Geur en fijnstof wegen zwaarder dan ammoniak
„Dat is al de eerste winst voor varkenshouders in Duitsland”, zegt Heino Harms van BBP Agrar Service in Nordhorn, een bedrijf dat Nederlandse boeren begeleidt bij emigratie naar Duitsland of bij aankoop van Duitse landbouwbedrijven. De Duitse milieu- en dierenwelzijnseisen zijn minder streng dan in Nederland. Volgens Bennie Rupert, die al jaren voor ForFarmers actief is in Duitsland, kijkt de Duitse overheid nu nog niet zozeer naar de hoeveelheid uitstoot van ammoniak, fijnstof en geur.
„Ze letten veel meer op waar eventuele emissies uit stallen neerslaan. Als uit computermodellen blijkt dat dit te dicht in de buurt van huizen of natuur is, worden de afvoerpijpen van vuile lucht op de stallen simpelweg verlengd. Dat verlegt het neerslagpunt, waarmee het probleem is opgelost.”
Strengere regels nieuwbouw
Qua dierenwelzijn mogen vleesvarkens in Duitsland op een volledige roostervloer worden gehouden, in Nederland is een 40 procent dichte vloer verplicht. Ook zijn minder vierkante meters per dier nodig. Rupert verwacht dat milieu- en dierenwelzijnseisen in de toekomst in Duitsland wel strenger gaan worden. In elk geval voor nieuwbouw, want aan eenmaal afgegeven vergunningen wordt meestal niet getornd.
„Minder strenge eisen verlagen de kostprijs van biggen en vleesvarkens, dat is interessant voor ondernemers”, stelt Harms, die aangeeft dat op nieuwbouw van stallen in heel Duitsland circa 25 procent investeringsubsidie mogelijk is. „Dat is om de economie en werkgelegenheid te stimuleren. Als varkenshouders extra inspanningen doen op het gebied van dierenwelzijn of milieu is 35 procent subsidie mogelijk. Dat is vrijwillig.”
Groene stroom en biogas
De kosten van mestafzet zijn in Duitsland lager dan in Nederland. „In West-Duitsland kost het circa 6 tot 8 euro per kuub, in Oost-Duitsland kunnen varkenshouders de mest gratis of tegen een vergoeding kwijt aan akkerbouwers in de omgeving”, weet Alfons Vrijkorte, hoofd varkensteam van Gebroeders Fuite BV, die twee dagen per week in Duitsland opereert. In Nederland wordt momenteel 14 tot 18 euro per kuub mestafzet betaald.
Harms schat de bouwkosten in Duitsland op gemiddeld 400 tot 500 euro per vleesvarken en op 2.500 tot 3.000 euro per zeug. „Het prijsniveau van bouwen is vergelijkbaar met dat in Nederland”, weten Vrijkorte en Rupert. Arbeid is goedkoper, materiaalkosten wat duurder door een degelijke bouwwijze. Arbeid inhuren op varkensbedrijven is goedkoper dan in Nederland, maar de arbeidsproductiviteit is vaak lager dan van medewerkers op Nederlandse varkensbedrijven.
Het opwekken van groene stroom met biogas of zonnecollectoren levert in Duitsland eerder extra inkomsten op voor varkenshouders dan in Nederland. De opbrengstprijs van groene stroom is hoger. „Er geldt een afnamegarantie van groene stroom voor 20 jaar tegen een basisprijs van 8 tot 12 cent per kWh, afhankelijk van de omvang van de installatie.”
Meer grondgebondenheid
„Daar bovenop zijn diverse toeslagen mogelijk, waarmee de uitbetaalde stroomprijs kan oplopen tot 20 cent per kWh”, legt Harms uit. De toeslagen gelden onder andere voor benutting van vrijkomende warmte voor het eigen varkensbedrijf (10 cent per kWh) en voor het gebruik van energiegewassen afkomstig van grond in eigen gebruik (6 cent per kWh).
Duitsland wil met een aantal maatregelen een meer grondgebonden varkenshouderij stimuleren. „Bij nieuwbouw van een varkensstal moet je in sommige deelstaten bijvoorbeeld kunnen aantonen dat je 50 procent van het voer op eigen of gepachte grond teelt. Anders wordt de vergunning voor nieuwbouw niet afgegeven”, vertelt Rupert. Minimaal50 hectaregrond in gebruik, betekent ook dat varkenshouders als ‘Landwirt’ worden aangemerkt.
Voor de belasting valt een varkenshouder dan niet in de zogenoemde Mehrwertstauer(Mwst) regeling. Er geldt een vastgesteld aantal dieren, biggen of vleesvarkens per hectare dat jaarlijks mag worden afgeleverd zonder daarover Mwst af te dragen. „Als varkenshouders onder de norm blijven, dan scheelt dat 3,7 procent Mwst in de opbrengst van de afgeleverde biggen of vleesvarkens”, legt Rupert uit.
Megastallen nee
De weerstand tegen de komst van mega-varkensstallen speelt in Duitsland op dezelfde wijze als in Nederland. „De komst van grote stallen, zeker van buitenlandse eigenaren die er niet wonen en hun geld niet in Duitsland uitgeven, wordt meestal niet gewaardeerd door mensen in de directe omgeving”, weet Harms. Rupert bevestigt dat beeld.
„Ook al wordt voldaan aan de wettelijke eisen, burgerinitiatieven kunnen nieuwbouwplannen flink frustreren. Soms levert dat dusdanig lange procedures op, dat varkenshouders ermee stoppen. Het is zeker iets om serieus rekening mee te houden.” Ook moeten Nederlandse varkenshouders goed letten op de verschillen in regelgeving tussen de deelstaten.
„De vraag van Nederlanders naar varkensbedrijven in Duitsland is de laatste tien jaar vrij constant. Tweederde is semigrant, zij hebben ook één of meer bedrijven in Nederland”, weet Harms, die merkt dat de animo voor een bedrijf in Duitsland vooral toeneemt als de opbrengstprijzen in de varkenshouderij omhoog bewegen. Om in 2013 te voldoen aan de ammoniak- en dierenwelzijnseisen moeten varkenshouders in Nederland forse investeringen doen. In totaal een bedrag van 240 euro per vleesvarken en 500 euro per zeug. Dat blijkt uit het LEI-rapport ‘Economische gevolgen van bestaande regelgeving voor de Nederlandse varkenshouderij’.
Minder strenge eisen
De investeringen zijn voor veel bedrijven moeilijk te financieren door de gemiddeld lage opbrengstprijzen en inkomens in de afgelopen jaren. De verwachting is dat deze situatie de komende jaren niet sterk verbetert. Omdat de eisen in Duitsland minder streng zijn, ligt meer vraag naar het huren of kopen van Duitse varkensbedrijven voor de hand.
Dat wordt echter niet bevestigd door Harms, Rupert en Vrijkorte. Ze zien in Nederland wel een trend naar specialisatie in de zeugenhouderij. „Op West-Duitse locaties worden meestal speenbiggen of vleesvarkens gehouden. Het opzetten van grootschaliger nieuwe zeugenbedrijven zien we meer in Oost-Duitsland”, vertelt Rupert.
Vrijkorte verwacht op langetermijn dat het houden van varkens in Duitsland duurder wordt. „Er ontstaat schaarste aan goede locaties, grondprijzen stijgen door biogasinstallaties en dierenwelzijn- en milieueisen zullen in de toekomst in Europa waarschijnlijk meer worden geharmoniseerd”, zegt Vrijkorte.
Harms denkt dat het niet zo’n vaart zal lopen met strengere milieueisen in Duitsland, met name als het gaat om het verplicht verlagen van de ammoniakuitstoot. „Duitsland heeft ten slotte een veel lagere veebezetting per hectare dan Nederland en heeft daardoor een veel minder groot milieuprobleem dan Nederland”, aldus Harms.
‘Biggen en groene stroom beter betaald’
Varkenshouder Coen Verhaegh startte in 2008 met 2.000 zeugen in het Duitse Neuhaus. Een voormalig kalverbedrijf werd compleet gerenoveerd. Verhaegh realiseert een hoger rendement door een betere prijs voor zijn ‘Duitse’ biggen en een goede benutting van een biogasinstallatie. De bouwkosten zijn niet lager dan in Nederland.
De Limburgse varkenshouder Coen Verhaegh onderneemt graag iets nieuws. Hij verkocht een paar jaar geleden een Nederlands bedrijf met 425 zeugen en 1.280 vleesvarkens en stootte een huurlocatie met 160 zeugen af. Met de opbrengsten daarvan kocht hij een voormalig staatsbedrijf voor 5.000 opfokkalveren in Neuhaus. Met een grootschalige renovatie richtte hij het bedrijf in voor 2.000 zeugen, waarvan circa 1.000 zeugen voor de top- en subfok.
„De omstandigheden voor de zeugenhouderij in Duitsland zijn beter”, motiveert Verhaegh zijn keuze voor een nieuwe koers. „De Duitsers komen biggen te kort, waardoor ze duurder zijn dan in Nederland. Ik beur tussen drie en vijf euro per big meer ten opzichte van de Nederlandse uitbetalingsprijs.”
Groene stroom extra inkomen
Verhaegh fokt met Classic- en Naïma-zeugen uit het Bundeshybridzuchtprogramm. De vermeerderingszeugen worden geïnsemineerd met een stressnegatieve Piétrain, de biggen worden verkocht door VzF Uelzen. „Een goede kwaliteit Duitse big wordt goed betaald.” In Nederland heeft Verhaegh nog een bedrijf in Kessel met 4.200 vleesvarkens met een vaste medewerker.
Verhaegh bouwde een 500 kW biogasinstallatie. „Het leveren van groene stroom is een goede extra inkomstenbron. Ook heb ik bijna geen stookkosten, omdat de warmte die vrijkomt uit de vergister wordt benut voor verwarming van de zeugenstal.” De zeugenhouder krijgt flinke toeslagen op de basisprijs van groene stroom.
Op het gebruik van eigen geteelde energiemaïs en mest geldt zes cent per kWh extra. Akkerbouwers komen de uitgegiste mest gratis afhalen. „Ik pacht circa360 hectaregrond, onder andere voor de teelt van energiemaïs. Door de goede prijs voor groene stroom, kan dat uit. Anders had ik er niet zoveel grond bij gehad.”
Milieu en dierenwelzijn
Verhaegh heeft geen luchtwasser geïnstalleerd. „Een luchtwasser is niet verplicht. Overlast door geur en stof weegt in Duitsland veel zwaarder dan ammoniakuitstoot. Omdat wij de mest vergisten, stinkt het nauwelijks. We hebben de dakconstructie wel zo gemaakt dat een luchtwasser vrij eenvoudig te plaatsen is”, zegt Verhaegh, die de kans vrij klein acht dat het ooit nodig is.
„Als in Duitsland eenmaal een vergunning is afgegeven, zullen ze niet snel met terugwerkende kracht strengere eisen gaan stellen. Maar je weet maar nooit.” Wat investering betreft, maakt het verschil in dierenwelzijnseisen tussen Duitsland en Nederland volgens Verhaegh niet zo veel uit. De zeugen komen na vier weken dracht in groepshuisvesting in hokken van acht zeugen.
Een nadeel van een bedrijf in het oosten van Duitsland is de reisafstand en een andere mentaliteit van Duitse medewerkers. Om de andere week is de Nederlander een week aanwezig op het Duitse bedrijf om zijn acht medewerkers aan te sturen. „Als eigenaar moet ik er veel meer bovenop zitten om het werk goed gedaan te krijgen.” Goede contacten in de directe omgeving zijn erg belangrijk voor acceptatie van Nederlandse ondernemers.
„Ik werk bij voorkeur met Duitse medewerkers en leveranciers van voer en bouwmaterialen, dat levert goodwill op. Ook helpt het als je goed Duits spreekt en je aanpast aan Duitse gebruiken. Mondelinge afspraken doen ze niet aan, ze willen alles op papier vastleggen. Daar moet je dan ook niet moeilijk over doen, het is dan ook gewoon goed geregeld”, besluit Verhaegh.
Tekst: Janet Beekman
Beeld: Susan Rexwinkel