Mestwet als oplossing mineralenoverschot
Mark Heijmans, coördinator landbouw en milieu, probeert het woord plicht angstvallig te vermijden. „We pleiten niet voor een plicht, maar voor een betere afzet van mineralen.” Dat kan op drie manieren, doceert hij. Via het voer kan al 20 miljoen van de 175 miljoen kg fosfaat worden aangepakt. Een tweede lijn is een betere afzet binnen Nederland, een derde is meer export. „Voor die laatste twee kanalen kan be- of verwerking nodig zijn.”
Elke veehouder zal daarin zijn verantwoordelijkheid moeten nemen, vindt Heijmans. „Goede afspraken maken met een buurman kan genoeg zijn.” Het ultieme doel is het afschaffen van de daghandel. „Die daghandel drijft de kosten op. Daar zouden we met z’n allen vanaf moeten.” Het afdwingen van mestafzet kan volgens hem via een wettelijke regeling. „Het moet ertoe leiden dat de geldstromen in de richting lopen van hen die investeren. En niet van hen vandaan, zoals nu het geval is.”
Geleidelijk van de grond gekomen
Of we het een plicht noemen of niet, LTO kan een voorbeeld nemen aan Vlaanderen. Daar schrijft de wet voor dat een deel van de mestproductie moet worden verwerkt. Al in 1996 kwam er een vorm van verplichting, weet Albert Bohnen van de Boerenbond.
Hij is portefeuillehouder van onder andere het mestdossier en afgevaardigd als voorzitter van Vlaams Coördinatiecentrum Mestverwerking (VCM), een intermediair tussen overheid en bedrijfsleven. De taak van dit kenniscentrum is de praktijk te ondersteunen bij de uivoering van mestverwerkingsinitiatieven.
De verplichting verwaterde al snel. „Vanaf 2006 is het onder vrij zware druk geleidelijk van de grond gekomen”, vertelt Bohnen. Die druk bestond uit boetes, vertelt Sibylle Verplaetse. Zij is Diensthoofd Mestafzet bij de Vlaamse Mestbank en in die hoedanigheid ondervoorzitter van het VCM.
Maximum geldt in overschotgebied
In de dagelijkse praktijk werd een individueel bedrijfsoverschot berekend. Op basis daarvan moest een deel worden verwerkt. Voor 2006 was dat 100 procent voor grote bedrijven met een overschot, dit ging terug naar maximaal 60 procent. Bij bedrijfsuitbreiding moest een bedrijf 125 procent van het bijkomende stikstofoverschot extra verwerken, bovenop de gewone verwerkingsplicht.
De 60 procent is een maximum dat alleen geldt voor de grootste bedrijven in een overschotgebied. De exacte hoeveelheid wordt berekend op basis van de regio en de grootte van het overschot per bedrijf. In regio’s met weinig overschot geldt 10 procent, in de middelgebieden 20 en in contreien met veel overschot 30 procent.
Daarbovenop geldt de mate van overschot per bedrijf. Per duizend kg overschot komt er 0,6 procent bij. Het totaal van de twee berekeningen wordt sinds 2007 geplafonneerd door de maximumgrens van 60 procent van het overschot. Daarnaast is er beweegruimte geschapen door boeren de mogelijkheid te bieden de mest elders te laten verwerken en mestverwerkingscertificaten aan te kopen. Grote installaties kunnen zo efficiënt draaien terwijl kleinere bedrijven dan niet hoeven te investeren in dure technieken, maar slechts certificaten kopen.
Het maximum van 60 procent, zo legt Bohnen uit, is gebaseerd op het feit ‘dat het ontzettend duur is om uit mest zuiver water te maken’. In plaats van 60 procent van de mest voor 100 procent te verwerken, is het dus ook mogelijk 100 procent van de mest tot 60 procent te verwerken. „Of 80 procent tot 80 procent.”
Biologische verwerking populair
De pluimveehouderij wist de overschotten het makkelijkst weg te werken. Die mest kon ook onbewerkt goed worden geëxporteerd. De pluimveemestproductie wordt al enkele jaren zo goed als volledig buiten Vlaanderen afgezet.
Varkensmest moest daarentegen worden gescheiden in een dikke en een dunne fractie die vervolgens ook nog eens moest worden bewerkt. Dit was niet alleen complexer, maar ook kostbaarder. „Maar vanaf 2006 waren de technieken voor de verwerking van varkensmest gereed en beter betaalbaar”, licht Verplaetse toe. „Vanaf toen kwamen de installaties op gang.”
Biologische verwerking is het meest populair. Meer dan de helft van alle installaties verwerkt mest volgens een biologisch proces waarbij nitraat wordt omgezet in stikstofgas. In absolute cijfers wordt de meeste stikstof echter in biothermische drooginstallaties verwerkt, waar pluimveemest en de dikke fractie van varkensmest samen worden behandeld.
Sociale maatregel
Het grootste voordeel van de wettelijke plicht is duidelijkheid, verklaart Bohnen. „Niet iedereen hoeft meer op iedereen te wachten.” Als de verantwoordelijkheid blijft liggen bij de afzetmarkt, dan wordt het omslagpunt dat afzetkosten even hoog zijn als het verwerken ook wel bereikt. „Die situatie wilden we voorblijven.”
Bohnen is tevreden hoe de verplichting heeft uitgepakt. „Het is ook een sociale maatregel”, zegt hij. „Op deze manier blijven de kleine bedrijven buiten de overschotgebieden buiten schot. De grote bedrijven die de grote overschotten veroorzaken, nemen op deze manier ook de verantwoordelijkheid.”
De verplichting heeft succes geboekt. De benodigde mestverwerkingscapaciteit voor een evenwicht van de nutriëntenbalans is behaald en dankzij de verwerking van de mest hebben bijna 1.000 Vlaamse varkensbedrijven kunnen uitbreiden. Dat wil zeggen: de Vlaamse Mestbank heeft 967 aanvragen voor uitbreiding goedgekeurd in 2008 en 2009. De aanvragen golden voor alle sectoren, alleen al de varkensstapel in Vlaanderen groeide hierdoor met 491.000 varkens.
Mestverwerkingscapaciteit gestegen
Volgens de recentste cijfers van VCM uit 2009 blijkt dat in een jaar tijd ongeveer 21,5 miljoen kg stikstof uit dierlijke mest is verwerkt. Circa 10,9 miljoen kg van de verwerkte stikstof werd gerealiseerd door de export en verwerking van pluimveemest, bijna 9,2 miljoen kg van de verwerkte stikstof werd gerealiseerd via de verwerking van varkensmest. Een stijging van 38 procent.
De operationele mestverwerkingscapaciteit is in een jaar met ongeveer 1,8 miljoen kg stikstof gestegen. Verplaetse weet dat de capaciteit in 2010 is gestegen tot circa 24 miljoen kg stikstof op jaarbasis.
Voor de boer tellen vooral de kosten. Of die boer nu beter af is dankzij deze plicht, is moeilijk te becijferen. „De gemiddelde prijzen voor mestafzet en mestverwerking fluctueren ook heel sterk in de loop van het jaar”, zegt Verplaetse.
Berekeningen niet uitgekomen
De berekeningen die landbouweconomen voorafgaand aan het invoeren van de plicht hadden becijferd, zijn in elk geval niet uitgekomen. Zij hadden het failliet van de sector voorspeld. Voornamelijk de grootste en vooruitstrevende modelbedrijven zouden de plicht niet kunnen behappen. Maar die modellen zijn niet uitgekomen, zegt Verplaetse tevreden. „We zagen dat de prijzen naar beneden gingen toen de technieken eenmaal gekend en aanvaard waren.” Momenteel kost het 18 tot 25 euro om een ton varkensmest te verwerken en te transporteren.
Hoe het er zonder die plicht zou hebben uitgezien, is niet te zeggen, maar dat had wel eens vele malen hoger uit kunnen komen. „De prijzen voor mestafzet stegen destijds snel. De grondjacht die dreigde, hebben we voorkomen dankzij het evenwicht dat we hebben bereikt.”
Dat het overschot in Vlaanderen op basis van stikstof wordt berekend en niet op basis van fosfaat heeft volgens Verplaetse een historische oorzaak. „Ook bij ons werd de mestverwerkingsplicht vroeger uitgedrukt in fosfaat.” Tot Vlaanderen volledig kwetsbaar gebied werd. Doordat stikstof de meest beperkende factor was bij bemesting werd de verwerkingsplicht in stikstofeenheden berekend.
Strengere normen gaan gelden
„Reeds enkele jaren hebben we een delicaat evenwicht bereikt voor zowel stikstof als fosfaat”, weet Verplaetse. „Maar vanaf volgend jaar kunnen er voor fosfaat strengere normen gaan gelden. Dat impliceert dat we dan misschien met nieuwe overschotten zitten.” Hoe groot die overschotten zijn, moet nog worden berekend aan de hand van de strengere eisen.
Voor boeren betekent de verplichte mestverwerking een extra kostenpost. Zij berekenen wat het kost om hun mest gewoon op het land te rijden en de boetes voor lief te nemen, meent Verplaetse. Dat vergelijken ze met de kosten voor mestverwerking. „Op die manier hebben we de markt een bepaalde richting in geduwd en een evenwicht bereikt.”
Duurzaam procédé
De sector heeft wel degelijk profijt van de plicht, meent Verplaetse. „Nu er een comfortabele verwerkingscapaciteit is gerealiseerd beschikken veehouders over een gegarandeerde en betaalbare afzet. En dat volgens een duurzaam procédé. Het is in feite hun licence to produce.”
LTO is in gesprek met de Vlaamse stakeholders. „We willen hun situatie niet kopiëren, we willen van hen leren”, verduidelijkt Heijmans. „We willen leverancier worden van waardevolle mineralen. Als kunstmestvervangers en bodemverbeteraars worden toegelaten krijgt de mestmarkt meer ruimte.” De Nederlandse melkveesector kan uitstekend zonder kunstmest toe, stelt de ZLTO’er. Met gelijke gewasopbrengsten en gelijke kosten. „Met kwaliteitsproducten uit de varkenshouderij.”
Tekst: Marc van der Sterren
Beeld: Alex de Haan