Het milieuvriendelijkste stukje varkensvlees
Eet je een kg aardbeien buiten het seizoen dan belast je het milieu minimaal net zoveel als bij het eten van eenzelfde hoeveelheid varkensvlees. Koop je een bos rozen vanuit de kas dan is er vier tot vijf keer zoveel CO2-uitstoot als bij varkensvlees. Dingen in perspectief zien.
Rundvlees uit Soedan
De Food and Agriculture Organization (FAO) publiceerde in 2006 een rapport over de milieueffecten van dierlijke productie. Al Gore en Marianne Thieme maakten er handig gebruik van om het eten van vlees en smeltende poolkappen met elkaar in relatie te brengen. ‘Vleeseters erger dan SUV-bezitters’ (grote Amerikaanse auto), was een veel aangehaalde kreet.
Een tekst waar Hans Blonk afstand van neemt. „Mensen leggen heel snel één-op-één verbanden. Het FAO-onderzoek heeft puur per diersoort gekeken wat de gemiddelde mondiale CO2-uitstoot is. Het rapport maakt niet duidelijk wat het verschil is in milieubelasting tussen bijvoorbeeld rundvlees uit Soedan of Nederland.” Blonk heeft een milieuadviesbureau dat zich bezighoudt met duurzaamheidvraagstukken in de agrofoodketen.
Om duidelijkheid te brengen in de milieubelasting van een kg vers varkensvlees heeft hij in samenwerking met Wageningen Universiteit onderzoek verricht naar de CO2-voetafdruk in biologische en gangbare varkenshouderijsystemen. Het onderzoek heeft zich geconcentreerd op Denemarken, Duitsland, Engeland en Nederland. De carbon footprint geeft de totale uitstoot weer van broeikasgassen in de productieketen per kg vers varkensvlees.
Naast CO2 (koolstofdioxide), tellen ook de broeikasgassen CH4 (methaan) en N2O (stikstofdioxide) in belangrijke mate mee in de milieubelasting bij de varkensvleesketen. Deze begint bij voederproductie, gevolgd door varkensproductie en eindigt bij vleesproductie.
Natte bijproducten
De hoeveelheid broeikasgassen afkomstig uit de intensieve varkenshouderij ligt gemiddeld lager dan in de biologische houderij. „Een bevestiging van ons vermoeden”, zegt Blonk. „Een hogere voederconversie en een lagere productiviteit in de zeugenhouderij zijn de voornaamste redenen voor de hogere CO2-uitstoot.” In de intensieve sector schommelt bij de vier onderzochte landen de uitstoot rond de3,5 kgCO2 per kg varkensvlees.
In tegenstelling tot de intensieve varkenshouderij zijn de landenverschillen in de biologische sector vele malen groter. Tussen Denemarken (4,0 kg) en Duitsland (5,0 kg) zit een groot gat. „De typische Duitse biologische varkenshouderij is kleinschalig vergeleken met de Deense.” Zowel bij de intensieve als biologische sector is de voerproductie voor meer dan de helft verantwoordelijk voor de CO2-uitstoot. De duurzaamheidadviseur geeft aan dat een daling met enkele maatregelen mogelijk is. „Verdere verlaging van de voederconversie, voeren van hogere energievoeders met minder fosfaat en het gebruik van natte bijproducten.”
„Het indrogen van natte bijproducten is een energieverslindend proces”, legt hij uit. „Maar je moet niet denken dat je hiermee de broeikasscores halveert. Uit het rapport blijken de onderlinge landenverschillen in de intensieve sectoren bijzonder klein, waaruit je kunt afleiden dat de te boeken winst niet heel groot is.”
Achter de wagen spannen
Of je gezien de hoge milieubelasting mag stellen dat biologisch is achterhaald, is Blonk het gedeeltelijk eens. „In de biologische richtlijnen staan soms regels die het paard achter de wagen spannen. Maar met creatieve oplossingen kun je zelf hier een eigen draai aan geven. De Ronddeelstal waar leghennen in een innovatief huisvestingssysteem worden gehouden, vind ik een goed voorbeeld.”
„Een grootschalige pluimveehouderij met een creatieve combinatie van dierenwelzijn en milieu. De Dierenbescherming heeft het concept het hoogst aantal sterren toebedeeld en daarmee in dezelfde categorie geschaard als biologisch. Voor de varkenshouderij is het zaak om grootschaligheid en dierenwelzijn aan elkaar te koppelen.”
„Dierenwelzijn zal altijd om de nek van de veehouder blijven bungelen. Om concepten bij de consument geaccepteerd te krijgen, is de steun van maatschappelijke organisaties als de Dierenbescherming onmisbaar.”
Beren mesten
Afgezien van de voederconversie hebben grotere veehouderijen milieutechnische voordelen, vertelt Blonk. „Grootschalige bedrijven bieden voordeel voor het opzetten een mestvergistingstak en gemakkelijker werken met natte bijproducten. Daar komt bij dat ze over meer investeringsruimte beschikken waardoor ze snellere technologische ontwikkelingen kunnen inpassen.”
Martin Houben van varkensbedrijf Houbensteyn Groep kan het verhaal van Blonk met cijfers ondersteunen. „We hebben de carbon footprint laten onderzoeken op ons bedrijf en weten gemiddeld 30 procent minder broeikassen per kg varkensvlees uit te stoten.” In het beste geval kan Houbensteyn zich zelfs meten met kippenvlees.
De algemeen directeur schrijft de milieuwinst vooral toe aan het gebruik van brijvoer en de biogasinstallatie. „Als we geen gebruik maken van mestvergisting, dan leert de studie dat het voordeel al met de helft afneemt.” Volgens hem kan het grootschalige bedrijf met 4.500 zeugen en 20.000 vleesvarkens nog op één punt grote winst boeken. „Beren mesten. De betere voederconversie van beren vermindert de CO2-uitstoot. We mesten al een derde van de vleesvarkens als beer af. Volgend jaar willen we tweederde van de biggen niet castreren.”
Meat the truth
Hans Blonk moet toegeven dat de emotie die schaalvergroting bij de burger oproept vooralsnog zorgt voor een belemmering van een meer milieuvriendelijke varkenshouderij. „Veel burgers beleven de landbouw nog in een Ot en Sien leefwereld. Het zorgt ervoor dat de megastallendiscussie een meer milieuvriendelijke varkenshouderij in de weg staat.” Zijn hoop is gevestigd op een beter kennisniveau bij de burger.
„Ik verwacht dat er steeds meer realisme in de samenleving ontstaat. Ten eerste omdat de veehouderij alsmaar transparanter wordt en de kennis van de burger toeneemt. Bovendien heeft de film Meat the Truth van Marianne Thieme behoorlijk de plank misgeslagen. Dergelijke ongenuanceerde berichtgeving neemt men minder snel klakkeloos aan. Het maakt je als organisatie uiteindelijk ongeloofwaardig.”
Creatieve ondernemers
Zijn advies aan de varkenshouder is om niet alleen de nadruk op de carbon footprint te leggen. „De meerkosten voor een lagere CO2-uitstoot verdien je niet terug in de keten. Voor de consument heeft het getalletje nog niet voldoende meerwaarde. Wel verwacht ik dat supermarkten meer op duurzaamheid gaan inkopen. Om aan eisen te voldoen, is samenwerking tussen varkenshouders onvermijdelijk.”
„Inventieve ondernemers spelen hier slim op in. Nieuwe ondernemersvormen zorgen voor grotere mogelijkheden.” Blonk vindt dat ons land in een duurzame veehouderij een voortrekkersrol moet innemen. „Wat je in Nederland ontwikkelt, kun je in andere landen uitrollen. Want laten we eerlijk zijn, de sector produceert jaarlijks voor 40 miljoen mensen aan varkensvlees.”
„Uitgaande van een gelijke varkensvleesconsumptie praat je dan over nog geen 5 procent van de Chinese bevolking! De komende jaren zal de stijgende wereldbevolking en vleesconsumptie alleen maar de vraag naar varkensvlees opdrijven. We moeten dus naar een wereldwijd efficiëntere varkenshouderij om in de voedselbehoefte te voorzien.”
‘Nieuw Gemengd Bedrijf komt er’
We schrijven maart 2004 als vier ondernemers hun grootse plannen presenteren om een volledig gesloten milieuvriendelijke bedrijfsvoering op te zetten met 33.000 varkens, 1,2 miljoen stuks pluimvee, slachterij en mestvergistinginstallatie. Anno 2010 is Nieuw Gemengd Bedrijf (NGB) vooralsnog een droom. Aan de plannen is zeer zeker niets veranderd vertelt Martin Houben, één van de deelnemers. „De pluimvee- en mestvergistingstak komen op één locatie in landbouwontwikkelingsgebied Witveldweg in de Noord-Limburgse gemeente Horst aan de Maas.”
„Het varkensbedrijf ligt een kilometer verder waar de mest via de pijpleiding naar de mestvergisting wordt getransporteerd.” Uit een rapport geschreven door Blonk Milieuadvies blijkt dat NGB landelijk gezien zeer positief scoort op energie en broeikasgassen. „We wisten dat mensen negatief konden reageren. Alleen het negatieve krijgt de volle aandacht en al de positieve aspecten worden onderbelicht. Overheden reageren op de negatieve aandacht door ons weer extra regels en procedures op te leggen. Dat is ons tegengevallen.”
Als het project aan bovenwettelijke eisen voor dierenwelzijn voldoet, geef je het dat niet meer kans van slagen? „Ben ik met je eens”, reageert Houben. „Alleen de vraag moet vanuit de markt komen. Niet opgelegd door de overheid. Als de marktvraag er is, zijn we tot veel in staat. Maar de meerkosten moeten wij wel ergens kunnen terugverdienen.”
Binnenkort wordt de Milieu Effect Rapportage (MER) van het grootschalige plan gepubliceerd. Vanwege de lopende procedures durft de algemeen directeur van Houbensteyn Groep geen uitspraken te doen binnen welke termijn hij de plannen van NGB ziet gerealiseerd. Maar Nieuw Gemengd Bedrijf komt er, verzekert hij.
Deense’Pig City’ worstelt met bio-richtlijn
Klimaatneutraal produceren is de enige manier die toekomst biedt aan de sector in West-Europa, aldus de Deense varkenshouder Søren Hansen. In het plaatsje Galten, nabij de stad Aarhus werkt hij aan een Pig City project. Op een terrein van5 hectaremoet een soort kassencomplex verrijzen dat biologische varkenshouderij, 10.000 slachtvarkens per jaar, combineert met tomatenteelt.
Boven de grond tomatenkassen, onder de grond varkens. Ze lopen vrij rond in groepen en ze blijven als big langer bij de zeug. Eenmaal slachtrijp worden ze niet op transport gezet, maar in het complex zelf geslacht. Dat levert een betere vleeskwaliteit op. Het vlees wordt in karkassen verhandeld. Synergie-effecten staan centraal in het Deense Pig City model. Van mest wordt biogas en meststof gemaakt dat wordt gebruikt voor de tomatenteelt en de koolstofdioxideproductie van de varkenshouderij wordt ter plekke ook weer benut.
Deze synergie zorgt voor klimaatneutrale productie én voor de winstgevendheid. Per vierkante meter is het complex goedkoper dan traditionele stallenbouw, stelt Hansen. Ook heeft zijn Pig City, in tegenstelling tot gangbare varkenshouderij, helemaal geen energiekosten. Dat is te danken aan het hergebruik van mest en warmte in de tomatenteelt. De derde factor die het project winstgevend maakt, is de meerprijs voor het vlees. Biologische houderij levert een aanzienlijke meerprijs op.
Doodlopende weg
Voor Hansen is dat geen vraag, maar een feit. „In Denemarken is 8 procent van het totale volume al biologisch. Bij jullie en in heel West-Europa gaat het dezelfde kant op. Produceren voor de export is een doodlopende weg. Buiten Europa zal het altijd goedkoper kunnen. De enige mogelijkheid om rendabel varkens te houden, is de strategie te veranderen van low input naar high input.”
„In West-Europa is er een markt voor en draagvlak. Verdere schaalvergroting op de traditionele manier betekent het einde van de sector. Daarvoor is in onze West-Europese samenleving géén draagvlak.” Hansen presenteert zijn project op de EuroTier beurs in het Duitse Hannover, medio november. Daar wil hij de regelgeving veranderen die de realisering van zijn al enkele jaren in de steigers staande Pig City frustreert. Om een biologische vleesprijs te incasseren moet hij varkens verplicht buiten houden.
Maar deze Europese richtlijn maakt klimaatneutraal produceren onmogelijk door de verliezen van mineralen en koolstofdioxide die de houderij in de open lucht met zich meerbrengt. Dit speelt ook een rol bij de vergunningverlening die nog niet rond is. Op het platteland net buiten Aarhus roept een complex van5 hectarebezwaren op, maar vestiging op het industrieterrein in Aarhus stuit ook op bezwaren, aangezien het om levend vee gaat.
Tekst: Erik Colenbrander
Ervaren freelance vakjournalist (52), opgeleid als ingenieur melkveehouderij en van jongs af aan gefascineerd door de boerenwereld en in het bijzonder de melkveehouderij en het weer. Met veel plezier richt ik me de laatste jaren ook op de akkerbouw, in het kader van een 'leven lang leren'.
Tekst: Ruben van Boekel
Beeld: Agrio archief