RLI: Veehouderij moet krimpen voor 2030
In de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw, de jaren van de wederopbouw na de oorlog, was voedselzekerheid en -veiligheid erg belangrijk. Het landbouwbeleid had als insteek om deze zaken te garanderen, en dat is gelukt. Er is meer voedsel beschikbaar dan ooit tevoren, concludeert de RLI, het is veilig en we betalen er relatief weinig voor.
Maar tegelijk zijn er zorgen over de negatieve effecten van de productie en consumptie van ons voedsel op het milieu en de biodiversiteit, op de gezondheid en op dierenwelzijn. Daar zijn ook de zorgen bij gekomen over de effecten van de voedselproductie op klimaatverandering. Onze voedselproductie moet dus veranderen, stelt de raad in haar advies, en de klimaatopgave vergroot de urgentie van die transitie. Op termijn zal de veestapel kleiner moeten worden om de klimaatdoelen te bereiken. Het is belangrijk, vindt de RLI, om in het voedselbeleid hier nu al rekening mee te houden en de veehouderij een helder perspectief te bieden. Dan zal de economische schade voor boeren kleiner zijn en zullen de maatschappelijke kosten lager uitvallen.
Als Nederland dat doet, kan het de negatieve gevolgen van de omschakeling minimaliseren en de kansen daarvan beter benutten, stelt de RLI. „Met een voedselbeleid gericht op een duurzaam en gezond voedselsysteem worden de klimaat- en milieuproblemen in de veehouderij makkelijker opgelost en wordt tegelijkertijd de leefomgeving gezonder.”
Halvering uitstoot broeikasgassen
De raad stelt voor 2030 de volgende doelen voor:
- De Nederlandse veehouderij stoot nu 18 Mton CO2equivalenten uit. Dat zal omlaag moeten tot ver beneden de 10 Mton. Anders legt de sector beslag op de hele Nederlandse broeikas-emissieruimte, en dat maakt de kosten voor de klimaatopgave in andere delen van de maatschappij onaanvaardbaar hoog.
- De veehouderij heeft geen mestoverschotten meer en heeft de emissie van ammoniak sterk verminderd. Dat voorkomt milieuschade door lozing van te grote hoeveelheden mineralen en door stikstofdepositie in natuurgebieden.
- De risico's van veehouderijbedrijven voor de volksgezondheid zijn geminimaliseerd.
- Nederland heeft een duurzaam eetpatroon, met meer plantaardige en minder dierlijke eiwitten op het menu.
Emissierechten en een vleestax
Om daartoe te komen beveelt de RLI de overheid aan om duidelijkheid te geven over de ruimte die de veehouderij in de toekomst zal hebben. Daartoe moet de overheid expliciet vaststellen hoeveel broeikasgassen de veehouderij in 2030 nog mag uitstoten. Het huidige systeem van fosfaat- en dierrechten zou moeten worden uitgebreid met CO2-rechten. Die rechten worden dan jaarlijks verminderd totdat in 2030 het bepaalde niveau bereikt is. Als de overheid nu deze duidelijkheid geeft kunnen individuele ondernemingen daarmee rekening houden in hun toekomstige strategieën en investeringen.
Verder zal de consument zijn eetpatroon moeten veranderen. Deze gedragsverandering moet de overheid vooral bewerkstelligen door de consument te informeren, enthousiasmeren en te overtuigen. Daarnaast beveelt de RLI aan om de prijs van dierlijke producten hoger te belasten, door ze in het hoge BTW-tarief te zetten of door een speciale vleesaccijns.