Zorgvuldige afweging brijvoer of droogvoer
De plek van een varkensbedrijf heeft invloed op de keuze om te investeren in een brijvoer- of een droogvoerinstallatie. Het grootste verschil tussen een brijvoer- en een droogvoerinstallatie zit in de mogelijkheid van een brijvoerinstallatie om natte bijproducten te kunnen voeren. En die zijn in het zuiden van Nederland nog steeds aantrekkelijker geprijsd dan in het Noorden.
„De meest gebruikte natte bijproducten, worden vooral in het Zuiden en Zuidwesten geproduceerd waardoor de transportkosten daar lager zijn”, zegt Wouter Borgstein, verkoopleider varkenshouderij zuidwest bij Agrifirm. De verschillen in transportkosten tussen Noord en Zuid zijn de afgelopen jaren wel kleiner geworden doordat bijproductenleveranciers in het noorden van het land bijproducten per trein importeren vanuit Duitsland.
De keuze tussen een brijvoer- of een droogvoerinstallatie is bepaald niet vanzelfsprekend. Jarenlang was dat eigenlijk wel zo: grote (vlees)varkensbedrijven kozen bij nieuwbouw overwegend voor brijvoerinstallaties. Vooral de beschikbaarheid van aantrekkelijk geprijsde bijproducten maakte die keuze interessant. Hiermee waren de verhoudingsgewijs hoge investeringskosten in een brijvoerinstallatie weer vlot terug te verdienen. Daar kwam bij dat een brijvoerinstallatie betere mogelijkheden had om de varkens nauwkeurig te voeren.
Gering prijsvoordeel
Anno 2010 ligt de situatie anders. Schattingen wijzen uit dat varkenshouders die voor de keuze staan in bijna de helft van de gevallen kiezen voor een brijvoerinstallatie. We hebben het dan over vleesvarkenshouders en gesloten bedrijven. Bedrijven met alleen zeugen kiezen doorgaans voor droogvoer.
De verhoudingsgewijs kleinere populariteit van brijvoer lijkt verschillende redenen te hebben. Allereerst is daar het geringe prijsvoordeel van natte bijproducten. Door de toenemende vraag naar bijproducten liepen de prijzen enige jaren geleden fors op waardoor het voordeel van bijproducten vrijwel wegviel. De afgelopen jaren was er wel weer sprake van prijsvoordeel en wisten vleesvarkenshouders met een brijvoerinstallatie lagere voerkosten te realiseren dan ‘droogvoerbedrijven’
„Het prijsvoordeel zit tegenwoordig vooral in de eiwitrijke component, het tarwegistconcentraat. In het verleden was vooral de energiecomponent in de vorm van tarwezetmeel prijstechnisch interessant. Dat is nu niet meer zo”, constateert Borgstein.
Minder groei op brijvoer
Gemiddeld groeien varkens op brijbedrijven iets langzamer dan op droogvoerbedrijven. In de praktijk moeten vleesvarkens vaak even wennen aan de zure brij. Biggen hebben daardoor in de eerste week na opleg op een ‘brijbedrijf’ veelal wat meer moeite met de voeropname. Daar komt bij dat brijvoerbedrijven varkens vrijwel altijd beperkt voeren. Op droogvoerbedrijven is vaker sprake van onbeperkt voeren waarbij de maximale groeicapaciteit van de varkens wordt benut.
Je zou verwachten dat dit zich zou vertalen in een hoger vleespercentage van varkens van brijbedrijven, maar dat blijkt niet echt uit de cijfers. Bij de afweging brijvoer of droogvoer, draait het vrijwel altijd om de keuze tussen investeren in een brijvoerinstallatie of een computergestuurde droogvoerinstallatie (cdi). Het is niet te zeggen wat de hoogste investering vergt: een cdi of een brijvoerinstallatie.
Het uiteindelijke investeringsbedrag hangt sterk af van de uitvoering van de installatie en de omstandigheden ter plekke. Denk bijvoorbeeld aan het aantal opslagbunkers waarvoor een varkenshouder bij een brijvoerinstallatie kiest, de noodzakelijke ruimte voor een brijvoerkeuken en de capaciteit van de elektriciteitsvoorziening ter plekke.
Extra stalruimte
Iets wat ook niet mag ontbreken in een financiële vergelijking van brijvoer en droogvoer is de benodigde stalruimte. Voeren van brij gaat bijna altijd gepaard met voeren van de varkens aan een lange trog. Dit is een prima methode om beperkt te voeren, omdat alle varkens tegelijk kunnen eten. Dat maakt het bovendien mogelijk om de varkens makkelijk en snel te controleren.
De keerzijde is dat toepassing van lange troggen in vleesvarkensstallen het benodigde staloppervlak met ongeveer 10 procent vergroten ten opzichte van bijvoorbeeld het gebruik van buisvoerbakken. Globaal kost extra stalruimte 260 euro per vierkante meter.
„Als je alles rekent, ben je voor een brijvoerinstallatie toch meestal wel meer geld kwijt”, zegt Jos de Groot, projectleider bij DLV Intensief Advies in Uden. „Een vuistregel die we hanteren, is dat de voerkosten per kg bij brijvoer toch wel 4 tot 5 cent lager moeten zijn, om de extra investeringslasten goed te maken.”
Secuur afstellen
De technische ontwikkelingen hebben niet stilgestaan de afgelopen jaren. Zowel brijvoer- als droogvoerinstallaties zijn in staat om uiterst nauwkeurig de gewenste voermengsels op de juiste plek te doseren.
Brijvoerinstallaties kunnen tegenwoordig allemaal restloos doseren waardoor er geen voermengsel meer achterblijft in de leidingen. Ook is de storingsgevoeligheid van moderne brijvoerinstallaties sterk verminderd. Toch komt het wel goed van pas als een varkenshouder die voor een brijvoerinstallatie kiest, enig technisch gevoel heeft. Dit vindt Joost Leijten. Hij is varkenshouder en voert voor voerleverancier Hendrix UTD regelmatig brijvoerchecks uit bij collega’s die met een brijvoerinstallatie zijn gaan werken.
„In de praktijk maak ik vaak mee dat varkenshouders wat te licht denken over de techniek en alle noodzakelijke instellingen. Ik kom dan ook veel fouten tegen. Om goed te werken met een brijvoerinstallatie, helpt het als je een beetje een techneut bent”, stelt Leijten. „Iets wat ik bijvoorbeeld vaak tegenkom, is dat het nulpunt van de weger te hoog is ingesteld. Hierdoor treedt er te veel vermenging tussen de mengsels onderling op.”
Droge bijproducten
De technische mogelijkheden van droogvoerinstallaties zijn de laatste tien jaar sterk toegenomen. Moderne droogvoerinstallaties zijn in staat om moeiteloos diverse voercomponenten te verwerken tot een homogeen mengsel. Ze kunnen daardoor ook met droge bijproducten goed uit de voeten. Ook het voeren van Corn Cob Mix (CCM) kan prima met een droogvoerinstallatie, al gelden er wel beperkingen voor het aandeel ccm.
Hierdoor kunnen ook droogvoerinstallaties zeer flexibel worden ingezet. Alleen natte bijproducten blijven buiten het bereik van varkenshouders met een droogvoerinstallatie. Borgstein van Agrifirm concludeert dat varkenshouders met groeiende bedrijven veel waarde hechten aan bedrijfszekerheid.
„De voederwaardegehaltes van natte bijproducten zijn in de praktijk iets minder constant dan die van droge voercomponenten. In combinatie met de iets grotere technische gevoeligheid van brijvoerinstallaties, lijken ondernemers daarom toch eerder te kiezen voor een droogvoerinstallatie. Dat heeft ook te maken met het werken met personeel en met stallen op afstand.”
Ccm blijft in trek
Corn Cob Mix (ccm) is voor veel varkenshouders een aantrekkelijk voedermiddel. ccm bestaat uit gemalen maïskorrels en een deel van de spil. Het is een energierijk voedermiddel. Ccm is zuur en heeft een positief effect op de darmwerking. Het is zowel via een brijvoer- als een droogvoerinstallatie aan de varkens te voeren.
Na het positieve gezondheidseffect is ccm voor diverse varkenshouders interessant, omdat het een mogelijkheid geeft om eigen grond rendabel te maken met de teelt van maïs, of om in de buurt een aantrekkelijke voercomponent te kunnen kopen.
Dit jaar zijn de prijzen van maïs per hectare fors hoger dan vorig jaar. Afhankelijk van de regio is dat tot wel 60 procent hoger. „Toch blijft ccm prijstechnisch interessant”, zegt Jan Hulsman, adviseur varkenshouderij bij CAVV Zuidoost Salland in Haarle (Ov.). „De prijzen van andere voergrondstoffen zijn ook flink gestegen.” Hulsman constateert dat het voeren van ccm een keuze voor meerdere jaren is. „Er komen de nodige investeringen bij kijken zoals sleufsilo’s voor de opslag van het product.”
Tekst: Berrie Klein Swormink
Beeld: Ellen Meinen