan.
Geen afzetmogelijkheden
Nederlandse ondernemers zoeken het buitenland liever dicht bij huis. Dan niet te denken aan emigratie, maar het hebben van een tweede locatie. Ondernemers die in Nederland zeugen houden, zoeken naar stallen waar ze hun speenbiggen of vleesvarkens kunnen huisvesten. Achterliggende reden is de hogere opbrengstprijs.
Bij alle emigratiebegeleiders komen vragen binnen over stallen net over de Duitse grens, onder Enschede. Vooral de gewenste locatie in Duitsland maakt het volgens Bennink lastig. „In Nordrhein-Westfalen zijn de locaties niet goedkoop en in Rheinland-Pfalz worden geen varkens gehouden wat betekent dat er geen toeleveranciers en afzetmogelijkheden in de buurt zijn.”
Duitsland is dichtbij, de taal is gemakkelijker dan in oostelijker gelegen landen, maar het is moeilijker om vergunningen te krijgen. Daarnaast is het aanbod van stallen kleiner dan de vraag, waardoor de prijs van stallen stijgt.
‘Niet meer terug’
Sander Baks had in het Borculo een vermeerderingsbedrijf met 130 zeugen gesloten. Het bedrijf had daar geen ruimte om te groeien, op 50 meter een burger en vlakbij de natuur. „Omdat Borculo in het milieuzorggebied viel werden bedrijfsverplaatsingen aangemoedigd.” Baks heeft die kans aangegrepen en kreeg door de verkoop van het bedrijf de kans om elders opnieuw te beginnen.
„Ik wilde niet verder in Nederland, Nederland is te vol. Of dat nou met mensen, koeien of varkens is.” Baks zocht een uitdaging en was moe van de beperkingen in Nederland en Europa. „90 procent van de regelgeving heeft te maken met de beperkte ruimte. Er hangt de Nederlandse boeren een groot zwaard boven het hoofd”, aldus Baks.
Zeven jaar geleden vertrok Baks samen met zijn vrouw Jet naar Australië om daar een bedrijf op te bouwen met 160 fokzeugen. Baks heeft volgens eigen zeggen altijd al iets gehad met het land ‘down under’. Inmiddels telt het bedrijf van Baks 300 zeugen.
Aantal moeilijke jaren
„Australië is geen varkenshouderijland, maar je moet ook iets doen wat niemand doet. Dan kan je geld verdienen.” De varkenshouderijsector in Australië telde zeven jaar geleden 300.000 zeugen, nu zijn dat er nog 260.000. Dit komt volgens Baks door dat de varkenshouderij in Australië een aantal moeilijke jaren heeft gekend. „Australië kent veel familiebedrijven, maar daarnaast ook grote bedrijven met investeerders aan het roer.”
„Als het bedrijf niet rendeert wordt de stekker eruit getrokken. Die investeerders hebben geen kennis van de varkenscyclus.” Baks heeft ondanks de slechte markt de laatste jaren geen geld verloren. „We doen het beter dan een gemiddeld Australisch bedrijf.” Baks speent 23 biggen per zeug per jaar, het landelijk gemiddelde ligt op 21 biggen.”
„De productie ligt om meerdere redenen lager dan in Nederland. „We kennen warme zomers, waardoor zeugen slecht berig en drachtig worden, daarnaast is de genetische aanleg van de Australische zeugen veel minder.” Er mogen geen zeugen en sperma ingevoerd worden in verband met de insleep van ziekten. Baks fokt met het Landvarken en Large Whites.
De vleesvarkens doen niet onder voor hun Nederlandse soortgenoten. Binnen 18 weken na de geboorte worden de dieren afgeleverd op een geslacht gewicht van 70 kilo.
Investering snel terugverdiend
In Australie wordt anders gebouwd dan in Nederland. „Je bouwt goedkoop en ziet wel hoelang het houdt. Op deze manier heb je de investering snel terugverdiend en als de stal op is zijn er vast ook wel nieuwe regels. Bij nieuwbouw kan je daar weer rekening mee houden”, zegt Baks. De inventaris voor de zeugenstallen komt uit Nederland, daar zit qua investering geen verschil. De biggen en vleesvarkens staan in zogenoemde shelters.
„Dit zijn een soort iglo’s.” De varkens staan in shelters van 10x15 meter, bij de voorgevel is een verhoogd voerpad voor eten en drinken. De achtergevel ontbreekt, hier mesten de varkens. Een shelter voor biggen huisvest twee groepen van 120 biggen. Na acht weken verhuizen de dieren per groep naar een ander shelter van 10x15 meter. „Het instrooien kost veel werk. Het opleggen van de dieren gaat makkelijker, één groep van 120 dieren of 10 groepen met 12 dieren per hok.”
Concurrentie kennen ze niet
Australië heeft natuurlijk ook regels met betrekking tot milieu en welzijn. „Ik moet ook een milieuvergunning aanvragen en Australië kent ook stankcirkels. Maar door de ruimte is dat geen probleem.” De dichtstbijzijnde buren van Baks wonen op 2,5 kilometer afstand. „Niemand kijkt je op de vingers.”
De Australische varkenshouderij is een klein wereldje, ons kent ons. Concurrentie is een woord wat ze niet kennen, iedereen probeert elkaar, volgens Baks, te helpen. „Het varkens houden in Australië is een plezier, je bent hier echt varkenshouder. In Nederland ben je drukker met al het papierwerk dan met het echte werk.” Baks ziet zichzelf niet meer terug verhuizen naar Nederland. Als je de ruimte en vrijheid gewent bent wil je niet meer terug.”
Tekst: Joyce Cornelissen
Beeld: Hans Swaep