Burger, dier en milieu stellen eisen aan varkensbedrijf
Varkenshouders die verder willen met hun bedrijf, stellen regelmatig de vraag: Hoe ziet het ideale varkensbedrijf eruit? Het beantwoorden van die vraag is lastig, want allerlei belangen spelen een rol. Een ideaal varkensbedrijf is niet alleen een bedrijf waarin jij als varkenshouder met je medewerkers vlot en efficiënt kunt werken.
Het is ook een bedrijf dat het milieu niet belast en waar de varkens een goed leven hebben. Het is bovendien een bedrijf dat kan bogen op acceptatie en waardering door de samenleving. Maatschappelijke acceptatie lijkt voor varkensbedrijven steeds belangrijker te worden om bestaansrecht te houden. Acceptatie hangt nauw samen met het imago.
Geen positief beeld
Het huidige imago is bepaald niet geweldig. „Wat ziet de burger van de sector: grote stallen met silo’s, vrachtwagens met varkens, bulkwagens, kadaverkappen, krantenkoppen over biggensterfte en misstanden bij transport en vlees vaak in kale bakjes in de supermarkt. Je kunt je voorstellen dat dit niet direct een positief beeld oproept.”
Aan het woord is Mathee Kamp. Hij is senior communicatieadviseur bij Imagro, een communicatie- en adviesbureau voor de agri- en foodsector en voor het buitengebied. Het bureau is gevestigd in Ottersum. Volgens Kamp kunnen varkenshouders zelf veel doen aan het imago van hun bedrijf. „Opvallend is dat het imago van de varkenshouder veel positiever is dan het imago van de sector.”
„Dit komt omdat als je het over de varkenshouder hebt, het ineens persoonlijk wordt. Praat je over de sector, dan is dat anoniem en is het gemakkelijk om er tegenaan te schoppen. De kracht schuilt in de emotie. Als burger word ik enthousiast van vakman-, ondernemerschap en passie. Stel je kwetsbaar op. Laat de zorg voor het dier zien, het gezin achter het bedrijf, de innovatiedrang en maatschappelijke betrokkenheid. Zorg dat het positieve het negatieve overstemt”, benadrukt Kamps.
Leg uit wat je gaat doen
Zijn collega Erik Janssen valt hem bij: „Bij burgers heerst angst voor het onbekende. Burgers horen soms via-via dat er in hun omgeving een groot varkensbedrijf wordt gevestigd, maar ze weten niet precies wat het voor hen inhoudt. Overheden geven ook niet altijd duidelijkheid. Wat doe ik dan als bezorgde burger? Ik ga op internet op zoek naar informatie en lees risico’s over volksgezondheid, stankoverlast, meer verkeer, enz.”
„Logisch toch, dat ik mij ga verzetten. Leg daarom als varkenshouder uit wat je gaat doen. Nodig mensen uit om kennis te nemen van jouw plannen. Toon begrip voor emoties. Ook al is nog niet alles duidelijk, ga vooral het gesprek aan.” Kamp is van mening dat het ideale bedrijf draagvlak heeft in de eigen omgeving.
„Zonder draagvlak is er geen bestaansrecht. Het draagvlak van een individuele varkenshouder in een gebied hangt sterk af van de manier waarop deze ondernemer met zijn omgeving omgaat. Dit heeft veel meer invloed dan een grote landelijke campagne van LTO, PVE of NVV.”
Basisbehoeften burger-consument
Onderzoeker Onno van Eijk werkt bij Wageningen UR Livestock Research en houdt zich bezig met het ontwikkelen van duurzame varkenshouderijsystemen (lees:‘Varkansen ontwerpt duurzame varkenshouderij’). Hij zette de basisbehoeften van burgers/consumenten op een rij en onderscheidt daarbij drie hoofdbehoeftes. Allereerst wil de burger-consument dat dieren, natuur en milieu met respect worden behandeld.”
„Ten tweede moet er sprake zijn van harmonieus samenleven. Dat wil zeggen: aandacht voor individuele dieren en een ambachtelijke houderijwijze zoals op kleinschalige bedrijven. Ten derde vindt de burger-consument geborgde productieomstandigheden erg belangrijk. Varkenshouders moeten voedsel leveren dat altijd van onbesproken kwaliteit is.
„Als varkenshouder moet je beseffen dat een burger-consument het welzijn van varkens anders bekijkt dan een ondernemer of een wetenschapper. Een burger let niet op zaken als spleetbreedte van de roosters. Maar kijkt naar ruimte, vrijheid voor de varkens, strogebruik, hele krulstaarten en daglicht in de stal. Reguliere varkensbedrijven bieden niet de idylle die de burger-consument het liefst ziet”, aldus Van Eijk.
Mensen willen een maat
Hij constateert dat weerstand tegen grote varkensbedrijven niet alleen is gestoeld op rationele argumenten, maar ook een psychologisch verschijnsel is dat zich vaker voordoet. „Het is dezelfde weerstand die mensen ook hebben tegen grote scholengemeenschappen of verzorgingstehuizen. Mensen willen een maat waarin ze zichzelf nog kunnen herkennen.”
„In het geval van een varkensbedrijf betekent dat een bedrijf met een omvang waarbij de individuele varkenshouder borg staat voor de zorg van zijn dieren.” Van Eijk erkent dat inspelen op de behoeftes van de burger-consument al snel de kostprijs verhoogt. „De uitdaging is om die meerkosten in de markt terug te verdienen. Tot nu toe lukt dat niet.”
„De Nederlandse varkenshouderij is wereldkampioen in het produceren van standaard producten zonder veel toegevoegde waarde.” Van Eijk’s collega Karel de Greef vult aan: ,,We staan nu wellicht in Nederland op een keerpunt. Van allerlei kanten wordt er geprobeerd om een soort tussensegment vlees, duurzamer dan regulier en goedkoper dan biologisch, in de schappen te krijgen.”
Geen schadelijke stoffen in milieu
Maatschappelijke acceptatie valt of staat met produceren zonder ongewenste milieubelasting. De duurzame productie die daar voor nodig is, begint en eindigt niet bij de stalmuren”, stelt Frits van der Schans, teamleider Samenleving, en deskundige Veehouderij en klimaat bij CLM in Culemborg.
„Als varkenshouder draag je verantwoordelijkheid voor alles wat je bedrijf binnenkomt en voor alles wat er uitgaat.” Een ideaal varkensbedrijf is in balans met zijn omgeving. Dat betekent ondermeer dat een varkensbedrijf niet zorgt voor uitputting van grondstof- en energiebronnen. Ook is er geen sprake van het in het milieu brengen van schadelijke stoffen, het verstoren van het landschap, het veroorzaken van ongewenste geuren en geluid. Verder zorgt een varkensbedrijf niet voor verstoring van de lokale en wereldwijde biodiversiteit.”
Dit betekent volgens Van der Schans dat een varkenshouder zich ook dient af te vragen waar de grondstoffen vandaan komen voor het voer dat hij gebruikt. „En natuurlijk ben je als individuele varkenshouder vooral verantwoordelijk voor je eigen schakel in de keten. Maar je maakt wel deel uit van een veehouderij die als geheel verantwoordelijk is voor alles wat er in de keten gebeurt.”
Schadelijke stoffen in de lucht
Puur technisch bekeken zijn de mogelijkheden om de milieu-invloeden van een varkensbedrijf te beperken, de laatste jaren sterk toegenomen. Met luchtwassers kun je bereiken dat er uit een stal nauwelijks nog schadelijke stoffen als ammoniak en fijnstof de buitenwereld worden ingeblazen. „Een zwak punt hierbij is dat vaak de zekerheid ontbreekt dat de techniek dagelijks zijn werk doet.”
„Een varkenshouder zou niet in de verleiding moeten kunnen komen om vanwege de kosten zijn luchtwasser af en toe uit te schakelen. Bij vuilverbrandingsinstallaties zitten er bijvoorbeeld sensoren op de schoorstenen die voortdurend de samenstellling van de rookgassen meten. Ik denk dat zoiets ook met varkensbedrijven mogelijk is. Voortdurende monitoring kan voor een varkenshouder een goed middel zijn om te laten zien dat hij verantwoord bezig is.”
Van der Schans van CLM verwacht dat de technische mogelijkheden om de milieubelasting van een varkensbedrijf te verminderen de komende jaren verder zullen groeien. „Luchtwassers zijn nog lang niet uitontwikkeld.”
Luchtkwaliteit in de stal
Hij stelt vast dat er ook een schaduwzijde zit aan het werken met luchtwassers. „Deze techniek zorgt ervoor dat er geen vuile lucht uit de stal in de buitenwereld komt. Maar aan de kwaliteit van de lucht in de stal zelf, doet een luchtwasser niets.”
Ook onderzoekers van Wageningen UR Livestock Research constateren dat het beter is om al in de stal zelf te voorkomen dat de stallucht verontreinigd raakt. „Mens en dier zijn gebaat bij het voorkomen van ongewenste emissies in de stal”, stelt onderzoeker Karel de Greef.
Livestock Research mikt op stalsystemen waarbij sprake is van een directe scheiding van mest en urine en afvoer van beide componenten naar een opslag buiten de stal. Dus een stal zonder mestkelders. „Je voorkomt daarmee voor een belangrijk deel het ontstaan van ongewenste geur en ammoniak. En er ontstaat een beter stalklimaat”, aldus De Greef.
Energieneutraal of -leverend
Wat energie betreft, ziet het ideale varkensbedrijf er anders uit dan de huidige bedrijven. Het ideale varkensbedrijf is energieneutraal of energieleverend. De gebouwen in de varkenshouderij zijn erg geschikt voor het opvangen van zonne-energie.
„De mogelijkheden zouden verder kunnen toenemen als het lukt om energie, bijvoorbeeld in de vorm van elektriciteit, tijdelijk op te slaan. Ook al is dat maar voor enkele dagen of zelfs uren”, aldus Van der Schans van CLM.
Bij het opwekken van energie via mestvergisting plaatst Van der Schans vraagtekens. „Mestvergisting is economisch alleen interessant als je naast je mest veel andere producten toevoegt. Ik betwijfel of die werkwijze duurzaam rendement oplevert. Misschien is mestvergisting een activiteit die een groepje varkensbedrijven samen zou kunnen oppakken.”
Uitnodigende uitstraling
Communicatieadviseur Mathee Kamp vindt dat het ideale varkensbedrijf er aan de buitenkant anders uit moet zien dan de huidige bedrijven. „De stalarchitectuur is weinig vernieuwend. Je ziet veel muur met weinig ramen. Om het bedrijf staan meestal grote hekken en borden met verboden toegang. Alles samen geeft dat geen gevoel van transparantie.”
„Een moderne stal moet een veel meer uitnodigende uitstraling hebben en beter passen in de omgeving. En wat betreft de maximale bedrijfsgrootte? Ik denk dat je dat moet afstemmen op de omgeving. In een polder is een grotere bedrijfsomvang acceptabel dan in dicht bewoonde gebieden. Hele grote bedrijven kunnen beter voor meerdere bedrijfslocaties kiezen. Ik ben geen voorstander van extreem grote veeconcentraties op één plek.”
Behoeften dier centraal
Onderzoeker Karel de Greef was nauw betrokken bij het LTO-initiatief van de Comfort Class stal voor vleesvarkens. Bij het ontwerpen van de Comfort Class stal voor vleesvarkens stonden de behoeften van het dier centraal. Dit leidde tot een stal met meer ruimte per varken dan gebruikelijk en andere voorzieningen om in de behoefte van het varken te voorzien.”
„Denk bijvoorbeeld aan gescheiden ruimtes voor rusten, vreten, wroeten en mesten. „Ook voor andere diercategorieën kun je de behoeftes van de dieren vertalen in een stalontwerp”, zegt De Greef. Vooral voor kraamzeugen zal de ideale stal er anders uit gaan zien als je de behoeften van het dier centraal stelt. Er zal dan gelegenheid moeten komen voor nestbouwgedrag bijvoorbeeld.
Ook heeft een zeug de behoefte om vanaf een aantal dagen na het werpen af en toe de biggen te verlaten. De Greef: „Hoe je zulke behoeftes precies in een stalsysteem moet verwerken, weten we nog niet goed.” Volgens de onderzoeker vereist optimaal dierenwelzijn in ieder geval niet een stap terug naar de kleinschaligheid van vroeger.
Elke varkenshouder is uniek
Het ideale varkensbedrijf houdt rekening met het varken, het milieu en de burger. Maar hoe zit het met de varkenshouder zelf? Die wil een bedrijf waarin hij goed zijn werk kan doen en goede resultaten kan behalen. Volgens Anita Hoofs, onderzoeker bij Varkensproefbedrijf Sterksel, onderdeel van Wageningen UR, is er niet één standaard bedrijfsuitvoering die voor iedere varkenshouder ideaal is.
„Elke ondernemer stelt zijn eigen bedrijf samen. De varkenshouder bepaalt voor een groot gedeelte zelf de succesfactoren. Een gesloten of gespecialiseerde bedrijfsvoering? Hangt ook mede af van de ondernemer. Als het plezier en passie naar de kraamhokken uitgaan, doet de varkenshouder er verstandig aan om zich te specialiseren in de vermeerderingstak”, zegt Hoofs.
„Ik vind wel dat elke stal aan drie basisvoorwaarden moet voldoen:vrij van windinvloed, voldoende kubieke meter in de afdeling en de stal moet zijn ingericht op arbeidsefficiency en gemak. Van de beide laatste aspecten heeft de varkenshouder 25 jaar lang elke dag plezier. De varkenshouder werkt vele uren per dag in de stallen. Zorg voor goede arbeidsomstandigheden bij jezelf en je personeel. De stal moet als eerste een aangenaam klimaat hebben en daglichttoetreding verhoogt veelal ook het arbeidsplezier. Belangrijk is ook dat de stal uitnodigt om op te ruimen en schoon te maken.”
Inspelen op maatschappelijke wensen
Onderzoeker Hoofs stelt vast dat varkenshouders het zichzelf makkelijker kunnen maken door meer in te spelen op maatschappelijke wensen. „We moeten meer naar people, profit, en planet kijken. Comfort benutten om de productie te verbeteren. Huisvestingssystemen waar het varken beter zijn natuurlijke gedrag kan vertonen en waar het zich behaaglijk voelt. Een tevreden dier produceert beter of tegen lagere kosten.”
„Een goed voorbeeld is het project ‘wat liggen ze er mooi bij’. Met 14 zeugenhouders hebben we twee innovatieve kraamhokken bedacht. We zijn begonnen met de vragen: wat is het probleem en wat wil ik? Vanuit die antwoorden zijn we ideeën gaan genereren. We hebben varianten ontwikkeld met zo weinig mogelijk instapmomenten en we willen meer gebruik maken van het natuurlijke gedrag van de zeugen. Als bijvoorbeeld zeugen nestelgedrag kunnen uitvoeren verloopt het geboorteproces mogelijk sneller en is de biestopname van de biggen misschien hoger”, aldus Hoofs.
Technologie maakt het de komende jaren mogelijk om binnen een grootschalig bedrijf meer aandacht te schenken aan het individuele dier. De Greef: „Dat zal vooral geautomatiseerde aandacht zijn. Maar dat maakt niet uit. Als je zo goed mogelijk voorziet in de behoeften van een dier, ben je ook als varkenshouder het beste af.” Technologie waarmee het individuele dier te verzorgen is, maakt het ook mogelijk om binnen één bedrijf te diversificeren. „Naast reguliere vleesvarkens zou je bijvoorbeeld Iberico varkens kunnen mesten voor een meerwaarde segment, zoals bijvoorbeeld AH-Puur en Eerlijk.”
Diversiteit
Het ideale varkensbedrijf lijkt ver af te staan van de huidige situatie in de varkenshouderij. Toch verwachten de onderzoekers De Greef en Van Eijk dat bestaande bedrijven ver kunnen komen in het benaderen van de ideale situatie. De Greef: „Dan moet inderdaad de combi worden gevonden van acceptabele productiewijzen voor dier en milieu.”
„Hier en daar moet dit herkenbaar zijn tot in het winkelschap zodat de consument de meerkosten helpt dragen. Dat zal gepaard gaan met een toenemende diversiteit in de sector. En dat is goed. Diversiteit draagt bij aan een betere verbinding met de maatschappij. Het schept ook mogelijkheden om variatie op de afzetmarkten voor varkensvlees te benutten.”
Varkansen
Varkansen is een project dat zich richt op het ontwikkelen van een duurzaam varkenshouderijsysteem. De aanjager binnen het project is onderzoeksinstituut Wageningen UR Livestock Research. Het unieke van Varkansen is dat de initiatiefnemers proberen om geen rekening te houden met de bestaande situatie in de varkenshouderij.
Dat maakt het mogelijk om creatief te denken en te werken aan compleet nieuwe houderijsystemen. Dit gebeurt onder meer door het houden van creatieve ontwerpsessies. „Daarbij verdiepen we ons in de behoeften van het varken, de varkenshouder, het milieu, de burger-consument en de kansen en knelpunten in de huidige varkenshouderij”, vertelt projectleider Onno van Eijk.
Subsidieregeling duurzame stallen
Door het ministerie van LNV is een subsidieregeling opengesteld voor varkenshouders met bouwplannen voor duurzame stallen. De subsidie ‘Investering in integraal duurzame stallen’ stelt bovenwettelijke eisen aan de stal. Varkenshouders kunnen tot maximaal 400.000 euro van de meerkosten vergoed krijgen. In totaal komt er voor de gehele Nederlandse veehouderij 11 miljoen euro beschikbaar.
De projecten die het hoogst scoren, krijgen de subsidie toegekend. Dierenwelzijn levert het meeste punten op, gevolgd door milieu. Vooral op de punten ammoniak-, fijnstofuitstoot en energiebesparing zijn extra punten te behalen. Varkenshouders kunnen zich tot en met 28 februari inschrijven voor de subsidieregeling. Voor meer informatie kijk op www.hetlnvloket.nl, subsidies en vervolgens onder investeringen in integraal duurzame stallen.
Tekst: Ruben van Boekel, Berrie Klein Swormink
Beeld: Hans Swaep