Deense sector halveert antibioticagebruik
Denemarken beleefde zijn piek in antibioticagebruik in 1992. Dit blijkt uit cijfers van het Deense ministerie van Voeding, landbouw en visserij. Destijds bedroeg het totale antibioticagebruik in de varkenshouderij0,1 gramper kg varkensvlees. Het gevolg was een pakket aan maatregelen om het antibioticagebruik terug te dringen.
Waar het gebruik in 1999 tot een recordlaagte zakte met0,03 gram, is het inmiddels opgelopen tot0,05 gramantibiotica per kg vlees. Volgens Deense cijfers was het Nederlandse antibioticagebruik in de varkenshouderij in 20050,15 gramper kg vlees.
Vaccinaties onmisbaar
Denemarken heeft twaalf jaar geleden het antibioticagebruik streng gereguleerd. Wetgeving verplicht de dierenarts om alle voorgeschreven recepten via de centrale databank Vetstat te registreren. De overheid houdt zo het voorgeschreven medicijngebruik per varkenshouder nauwlettend in de gaten. Verder heeft de wet geleid tot een loskoppeling van dierenarts en apotheker. De varkenshouder haalt zijn voorgeschreven diergeneesmiddelen bij de veterinaire of humane apotheek.
Christian Havn van dierenartsenpraktijk Haderslev zegt dat de wet voor veel commotie heeft gezorgd. „De sector en dierenartsen waren in het begin heel sceptisch over de aangescherpte regels. Nu is de conclusie dat het wel degelijk werkt.” Volgens Havn heeft het voor een veranderderde rol van de varkenshouder en dierenarts gezorgd.
„Als dierenarts leggen we ons meer toe op specifiek gezondheidsadvies. Denk aan voer en klimaat. We zijn gemiddeld meer uren bij de varkenshouder en het uurtarief is verhoogd. Voor de varkenshouder zijn vaccinaties een onmisbare tool om de ziektedruk beheersbaar te houden. Zeker bij grote bedrijven.”
De Deense varkenshouder Christian Hvelplund onderstreept zijn verhaal. „Mijn dierenartsenkosten bestaan hoofdzakelijk uit vaccinaties en uurtarief. Gemiddeld bezoekt de dierenarts mijn bedrijf vijf uur maand. De kosten per uur zijn ongeveer 100 euro. Het entschema bestaat uit vier vaste entingen bij de zeugen en één bij de gespeende biggen.” Hvelplund heeft een gesloten bedrijf met 500 zeugen en 5.000 vleesvarkens in Thisted.
Merendeel is SPF
In tegenstelling tot het meeste Deense varkenshouderijen beschikt het bedrijf van Christian Hvelplund niet over een SPF-status. Het Deense SPF-systeem kent een lange historie en is in 1971 gestart. Inmiddels heeft bijna 70 procent van de varkensbedrijven een SPF-status. De gezondheidstatus van de bedrijven is via internet voor iedereen inzichtelijk. Van alle Deense varkensbedrijven is 72 procent vrij van APP (serotype 2), 50 procent van PRRS en 28 procent test negatief op Mycoplasma. SPF-dieren worden in speciaal geconditioneerde vrachtwagens getransporteerd.
Dik Mevius, specialist antibioticaresistentie bij het Centraal Veterinair Instituut (CVI), is overtuigd van de meerwaarde van Specific Pathogen Free. „Van SPF-bedrijven is bekend dat ze minder antibiotica gebruiken. Maar er zijn meer grote verschillen tussen beide varkenshouderijen. Deense bedrijven liggen op grote afstand van elkaar. Bovendien werkt Denemarken met meer gesloten ketensystemen. Dat brengt minder transportbewegingen met zich mee.”
„Het gevolg is een verkleinde kans op het verslepen en verspreiden van ziektekiemen en resistente bacteriën. Een ander opmerkelijk verschil is het gebruik van andere soorten antibiotica. De Deense veehouderij gebruikt meer antibiotica die ook in de humane geneeskunde worden ingezet. Bij mijn weten heeft dit geen positief effect. Waarom dat is, weet ik niet.”
Hoger zinkgehalte
Een ander belangrijk verschil tussen ons land en Denemarken is de ervaring met voer zonder antimicrobiële groeibevorderaars (amgb’s). In Denemarken zijn sinds 1998 amgb’s verboden in vleesvarkensvoer en vanaf 2000 geldt een compleet verbod. Sinds 2006 is er in Nederland en de EU een verbod van amgb’s in het voer. Voor samenstelling van veevoer regelt de EU-richtlijn sinds 2000 de toegestane grondstoffen en maximale limieten in veevoer. Desondanks variëren de samenstellingen en limieten per land.
Nutritionist Wilfried Goldewijk van mengvoederfabrikant ForFarmers stelt dat de Deense voersamenstelling op enkele punten verschilt van Nederland. „In Denemarken is bij gespeende biggen tot 14 dagen na spenen2.500 gramzink per ton voer toegestaan. In Nederland geldt een maximum van150 gramper ton. Zink heeft een wetenschappelijk bewezen positief effect op de darmgezondheid van biggen. Zeker in de cruciale fase na het spenen.
De Deense varkenshouder past de hogere zinkgehaltes bijna standaard toe. Het gebruik is wel vrij sterk gereguleerd door de overheid. De varkenshouder is verplicht om het via een attest bij de dierenarts aan te vragen.” Het gebruik van andere zware metalen in varkensvoer zoals koper, is volgens de nutritionist vergelijkbaar met Nederland.
Langere zoogperiode
Volgens Goldewijk heeft een ander aspect, de langere zoogperiode, wel een positief effect op de gezondheid. De gemiddelde Deense zoogperiode is 31 dagen. In Nederland is de gemiddelde zoogperiode 25 dagen. „De darmen van de biggen zijn bij het spenen meer volwassen. Voor de zeug betekent het voor de baarmoeder een langere herstelperiode. Dit komt de reproductieresultaten ten goede. Door de langere zoogperiode wordt wel meer van de zeug gevraagd.”
Deense cijfers ondersteunen dat laatste. Jaarlijks wordt rond de 50 procent van de zeugenstapel in Denemarken vervangen. Ter vergelijking: in Nederland rond de 40 procent. Maar ook het verschil in genetica speelt hierin mee”, zegt Goldewijk.
„Denemarken hanteert hoofdzakelijk een één lijn zeugen met als kruising het Deense Landras en Groot Yorkshire. Dit zijn productievere en magerdere zeugen die minder tegen een stootje kunnen. Het hanteren van één lijn zeugen is kenmerkend aan Denen. In de sector heerst veel meer eenheid. Dit heeft voor- en nadelen. Het eenheidsgevoel betaalt zich nu in een betere gezondheid uit.”
Tekst: Ruben van Boekel
Beeld: Ingrid Zieverink