Korte procedure vergt goed voorwerk
De tijd dat je als varkenshouder met uitbreidingsplannen plompverloren een aanvraag voor een bouwvergunning indiende bij de gemeente, ligt ver achter ons. „Vooroverleg met de gemeente is één van de belangrijkste voorwaarden voor een voorspoedig verlopende vergunningenprocedure”, zegt Rob Aagten van LTO Noord Advies in Doetinchem.
„Op het moment dat je in overleg treedt met de gemeente zul je een goed voorbereid plan op tafel moeten leggen. Het is zaak om in het vooroverleg goed duidelijk te maken waarom het plan in jouw optiek vergunbaar is.” In het gunstigste geval is er bij bedrijfsuitbreiding toch al gauw een half jaar tot een jaar nodig om de benodigde bouw- en milieuvergunning te ontvangen. Maar het kan ook veel langer duren.
Nauwelijks te doen zonder adviseur
Er zijn voorbeelden te over van varkenshouders die al jaren bezig zijn om de ruimte te krijgen voor verwezenlijking van hun plannen. Uitzonderingen daargelaten lijkt het ontwikkelen en uitwerken van groeiplannen iets wat nauwelijks nog te doen is zonder hulp van goede adviseurs.
Het zijn niet alleen de adviseurs zelf die dat roepen, ook gemeenten zien graag dat agrarische ondernemers goede adviesbureaus in de arm nemen. „Zorg voor een goede adviseur. Bij het aanvragen van een milieuvergunning komt tegenwoordig zoveel kijken dat een veehouder daar hulp bij nodig heeft.
En zorg dat een adviseur zijn werk ook daadwerkelijk doet.” Aan het woord is Frank Toemen. Hij werkt op de afdeling Vergunningen en Handhaving van de gemeente Ede en is dagelijks bezig met het toetsen van vergunningaanvragen van agrarische ondernemers.
Onvolledige aanvraag
Toemen stelt vast dat ondernemers en hun adviseurs regelmatig steken laten vallen waardoor de vergunningprocedure onnodig vertraging oploopt. Veehouders hebben er vaak een handje van om tijdens de procedure plannen te wijzigen, zo merkt Toemen regelmatig. „Mijn ervaring is dat agrarische ondernemers veel te wispelturig zijn. We maken vaak mee dat een veehouder een vergunning aanvraagt en gaandeweg tot de conclusie komt dat hij wil afwijken van het oorspronkelijke plan.”
Dat blijkt dan bij de aanvraag voor een bouwvergunning. „Ik heb nog eens nagedacht”, zegt zo’n ondernemer dan tegen mij. Had zo iemand meteen maar nagedacht, want veranderingen van de plannen kunnen grote gevolgen hebben voor de vergunningverlening.” Toemen constateert dat adviseurs hun taak soms nogal lichtvaardig opvatten. „We krijgen nogal wat vergunningaanvragen binnen die onvolledig zijn.”
„Soms lijkt het dat adviseurs er op rekenen dat de gemeente wel zal aangeven waar de fouten zitten. De vergunningverlener wordt dan gebruikt om het werk van de adviseur te toetsen in plaats van de aanvrager. Zo’n werkwijze dupeert de veehouder, omdat er al snel sprake is van maanden vertraging. De vergunningaanvraag wordt niet-ontvankelijk verklaard en ontbrekende informatie moet worden nageleverd.”
Volgens Toemen hebben adviseurs er een handje van om de gemeente bij vertraging aan te wijzen als kwaaie pier, terwijl ze zelf onvolledig werk hebben geleverd.
Discussie naar voren
Adviseur Gieljan van Iersel van Exlan Consultants in Veghel onderschrijft de hartekreet van Toemen om compleet te zijn bij het indienen van een vergunningaanvraag. „Als je als ondernemer weet wat je wilt, is het zaak om samen met een adviseur de kritische punten na te lopen. Denk aan de inpasbaarheid binnen het bouwblok en de gevolgen voor de uitstoot van ammoniak en fijnstof, geluid en geur.”
„Als sprake is van twijfel of een plan op een bepaald onderdeel wel past binnen de regelgeving, dien het dan niet in”, adviseert Van Iersel. „Pas het plan aan zodat je veilig zit, of ga in overleg met de gemeente. Op die manier haal je eventuele discussies met de overheid over je plannen naar voren.” Ook Van Iersel constateert dat een adviseur onontbeerlijk is voor varkenshouders die plannen maken”
„De regelgeving is zeer complex geworden. Vroeger kon je bijvoorbeeld simpel met een meetlatje en een rekenmachine bepalen of de geurbelasting van een varkenshouderijbedrijf de grenzen in de regelgeving niet zou overschrijden. Nu komen daar complexe computerprogramma’s aan te pas”, zegt Van Iersel.
Gemeenten verschillen
De adviseurs Aagten en Van Iersel stellen vast dat de snelheid waarmee een vergunningenprocedure vaak verschilt per gemeente. „Dat heeft te maken met verschil in tempo, maar ook met de deskundigheid van de ambtenaren die zich met de vergunningverlening bezighouden”, constateert Aagten.
„Vooral als de deskundigheid niet optimaal is, zien ambtenaren sneller beren op de weg. Dat proberen we te beperken door in zulke situaties ambtenaren bij te staan met een goede informatievoorziening waarbij ze uiteraard niet het gevoel moeten krijgen dat de adviseur de procedure overneemt.” Ook ambtenaar Toemen ervaart dat de werkwijze van zijn collega’s in andere gemeenten niet altijd hetzelfde is.
„Veel agrarische vergunningverleners bij gemeenten hebben de neiging om volgens een vast stramien te werken waarbij ze het liefst zoveel mogelijk uit de buurt blijven van grijze gebieden in de regelgeving. Ik denk dat we die grijze gebieden niet uit de weg moeten gaan. We moeten ze invullen op een manier die zowel door de bril van de veehouder als van de overheid redelijk is. Dat betekent dat het soms nodig is om als overheid vergunningaanvragen op een inventieve manier te bekijken”, stelt Toemen.
„We hebben bijvoorbeeld hier in de gemeente Ede een paar voorbeelden van veehouders die aan de slag wilden met stallen die niet op de zogenoemde Rav-lijst met ammoniakemissiearme stalsystemen staan. De betreffende veehouders wisten ons te overtuigen dat ook met de stallen die zij wilden bouwen de ammoniakuitstoot lager dan de norm zou zijn. Uiteindelijk hebben deze veehouders hun vergunning gekregen zonder dat er zienswijzen zijn ingediend.”
MER-plicht vergt extra tijd
Bij grote groeistappen kan een bedrijf te maken krijgen met de verplichting om een zogenoemde milieueffectrapportage (MER) te laten opstellen. Een MER-plicht geldt als er sprake is van uitbreiding met meer dan 3.000 vleesvarkens of 900 zeugen.
Tussen 2.200 en 3.000 vleesvarkens, en 350 en 900 zeugen geldt een zogenoemde MER-beoordelingsplicht. Het is dan verplicht om een aanmeldingsnotitie in te dienen, waarna de gemeente kan beslissen of er wel of geen MER nodig is.
Het laten vervaardigen en beoordelen van een MER is tijdrovend en kostbaar. Het verlengt de tijd die nodig is om de vergunningenprocedure te doorlopen al snel met driekwart jaar. Het kan ook slim zijn om bij het maken van uitbreidingsplannen te streven naar het voorkomen van een MER-plicht. Als sprake is van een MER-beoordelingsplicht, kan goede communicatie met de gemeente helpen om een MER buiten de deur te houden.
Draagvlak in de buurt scheelt jaren
Inspraakreacties, zienswijzen en bezwaren kunnen het afgeven van een vergunning enorm vertragen. Een varkenshouder met plannen is dan ook het beste af als er uit de omgeving van een bedrijf geen reacties komen op vergunningen die ter inzage liggen. De meeste adviseurs adviseren om buurtbewoners in een vroeg stadium te informeren over uitbreidingsplannen.
„Natuurlijk kun je mensen daarmee ook op het spoor van een bezwarenprocedure zetten, maar onze ervaring is dat persoonlijk informeren de kans op draagvlak in de buurt vergroot. Als mensen in de krant moeten lezen dat je iets van plan bent, sta je al op achterstand”, zegt adviseur Rob Aagten van LTO Noord Advies.
Als het presenteren van uitbreidingsplannen wel leidt tot officiële bezwaren, loopt de vertraging snel op. Vasthoudende bezwaarmakers die een gang naar de Raad van State noodzakelijk maken, kunnen de vergunningenprocedure moeiteloos met anderhalf jaar verlengen.
Tekst: Berrie Klein Swormink
Beeld: Hans Swaep