Samen werken aan nog beter onderwijs
De docentendag die begin juni werd georganiseerd door VarkensNet werd een dag om kennis bij te spijkeren, verbindingen te leggen en de discussie met elkaar aan te gaan. De locatiemanagers kwamen bijeen om te praten over de toekomst van het varkenshouderijonderwijs. Dat het anders moet om aan de arbeidsvraag vanuit de sector te voldoen, is duidelijk.
Er zijn 7.500 primaire productiebedrijven die samen 2.500 medewerkers hebben. Jaarlijks zijn er 500 vacatures op primaire productiebedrijven, maar er komen slechts 60 leerlingen vanuit mbo en hbo de op de arbeidsmarkt. Pig Business was op de docentendag aanwezig en daagde de aanwezige docenten en locatiemanagers uit om te reageren op een aantal stellingen.
‘Het varkensonderwijs is te versnipperd.’
De dertig aanwezigen stemden hier allemaal mee in. De reactie die een van de docenten gaf: „Het onderwijs heeft hetzelfde probleem als de varkenshouderij. Uiteindelijk willen alle scholen hun eigen toko draaiende houden.”
De noodzaak van verandering binnen de opleidingen voor de primaire productierichtingen blijkt ook tijdens het overleg tussen de locatiemanagers. De groepen leerlingen zijn te klein om gerichte programma’s te kunnen bekostigen. Er is de afgelopen tijd al veel vooruitgang geboekt doordat AOC’s samen zijn gaan werken. Drie scholen in Brabant hebben hierdoor voor hun varkenshouderij-leerlingen een gezamenlijke dag in de week in het Praktijkcentrum Sterksel kunnen realiseren. Maar omdat dit soort projecten draaien op subsidiegelden is dit geen structurele oplossing.
De visie van LTO, bij monde van Eric Douma: „We moeten als de sodemieter aan de gang met een landelijke centrale opleiding, het liefst volgend jaar al.” Sam Polderman, van het Prinsentuin College, stemt hiermee in. Naar zijn mening wordt het tijd dat de AOC’s worden opgedeeld in opleidingen. „Als je een varkenshouderijopleiding wil volgen ga je bijvoorbeeld naar Barneveld, wil je een melkveehouderijopleiding volgen dan ga je naar Almelo.”
‘Het imago van de sector is al jaren dalende.’
Zes aanwezigen stemden hiertegen, maar het overgrote deel was het er roerend mee eens. „Als er een klein negatief puntje in de belangstelling komt, heft dat tien positieve punten van de varkenshouderij op. Zoals het geval van de levende big in de kadaverton en daarmee de biggensterfte in de sector. Daar heeft iedereen het over. Dat er twee weken later als kanttekening bij wordt geplaatst dat biggen in de natuur een lagere overlevingskans hebben dan biggen in de intensieve veehouderij, daar hoor je vervolgens niets over.”
‘De krimpende varkenssector is gebaat bij één belangenorganisatie.’
Het overgrote deel stemt voor. „NVV en LTO staan steeds dichter bij elkaar, ze staan voor dezelfde boeren. En verschillende ideeën heb je ook al binnen één organisatie.” Drie personen stemmen tegen. „Het is ook wel eens fijn als je een maatje hebt dat kan schoppen.”
‘Niet de maatschappij, maar de economie bepaalt de schaalgrootte.’
Vijf keer wordt er tegen gestemd. Verschillende reacties worden geuit. „Als je op de Partij voor de Dieren stemt ben je snel klaar.” „Als de economie mee zou gaan met de maatschappelijke wens, is het niet erg dat de maatschappij bepaalt. Maar als je geld moet meenemen naar je werk dan ga je niet.” „We moeten investeren in zaken waar we uniek in zijn en dat is niet schaalgrootte, kijk naar Smithfield en Cargill.”
‘In het onderwijs is te weinig aandacht voor marketing en communicatie.’
Zes mensen stemmen tegen. „Er is wel aandacht voor marketing en communicatie, maar de verbinding met de praktijk wordt hierin vergeten.” Degenen die voor stemmen vinden lessen in marketing en communicatie een waardevolle aanvulling. „Het is van belang voor de maatschappelijke acceptatie van de varkenshouderij.”
Tekst: Joyce Cornelissen
Beeld: Ingrid Zieverink