Gericht werken aan minder antibiotica
Het keurig opgeruimde erf is een eerste signaal over de werkwijze van varkenshouder Marco Oostenbrink in Rheeze (Ov.). We treffen hem in de bedrijfskantine samen met dierenarts Johan Kamp van Dierkliniek Hellendoorn, onderdeel van De Oosthof Samenwerkende Dierenartsenpraktijken. Op tafel liggen formulieren met bedrijfskengetallen.
Oostenbrink en Kamp zitten bij elkaar om te praten over het gebruik van antibiotica, een onderwerp dat het afgelopen jaar volop in de maatschappelijke schijnwerpers kwam te staan. „Duidelijk is dat de maatschappij het huidige antibioticagebruik in de veehouderij als een probleem ziet.”
„De resistentie tegen antibiotica van MRSA-bacteriën en zogenoemde ESBL-vormende bacteriën baart zorgen, vooral vanwege de weerslag op de humane gezondheidszorg”, aldus dierenarts Kamp. „En terecht”, zegt Oostenbrink. „Ik moet er ook niet aan denken dat mijn kinderen hier een infectie zouden kunnen oplopen die met antibiotica niet is te behandelen.”
Gemakkelijke compensatie
Volgens Kamp hebben de meeste varkenshouders inmiddels wel tussen de oren dat een terughoudend gebruik van antibiotica noodzakelijk is. „Jarenlang vormden antibiotica een gemakkelijke compensatie voor onvolkomenheden op het gebied van management, voeding, huisvesting en stalklimaat. Antibiotica waren in veel gevallen het goedkoopste middel om een brand te blussen.”
Kamp vindt het een goede zaak dat bedrijven en organisaties in en om de varkenshouderij er de schouders onder zetten om te werken aan een vermindering van het antibioticagebruik. „Het is alleen jammer dat commerciële bedrijven, maar ook landbouworganisaties, deze thematiek ook menen te moeten gebruiken om zichzelf te profileren. Dat draagt niet bij aan een effectieve aanpak, maar zorgt voor onnodige druk. Varkenshouders moeten nu een paar jaar de tijd krijgen om resultaat te boeken.”
Gesloten bedrijf
Oostenbrink heeft een gesloten varkensbedrijf. Op de thuislocatie houdt hij 330 zeugen (Topigs 30) en 1.400 vleesvarkens (Topigs 30 x Piëtrain). Nog eens ruim 1.300 vleesvarkens verzorgt de ondernemer in enkele huurstallen in de regio. Hij is ruim een jaar klant bij De Oosthof en werkt sinds die tijd onder begeleiding van Kamp gericht aan het verminderen van het antibioticagebruik en het verbeteren van de diergezondheid.
Oostenbrink benadrukt dat hij nooit een grootverbruiker van antibiotica is geweest. „Maar door nog gerichter met diergezondheid aan de slag te gaan, was het mogelijk om verder te minderen.” Volgens dierenarts Kamp begint het verminderen van het antibioticagebruik met inzicht in de hoogte van het gebruik. „Daarom hebben we dat voor alle varkenshouders berekend. Voor ieder bedrijf kunnen we met één druk op de knop het antibioticagebruik, uitgedrukt in dierdagdoseringen, de landelijke standaardnorm, in beeld brengen.”
„Eén dierdagdosering staat voor de hoeveelheid die van een bepaald antibioticum nodig is om een standaarddier, bijvoorbeeld een standaardzeug, één dag te behandelen. In theorie kunnen we bij ieder bedrijfsbezoek een uitdraai van het antibioticumgebruik maken. Maar dat lijkt me niet zinvol. Zoiets moet je over langere periode beoordelen.”
Grote verschillen in gebruik
Voor de zeugenhouderij en de vleesvarkenshouderij worden dierdagdoseringen apart berekend. Varkenshouder Oostenbrink kwam binnen zijn vermeerderingstak over de afgelopen twaalf maanden uit op gemiddeld 4,2 dierdagdoseringen per zeug. Bij de vleesvarkens komt hij op 14,1 dagdoseringen per aanwezig vleesvarken.
Dierenarts Kamp: „Daarmee scoort Oostenbrink erg goed. Het Nederlands gemiddelde is 19 dierdagdoseringen per zeug. Ook binnen onze eigen praktijk zien we enorme verschillen. Je hebt vermeerderaars zoals Oostenbrink die erg laag scoren, maar er zijn ook vermeerderaars die twee keer zo veel als het landelijke gemiddelde nodig hebben. Er is dus nog volop werk aan de winkel.”
Dierenartsenpraktijk De Oosthof werkte het afgelopen jaar aan het vergroten van de kennis van varkenshouders over antibiotica en het gebruik daarvan. Dit gebeurde onder meer door het organiseren van informatieavonden waar ruim 200 varkenshouders gebruik van maakten.
Inzet antibiotica analyseren
Een volgende stap om te komen tot een lager gebruik van antibiotica is het analyseren waar, wanneer en bij welke diercategorieën de antibiotica worden ingezet. Kamp: „Je moet daarbij goed in beeld brengen welke ziekteverwekkers bij welke dieren een rol spelen.”
Op het bedrijf van Oostenbrink kwam vorig jaar na onderzoek van bloedmonsters, in combinatie met het aanwezige klinische beeld, naar voren dat het circovirus de gezondheid van de biggen parten speelde. Oostenbrink: „We zijn daarop direct begonnen met vaccineren tegen circo. Tot die tijd vaccineerden we onder meer tegen PRRS. Daar zijn we gedeeltelijk mee gestopt.”
„Zeugen enten we nog wel tegen PRRS. Biggen niet meer.” De aangepaste vaccinatiestrategie pakte goed uit. De groei en uniformiteit van de biggen verbeterde en spuiten met antibiotica was minder vaak nodig. Bij het verlagen van het antibioticagebruik hoort ook het beter werken met het bedrijfsbehandelplan en het zogenoemde bedrijfsgezondheidsplan. Het bedrijfsbehandelplan is binnen IKB al jaren een verplichting, en het bedrijfsgezondheidsplan sinds dit jaar ook.
In het bedrijfsgezondheidsplan staat hoe varkenshouder en dierenarts planmatig aan de slag gaan met het verminderen van het antibioticagebruik. Oostenbrink: „Het gezondheidsplan is trouwens niet alleen een zaak voor boer en dierenarts. Ook andere adviseurs, bijvoorbeeld de voorlichter van de voerleverancier, spelen een rol.”
Verschillende kleuren oormerken
Een concrete maatregel die varkenshouder Oostenbrink nam na overleg met dierenarts en de adviseur van de voerfabriek, was het werken met verschillende kleuren oormerken voor de geboren biggen. Iedere week gebruikt hij een andere kleur oormerk bij het blikken van de biggen.
„Daarmee maak ik voor mezelf heel goed zichtbaar of het lukt om vast te houden aan het beleid om zo min mogelijk biggen over te leggen. Als ik biggen opleg in de vleesvarkensafdelingen dan wil ik per afdeling maar één kleur oormerk zien, hooguit twee”, aldus Oostenbrink.
Dierenarts Kamp onderstreept dat de aanpak van Oostenbrink vooral neerkomt op het aanscherpen van het bestaande bedrijfsbeleid waarbij de varkenshouder altijd al veel aandacht schonk aan de externe en interne biosecurity. „Kortweg komt het er op neer dat je als varkenshouder actie onderneemt om te voorkomen dat ziekteverwekkers je bedrijf binnenkomen, en dat je voorkomt dat aanwezige ziektekiemen de kans krijgen om zich binnen het bedrijf te verspreiden.”
Discipline ontbreekt nogal eens
„Op zich is er niets nieuws onder de zon, eigenlijk weten we al jaren hoe het moet. Het vergt echter wel veel discipline. Die ontbreekt nogal eens waardoor varkenshouders geneigd zijn om de hand te lichten met bepaalde maatregelen. We zien bijvoorbeeld vaak dat het niet lukt om aangevoerde gelten daadwerkelijk zes weken in quarantaine te houden.”
„Het besef dat 85 procent van de ziektes binnenkomt door aanvoer van nieuwe dieren ontbreekt vaak.” Oostenbrink tekent aan dat het ook niet altijd eenvoudig is om te werken zoals de theorie voorschrijft. „Dat er de laatste jaren veel te weinig is verdiend in de sector, speelt veel varkenshouders parten. Investeringen komen daardoor soms niet gelegen.”
„Als je bij een groeiende biggenproductie per zeug niet de mogelijkheid hebt om extra biggenruimte te creëren, dan is de kans groot dat de diergezondheid onder druk komt te staan en het antibioticagebruik oploopt.”
Puntjes op de i
Varkenshouder Oostenbrink wil de komende jaren verder werken aan het minderen van het antibioticagebruik. Daarvoor lijken er nog wel kansen te zijn. Zo krijgen de biggen nu nog preventief antibiotica bij het couperen van de staarten. Kamp: „Juist op het terrein van preventieve toediening, zijn er goede mogelijkheden om stappen te zetten.”
„De maatschappelijke druk richt zich bovendien vooral op het uitbannen van preventief gebruik.” In overleg met zijn dierenarts probeert Oostenbrink ook om antibiotica, waarbij resistentieontwikkeling meer risico’s oplevert, zo min mogelijk te gebruiken. Dit zijn vooral antibiotica die ook in de humane gezondheidszorg worden gebruikt zoals ceftiofur en enrofloxacine.
„In het formularium, onderdeel van het bedrijfsbehandelplan, benoemen we dergelijke middelen steevast als laatste keuze. Samen met varkenshouders gaan we ons nog meer inspannen om het gebruik van deze middelen te voorkomen”, stelt dierenarts Kamp.
Tekst: Berrie Klein Swormink
Beeld: Berrie Klein Swormink