Goedkope stal moet zich nog bewijzen

De Nederlandse varkenshouderij heeft hoge arbeidskosten en er gelden strenge milieu-en dierenwelzijnseisen in vergelijking met de meeste concurrerende landen. In ons land worden relatief dure varkensstallen gebouwd, terwijl de inkomens laag zijn. In de zoektocht naar goedkopere en eenvoudige stallen, blijken deze in Nederland nauwelijks te vinden.
In 2008 bouwde Herbert Noordman in Lemelerveld als eerste twee serrestallen voor in totaal 5.000 vleesvarkens. Eind januari 2010 nam Paul Deckers in Sint Odiliënberg de eerste boogstal voor 1.500 vleesvarkens in gebruik. Tot dusver is het daarbij gebleven.
Geen vergunning van gemeente
Wat houdt varkenshouders tegen om goedkoper te bouwen? „We zijn gewend aan degelijk gebouwde varkensstallen. Er is nog te weinig ervaring met nieuwe staltypen. Enkele pioniers gaan er mee aan de slag, de meeste varkenshouders wachten eerst af of het werkt. Ze twijfelen aan de duurzaamheid van nieuwe staltypen en de te behalen technische resultaten.
Ook geven sommige gemeentes geen vergunningen voor stallen die afwijken van een traditionele bouwwijze”, zegt Henk Radstaak, specialist bedrijfsontwikkeling van Bomap, onderdeel van ForFarmers. Het voordeel van een serre- en boogstal is onder andere de lagere bouwkosten door een modulair-achtige bouw. De standaardisatie van de bouwcomponenten en de snelheid van bouwen, drukken de prijs.
Ook worden varkens in grotere groepen gehuisvest, dat scheelt inrichtingskosten. Veel licht en lucht zorgen voor een aangenaam klimaat voor varkens en varkenshouder. Dat verbetert het dierenwelzijn en sluit daarmee beter aan op wensen vanuit politiek, maatschappij en retail. De demontabele onder- en bovenbouw van serre- en boogstallen maakt het gemakkelijker om veranderingen in de stal door te voeren. Daarmee kan de varkenshouder eenvoudig op veranderende wet- en regelgeving inpringen. Ook is staluitbreiding door modulaire bouw makkelijker te realiseren.
Serrestal, 820 gram groei
Marco Noordman, directeur van ID Agro, een bedrijf in Lemelerveld dat serrestallen bouwt, ontwikkelde samen met zijn broer Herbert de eerste serrestal voor vleesvarkens. „Veel daglicht in de stal was Herberts uitgangspunt. Hij wilde aangename arbeidsomstandigheden in de stal combineren met verbetering van het dierenwelzijn door een natuurlijk dag- en nachtritme. In 2008 kostte deze stal met 1 metermestopslag eronder circa 320 euro per varkensplaats.
Met een serrestal kun je al snel 20 procent goedkoper zijn ten opzichte van reguliere stallenbouw. Het hangt uiteraard sterk af van de eisen die varkenshouders stellen aan de inrichting en wel of niet onderkelderen. Het prijsverschil kan oplopen tot 30 a 40 procent”, zegtMarco Noordman, die graag de vooroordelen over de serrestal wegneemt.
„Varkenshouders denken dat het veel te warm wordt in deze stal, maar dat is niet zo. Tussen de dubbele laag folie op het dak zit een isolerende luchtlaag. Een schaduwdoek op de buitenkant van het dak weert zonnestraling.” Daarnaast heeft elke afdeling een groot volume vanwege de nokhoogte van 5,30 meter. Dit vangt de effecten van de zon goed op. Na twee jaar ervaring in deze stal met afdelingen van 250 vleesvarkens zijn de resultaten goed.ˮ
Varkenshouder Herbert Noordman realiseert met zijn vleesvarkens 820 gram groei per dag. Dat ligt boven het landelijk Agrovision gemiddelde van 794 gram groei per dag in 2009. Om te voldoen aan milieueisen heeft de Groen Label serrestal een schuine plaat in de mestput en een mest-waterkanaal. Daarnaast kan het centrale afzuigkanaal van de serrestal worden aangesloten op een luchtwasser.
Boogstal in Limburg demoproject
„De Limburgse boogstal voor 1.500 vleesvarkens, gehouden in groepen van 240 dieren, is een prototype, bedoeld als demoproject”, zegt Jos de Groot van DLV Bouw, Milieu & Techniek BV. Hij is als specialist innovatieve projecten varkenshouderij betrokken bij de eerste boogstal voor varkens in Nederland.
„We hebben deze stal samen met de Technische Universiteit Eindhoven en Booghal BV in Twello ontwikkeld op basis van de wensen van Paul Deckers, die koos voor een nieuw stalconcept.” Deze stal is volledig onderkelderd en er is een chemische luchtwasser geïnstalleerd. De stal heeft een ontheffing voor een 20 procent dichte vloer, terwijl 40 procent wettelijk verplicht is. Het is de bedoeling om het aandeel dichte vloer jaarlijks met vijf procent te verhogen tot 40 procent.
De bouwkosten van de boogstal waren circa 400 euro per varkensplaats. „Dat zit aan de onderkant van de kosten van conventionele bouw. Belangrijk is de vraag wat de houdbaarheid is van dit type stal. Zijn ze eerder afgeschreven dan conventionele stallen of niet en welke vervangingsinvesteringen zijn dan nodig. Het antwoord hierop krijgen we pas over 10 tot 20 jaar.”
In elk geval moeten binnen 10 jaar de folielagen van het dak worden vervangen. Volgens de fabrikanten gaat de folie minimaal 10 jaar mee. Over de technische prestaties van de varkens in de boogstal zijn nog geen cijfers bekend. „Deckers draait net een half jaar. We gaan de technische en financiële resultaten na verloop van tijd evalueren en zijn benieuwd hoe dit uitpakt. Als de praktijk uitwijst dat varkenshouders in nieuwe staltypen goed kunnen draaien, komen er vanzelf meer”, verwacht De Groot.
Grote groepen varkens
In de boogstal worden grote groepen vleesvarkens gehouden, de serrestal heeft een reguliere indeling met afdelingen en hokken. Serre- en boogstallen zijn ook bruikbaar voor groepen guste en dragende zeugen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Duitsland is er in Nederland nog weinig ervaring met de huisvesting en het voeren van groepen van 250 tot 500 vleesvarkens. „Het houden van grote groepen vleesvarkens neemt vanwege de onbekendheid ervan nog geen hoge vlucht.”
„Dat komt ook omdat circa 90 procent van de zeugenhouders nog met een weeksysteem werkt. Bij een toename van toepassing van meerwekensystemen op vermeerderingsbedrijven zullen in de toekomst vaker grotere groepen vleesvarkens worden gehouden”, zegt Radstaak. „In combinatie met all in-all out van vleesvarkensbedrijven creëer je tegelijkertijd veel gezondheidsvoordelen.”
Als het om lagere bouwkosten gaat, is het niet altijd nodig om een serre- of boogstal te bouwen. De bouwkosten van een conventionele stal voor grote groepen vleesvarkens kunnen erg meevallen. Dat bewijst maatschap Lammers in Deurne. Zij bouwde een stal in eigen beheer voor 2.400 vleesvarkens met groepen van 400 dieren. De nieuwe conventionele stal kostte, inclusief eigen arbeid, nog geen 280 euro per plaats. In de hokken staan alleen Pro-Sorter selectie- en voerstations, waardoor flink op inrichtingskosten is bespaard.
Individueel voeren mogelijk
„Qua bouwkosten maakt het veel uit of je voor groepen van 250 of 500 vleesvarkens bouwt”, zegt De Groot, die aangeeft dat bedrijven met meer omvang en grotere groepen varkens de kosten per vleesvarkensplaats altijd verlagen. „Wij rekenen voor stalbouw met gemiddeld 210 tot 250 euro per vierkante meter of met 425 tot 450 euro per vleesvarkensplaats van 0,8 vierkante meter”, aldus De Groot, die aangeeft dat goedkoop bouwen niet te veel ten koste van technische prestaties moet gaan.
„Hetzelfde geldt voor grotere groepen vleesvarkens. Doordat ze meer kunnen bewegen, is de onderhoudsbehoefte hoger en dat kost voer.” Huisvesting in combinatie met geautomatiseerde weeg- en selectiestations compenseert dat nadeel zeer waarschijnlijk. Daarmee is nauwkeurig en individueel voeren van varkens, afhankelijk van hun gewicht, mogelijk.
„Lichte dieren kun je langer een hogere kwaliteit voer verstrekken en zware dieren tijdig afremmen. Ook ligt het voor de hand dat het afleveren op het juiste gewicht door de poortjes in het automatische selectiestation financiële voordelen oplevert. Dat alles moet blijken uit de evaluatie van de prestaties in de boogstal”, besluit De Groot.
Tekst: Janet Beekman
Beeld: John Peters