Bedrijven bereiken grenzen van de groei
De lijn in het aantal varkens per bedrijf toont slechts een lichte golfbeweging. Het aantal varkensbedrijven vertoont een piek in 1980. Verder een al even strakke lijn. Maar dan dalend. Het zijn ruwe gegevens. Want in de aantallen varkens heeft het CBS gewoon alle knorrende neuzen geteld. Van zeug tot big. Ruwe gegevens, maar strakke lijnen. Jaarlijks daalde het aantal varkensbedrijven met 1.300.
De afgelopen dertig jaar stopten er dus wekelijks gemiddeld 25 bedrijven. Het aantal dieren per bedrijf steeg met 44 per jaar. De grootschaligheid houdt gelijke tred met de daling van het aantal bedrijven. Als we deze getallen extrapoleren, dan telt een Nederlands bedrijf in 2040 bijna 3.000 varkens. Het aantal bedrijven is al over vijf jaar tot nul gedaald. Dit terwijl het aantal varkens niet gaat dalen.
Schaalgrootte uit oogpunt van efficiëntie
Evenveel varkens zonder varkensbedrijven, dat betekent dat een investeringsmaatschappij of een buitenlands hedgefund, alle Nederlandse varkensbedrijven heeft opgekocht. Zo’n vaart zal het niet lopen. Maar dat er groei in de bedrijfsomvang zit, spreekt voor zich.
Peter Smeets van Alterra pleit voor schaalgrootte uit oogpunt van efficiëntie. Al twee jaar geleden stelde hij voor een bedrijf te bouwen met een miljoen varkens om zo een slachterij efficiënt te kunnen laten draaien. Tijdens een discussie over het te plannen NGB stelde hij dat heel Grubbenvorst het best zou kunnen worden omgebouwd tot één varkensindustrieterrein.
Hij kreeg hiermee massaal de inwoners van dat dorp over zich heen en zo werd onbedoeld aangetoond waar de grenzen van de groei zitten: bij de maatschappelijke weerstand. Iets waar Wim Thus, afdelingsdirecteur Landbouw bij Rabobank Nederland, zich wat bij kan voorstellen. „Ik twijfel ook aan de gezondheidssituatie op dit soort enorme bedrijven en aan de verzorging van de dieren, maar het is in de eerste plaats de burger die er een stokje voor steekt. Die voelt zich nu eenmaal niet wel bij een bepaalde bedrijfsomvang.”
Jaarlijkse daling met 6,5 procent
Robert Hoste, econoom varkensproductie bij het LEI, werkt momenteel aan een studie in opdracht van het ministerie van LNV over dit onderwerp. Eind dit jaar verschijnt het rapport. Hij wil niet te veel vooruitlopen, maar gaat uit van een jaarlijkse daling van het aantal varkensbedrijven met 6,5 procent. Dit komt neer op een halvering van het aantal bedrijven, elke tien jaar. Vanuit percentages bekeken volgt er een kromming in de lijn. Het aantal bedrijven zal volgens hem dus nooit op het nulpunt uitkomen.
Tegen 2013 verwacht Hoste een onregelmatigheid in de kromming. De eisen omtrent welzijn en milieu vergen forse investeringen, die voor veel bedrijven niet te financieren zijn. Een groot aantal bedrijven zal afhaken, voorziet de econoom.
Een studie van zijn collega Willy Baltussen waaraan hij meewerkte, toont aan dat de varkensstapel met enkele tientallen procenten kan dalen. Vooral het aantal zeugen neemt af, met wel 40 procent in 2013.
„Daarna zal het aantal vast weer op niveau komen”, verwacht Hoste. Wie het financieel kan rondzetten, zal de varkensrechten overnemen. Zo bezien zet de trend van schaalvergroting en krimp van het aantal bedrijven zich zelfs versneld voort. Hoe dan ook, tegen 2020 zal het aantal varkensbedrijven gewoon op de voorziene halvering ten opzichte van het huidige aantal uitkomen, denkt Hoste.
Mineralenproblematiek onder controle
Ook Thus gaat uit van een halvering in tien jaar tijd en een dip rond 2013. Het aantal varkens zal continu rond de 12 miljoen blijven schommelen, het afschaffen van de varkensrechten zal het aantal varkens niet doen stijgen. Thus voorziet eerder een afname. „De sector moet de mineralenproblematiek onder controle krijgen.” Er zijn wel wat initiatieven genomen, maar volgens Thus nog veel te weinig. „Als dat niet gebeurt, volgt er een generieke krimpmaatregel”, waarschuwt hij. „Zo staat het in de wet.”
Het aantal varkens in Nederland zal zich na 2013 waarschijnlijk weer herstellen en op zo’n 12 miljoen uitkomen. Wanneer het aantal varkensbedrijven afneemt, blijft de bedrijfsomvang dus toenemen. Het maximum haalbare wordt momenteel uitgevochten in de discussie rond megastallen. Hier gaat het slechts om een maximum per locatie.
ZLTO heeft zich al neergelegd bij deze discussie en zal zich niet verder verzetten tegen de beperkingen die overheden stellen aan de omvang van een locatie. ZLTO-voorman Hans Huijbers wil intensieve veehouderijbedrijven beperken tot een omvang die past bij het vakmanschap van de ondernemer, zijn omgeving, de eisen van de samenleving en de kansen van de afzetmarkt. Een megastal is uit den boze, maar wie toch meer varkens wil houden, moet dat maar doen op meerdere locaties, vindt Huijbers. Vier of vijf locaties is al niets bijzonders meer.
Integratie gekoppeld aan productie
Bedrijven zullen best nog een eind groeien, maar constructies met externe eigenaren liggen niet voor de hand. „Als er al een integratie komt die varkenshouders in dienst neemt, dan is dat in de vleesvarkenssector”, denkt Hoste van het LEI. Integraties zijn immers altijd gekoppeld aan vleesproductie. „Je ziet het bij vleeskalveren, niet bij melkvee. Je ziet het bij vleeskuikens, niet bij leghennen.”
De vleeskalversector is echter wel heel sterk geïntegreerd, vindt Thus van de Rabobank. In de Nederlandse varkenshouderij zal dat niet snel gebeuren. „De vleesverwerkende industrie heeft niet genoeg spek op de ribben om dat te financieren.” Ook van andere marktpartijen hoeven we dat niet snel te verwachten. „Het rendement in de primaire productie is te laag om externe participanten geïnteresseerd te krijgen”, meent Thus.
Samenwerking neemt toe
Wel voorziet Hoste dat samenwerkingsverbanden in de toekomst een hoge vlucht nemen. Hij noemt Family Farmers en de Heyde Hoeve. „De varkenshouders blijven gewoon eigenaar van hun dieren, maar ze zoeken wel creatieve allianties, zodat er uiteindelijk minder mensen aan de knoppen zitten.”
De Nederlandse varkenssector zoekt nu eenmaal een uitweg in de internationale concurrentiestrijd om de lage kostprijzen. „Vooral de vleesvarkenssector voelt de hete adem van Oost-Europa in de nek”, weet Hoste. Zeugenhouders zijn gemiddeld genomen iets meer ondernemer, meent Hoste. Die bedrijven zijn gespecialiseerd en hebben meer vakkennis nodig.
„Ze kennen wel een sterke focus op management en efficiëntie, maar op grote schaal is dat moeilijk rond te zetten.” Bij vleesvarkenshouders kan die opschaling nog een heel stuk doorgaan, want met arbeid en mechanisatie valt nog best wat schaalvergroting te behalen.
Veredelde familiebedrijven
Echt multinationale toestanden hoeven we in de primaire varkenssector dus niet te verwachten. Volgens Thus blijven varkenshouderijen familiebedrijven. Hooguit veredelde familiebedrijven. „Een bedrijf met meer dan acht man personeel kan best.” Waar het maximum ligt, is moeilijk in te schatten. Volgens Thus gaat het om het optimum, en dat is per bedrijf verschillend. „Je kunt best iemand in dienst hebben die voor 98 procent verantwoordelijk is voor het reilen en zeilen op een bedrijf. Waar alleen af en toe iemand over de schouders naar de cijfers kijkt en meebeslist over strategische keuzes.”
Op die manier kan het aantal locaties per ondernemer best groot zijn. ‘Best groot’ vindt hij moeilijk te kwantificeren, al denkt hij dat dertig wel erg veel zal zijn. Hij zegt echter ook niet direct nee. „Zijn het dertig redelijk dezelfde bedrijven waarbij het beleid te kopiëren is, of zijn het dertig heel verschillende bedrijven verspreid over heel Nederland die op een heel andere manier worden aangestuurd?”
De kracht van grootschaligheid, benadrukt Thus, zit in efficiëntie en effectief opereren. „En dan kun je met 15 locaties misschien meer bereiken dan met30.”Het gaat niet om zo groot mogelijk, meent hij, maar om rendement en om verantwoord produceren. „Zulke aantallen bedrijven in bezit van één onderneming blijven uitzonderingen.”
Tekst: Marc van der Sterren
Beeld: Hans Swaep