Johnny Hogenkamp ‘meer vernieuwer dan vakman’
Samen met andere collega’s uit de sector mocht Hogenkamp helpen met de organisatie van het congres voor de European Pig Producers (EPP) in Eindhoven. 265 vakmensen uit 15 Europese landen kwamen vier dagen bij elkaar en bezochten Nederlandse bedrijven, waaronder het fokbedrijf van Hogenkamp. Het is een modern bedrijf met 1.600 fokzeugen en 3.000 opfokzeugen. Van de 1.600 fokzeugen worden er 600 ingezet voor fokkerij. De overige 1.000 zeugen insemineert hij met de Piétrain-beer DB77 en deze biggen worden verkocht in Nederland.
Op het fokbedrijf zijn zes fulltime banen, die door zeven personeelsleden worden ingevuld. Stuk voor stuk vakmensen, die graag voor Hogenkamp werken. „Voor het vakmanschap heb ik goede mensen. In veel specifieke zaken kan ik hen niet verbeteren. Het is ook een hecht team, al jarenlang hebben we geen verloop.” Binnen de distributie werkt Hogenkamp met eigen transport en vertegenwoordiging. Zijn vrouw Ria is een duizendpoot die Johnny steunt met haar werk achter de schermen.
Te ver voorop is niet goed
Varkensfokker Johnny Hogenkamp uit Dalfsen staat bekend als een echte agrarische ondernemer onder meer als oprichter van FarmFocus. Daarnaast heeft hij een varkensdistributiebedrijf en een fokbedrijf met 1.600 Hypor-fokzeugen. „Ik voel me meer agrarisch ondernemer met een modern gemengd bedrijf dan vakman”, vertelt Hogenkamp. In veel zaken is hij een pionier, getuige de vernieuwingen op zijn fokbedrijf.
Als ondernemer durft Hogenkamp risico te nemen en al jaren test hij nieuwe ontwikkelingen. Zo gaan al meer dan twintig jaar alle zeugen gelijk na inseminatie in groepshuisvesting. „Ik loop liever tien jaar voorop, dan vijf jaar achterop”, zegt Hogenkamp. „Maar te ver vooroplopen is ook niet goed”, voegt hij er relativerend aan toe. „In 1992 begon ik op een andere locatie met ziektevrije dieren uit Meuse in Frankrijk. Dat mislukte totaal.”
„Binnen een jaar waren we volledig geruimd vanwege het ontbreken van een entstof tegen PRRS. Pas de laatste vijf jaar is SPF weer een trend in Nederland. We waren te vroeg, al blijven er ook nu vrijwel geen bedrijven vrij van PRRS en dat is nou net de belangrijkste kiem van die ellende.”
Hypor verkoopt zelf in Nederland ook ziektevrije dieren vanuit Duitsland en garandeert daarbij dat de herkomstbedrijven niet enten tegen PRRS, Mycoplasma en APP. „De enige garantie die hout snijdt”, aldus Hogenkamp.
Biggentreintje
In 1995 was Hogenkamp er ook al vroeg bij met de Groen-Labelstallen. „Door de combinatie groepshuisvesting en Groen-Labelstallen heb ik me nooit zorgen gemaakt over 2013, behalve dan de oppervlaktenormen, die waren niet reëel en zijn nu gelukkig ook van tafel.” Hij heeft tien jaar terug ook met mestverwerking geëxperimenteerd.
Het hele bedrijf is uitgerust met centrale afzuiging, waarvan de ventilatoren kort bij elkaar zitten. „Ideaal voor mestdroging. We hebben immers een volumeprobleem en geen mineralenprobleem. Maar het was nog te vroeg voor zulke initiatieven. De afzet en techniek waren nog niet ver genoeg ontwikkeld.”
Ook had Hogenkamp nog het idee om een soort treintje voor biggen in zijn stallen te bouwen. „De biggen moesten400 meterlopen”, vertelt hij met een glimlach. „Per week 1.000 gespeende biggen. Het idee was dat dit veel efficiënter kon en ook te automatiseren was. Ook wilde we het voor de big gerieflijker maken. De treinbaan ligt er inmiddels, het volledig automatiseren werd echter te duur. We starten nu met een elektrische palletwagen met een wisselsysteem van biggenkratten.”
Gestopt met castreren
De agrarisch ondernemer van 2006, die titel ontving Hogenkamp uit handen van toenmalig landbouwminister Veerman, is nu gestart met het Tesco-concept. Deze mega-supermarkt stelt eisen aan welzijn op hun aangesloten bedrijven en geeft daar een meerprijs voor. Afgezien van meer ruimte en afleiding is één van de voorwaarden dat de biggen niet meer worden gecastreerd.
„We zijn nu net gestopt met castreren”, geeft Hogenkamp aan. Door de biggen niet te castreren, gaat hij met de trend mee. Hij is er ook van overtuigd dat niet castreren beter is. „Afgezien van het feit dat je kunt stoppen met een vervelende klus, is de voerefficiëntie van beren 10 tot 15 procent beter. Bovendien is er nauwelijks schade aan de slachtlijn.”
„De zogenaamde berengeur zal best eens voorkomen. Nog geen enkele klantenservice van een supermarkt heeft hier ooit een klacht over gehad. Samen met de NGO’s (Varkens in Nood, e.d.) moeten we er voor zorgen dat deze flauwekul stopt. Knappe supermarkt die het dan nog weet tegen te houden.”
Supermarkten zijn in de ogen van Hogenkamp enkel logistieke dozenschuivers, waar principes zich beperken tot de kassa. „De inhoud van de dozen wordt uiteindelijk bepaald door de publieke opinie. Omarmen dus en niet met het zwaard te lijf gaan.” Hogenkamp gebruikt ook nauwelijks antibiotica bij de zeugen en opfokzeugen, maar wel bij de biggen van drie tot zes weken en het blijkt dat deze antibiotica voornamelijk bij gecastreerde biggen moet worden gebruikt.
Varkensstal met internet
In de stallen heeft Hogenkamp sinds vijf jaar een spuitrobot voor het schoonmaken. Niet omdat dit goedkoper is, maar meer om zijn personeel te ontlasten. Dat de varkensfokker ook meegaat met het communicatietijdperk blijkt uit het feit dat in de stal overal ‘access points’ zijn die de hele stal mobiel met het internet kunnen verbinden.
Alle gegevens van fokkerij tot technische resultaten zijn op te vragen via een PDA of Handheld met WiFi- internetverbinding. Ook de 31 Nedap voerstations draaien hierin mee. Verder wordt alle noodzakelijke warmte uit houtpellets gehaald en hij gebruikt geen gas. Al het water komt uit een eigen bron. De kraamzeugen en de hoogdragende zeugen hebben de beschikking over koeling, waarmee de temperatuur tot acht graden kan worden teruggebracht.
In tegenstelling tot de vele vernieuwingen die Hogenkamp toepast, herbergen zijn stallen geen technische ‘kunstzaken’ voor het grootbrengen van biggen. Zijn redenering is simpel: „De zeug moet het zelf doen. De moeder moet in staat zijn om haar biggen groot te brengen. Ze heeft tegenwoordig 14 tot 18 spenen in plaats van 12. Het gebruik van kunstmiddelen is uitgaan van zwakte en niet van de kracht van de zeug.”
Sterkere zeugen en biggen
Dat de zeugen sterk en in staat zijn om zonder al te veel ondersteuning topprestaties te kunnen neerzetten, is voor Hogenkamp een vereiste. Goede sterke zeugen met weerstand. Dat is ook de reden dat hij met de Hypor-fokdieren fokt. „Hypor is altijd gefocust op Efficient Balance Breeding”, vertelt Hogenkamp, die dagelijks elektronisch gegevens uitwisselt met Hypor en informatie terugkrijgt vanuit de hele wereld.
Het sperma dat hij gebruikt, komt niet alleen uit Nederland, maar ook uit Spanje, België en Canada. „De balans moet je in het oog houden. Een zeug moet niet alleen voldoende biggen produceren, maar ze moet ook goede biggen op een gemakkelijke manier grootbrengen. Je moet niet altijd streven naar het allerhoogste aantal geboren biggen, maar naar het hoogste rendement en denk daarbij aan de vleesvarkenshouder en de slachteigenschappen.”
„De nakomelingen moeten robuuster en sterker zijn.” Tijdens het EPP-bezoek aan zijn bedrijf waren met name de varkenshouders met andere genetica behoorlijk onder de indruk. Misschien een big minder, maar veel sterkere zeugen en vleesbiggen.
Balans niet uit het oog verliezen
Niet blindstaren op cijfers is het motto van Hogenkamp. „Met een productie van 33 biggen per jaar kan een zeug een topper zijn, maar het zegt weinig over de kwaliteit biggen. Een zeug die 13,5 big produceert met maar tien procent uitval en ruim 12 gespeende biggen, doet het netjes. Veel mensen focussen zich op het hoogst mogelijk aantal geboren biggen per worp. Ik stel het liever andersom, elke big boven de 12 wordt geboren om dood te gaan.”
„We hebben zelf een worpindex jaarrond van 2,50 en hiermee kun je met 12 gespeende biggen simpel de magische 30 biggen per jaar uittellen. Niet in alle fokkerijkenmerken is de ‘sky the limit’. De balans mag men niet uit het oog verliezen.” Hij heeft een broertje dood aan degenen die nu beweren dat ze in één jaar kunnen weerstandfokken. „Dat is flauwekul, dat is een proces van tien jaar en langer.”
Wekelijks negentig dekkingen
Het managementsysteem dat Hogenkamp hanteert, is gelijk voor alle stallen. Er zijn geen verschillen voor de topzeugen of andere dieren. Hogenkamp heeft groepshuisvesting met stabiele groepen van 40 tot 45 zeugen, twee groepen per week. Wel maakt hij onderscheid tussen de dieren. Zo heeft hij ‘Greatgrandparents’ (GGP), die houden de foklijn in stand.
De ‘Grandparants’ (GP) zorgen voor de ‘Parents’ (PS), die de zeugen voor de vermeerderaars produceren. „Het lijkt in de kraamstal allemaal ingewikkeld, maar dat is het niet. Onze zeugen zijn allemaal landrassen. De vader bepaalt de eindbestemming. De geboren biggen krijgen allemaal verschillende kleuren oormerken.”
Elke week zijn er negentig dekkingen en tachtig worpen. Er zijn 6 tot 7 procent terugkomers en van 3 tot 4 procent van de zeugen wordt afscheid genomen, vanwege hun zorgbehoefte. Het totale vervangingspercentage op het bedrijf ligt op 42 procent.
Extra zorg zwakke dieren
De zeugen worden onder meer geselecteerd op gebruikseigenschappen. Zorgt een zeug voor teveel werk, dan gaat ze weg. De zeugen die hulp nodig hebben, ontvangen deze hulp natuurlijk, maar ze krijgen wel de Z van Zorg. Het gebruik van antibiotica valt ook onder zorg, evenals problemen met beenwerk of andere zorgkenmerken. Veel van het extra werk op een varkensbedrijf wordt veroorzaakt door extra zorg voor de zwakke dieren.
„Het is het 80 - 20 procent principe. 80 procent van het werk gaat naar 20 procent van de dieren. Dat gaat vaak over zorg. Door middel van fokkerij kun je dieren schiften die extra zorg nodig hebben. Zo werkt het bij ons ook in de kraamstal. Invoelen bij een werpende zeug is eenmalig. Na het spenen vertrekt ze van het bedrijf. Het lijkt zonde, maar je moet hier consequent in zijn.”
‘Samenwerking keten moet beter’
Varkensfokker Johnny Hogenkamp uit Dalfsen heeft via de European Pig Producers (EPP) veel contacten met Europese collega’s en hij kan de Nederlandse sector goed met andere landen vergelijken. In meer dan twintig landen over de gehele wereld heeft hij de varkenshouderij goed bekeken. „Nergens zijn de varkensbedrijven zo efficiënt als in Nederland. We doen alles op een postzegel en blijven vooroplopen.”
„In Nederland staat de sector onder druk door de extra kosten van productierechten en mestafzet. Dat is een uitdaging, maar inspireert ook tot nieuwe ideeën. De ‘drive’ om te innoveren is in de rest van Europa minder. Een Nederlandse varkenshouder vecht door en geeft niet op. Toch zal de sector de komende jaren zo klein worden, dat we elkaar leren kennen en ook gaan vinden. Dat is een natuurlijke wetmatigheid.”
„De sector zal hechter worden; binnen Nederland maar ook binnen de EU. We zullen steeds meer de moderne communicatiemiddelen gebruiken om met elkaar tot een beter rendement te komen. Om een betere positie voor de sector te creëren, moeten de partijen in de keten wel meer samenwerken. Nu specialiseert iedereen zich in voer, biggen of slacht. Het zicht op de keten is echter verdwenen. De kracht van de schakel is de zwakte van de keten.”
Tijdens het EPP-congres kwam het nadrukkelijk naar voren, Europa is onze regio, afzet daarbuiten kun je vergeten. Hogenkamp bouwt door middel van FarmFocus de tools om de positie van varkenshouders in de keten sterker te maken. Dit zal de komende jaren een actueel onderwerp worden.