Topigs domineert Nederlandse fokkerij
Een zeug moet veel biggen produceren. En die biggen moeten zo efficiënt mogelijk opgroeien tot beste vleesvarkens. Zo simpel kun je in twee zinnen samenvatten wat het fokdoel zou moeten zijn achter de varkens die we op Nederlandse varkensbedrijven aantreffen. Dat het in de praktijk een stuk gecompliceerder ligt, is begrijpelijk.
Varkenshouders produceren voor verschillende markten en dat heeft gevolgen voor de best passende genetische achtergrond van de dieren op het bedrijf. Ook persoonlijke voorkeuren, handelsrelaties en bedrijfsomstandigheden spelen een rol bij de keuze van het type varken waarmee een varkenshouder zijn boterham wenst te verdienen. Door al deze factoren is er in de Nederlandse varkenshouderij ruimte voor verschillende zeugenlijnen en eindberen.
Reageren op marktprikkels
„Topigs en Danbred zijn vooral goed in boerenmarkten. Hypor en PIC zijn sterk in integratiemarkten”, zei Antoon van den Berg vorig jaar. Hij is directeur van Hendrix Genetics, het moederbedrijf van Hypor. Van den Berg bedoelde dat varkenshouders veelal het varken kiezen waarmee zij het best uit de voeten kunnen. Of dit varken ook het beste past in de vleesketen waarvan het betreffende varkenshouderijbedrijf deel uitmaakt, is bij de keuze van de varkenshouder van ondergeschikt belang.
Hoe zich dit de komende jaren verder ontwikkelt, is afwachten. Duidelijk is in ieder geval dat varkenshouders snel reageren op marktprikkels die ze krijgen. Toen Vion vorig jaar via de uitbetalingssystematiek een gunstige spier-spekverhouding beter ging belonen, zag je direct dat varkenshouder meer vleesrijke eindberen gingen gebruiken.
„Piétrains zullen de komende jaren in trek blijven als eindbeer”, zegt Roy Strikkeling salesmanager bij Hypor. „Daarbij willen varkenshouders graag goed vretende Piétrains die in staat zijn om door te groeien naar hogere eindgewichten. Door daar in de fokkerij de nadruk op te leggen, zijn we steeds beter in staat om Piétrains met deze eigenschappen te leveren”, aldus Strikkeling.
Berengeurvrije eindbeer
Woordvoerder Peter Loenen van Topigs stelt vast dat niet alleen de marktvraag bepalend is bij de keuze die varkenshouders op het gebied van genetica maken. „Ook modes en hypes spelen een grote rol, vooral op de eindberenmarkt.” Loenen doelt op de opmars van de Deense Duroc die in zijn visie maar weinig toevoegt aan de fokkerijproducten die in Nederland al beschikbaar waren.
Loenen onderschrijft de fokkerijkoers die Strikkeling bij de eindberen voorziet. „Extra karkas- en vleeseigenschappen cq bevleesdheid zullen voor de nabije toekomst gevraagd blijven. We zitten onder meer met onze Top Pie op het goede spoor. Deze eindbeer is bijvoorbeeld stressvrij. Dat levert een positieve bijdrage aan de vleeskwaliteit.”
Topigs-woordvoerder Loenen stelt ook vast dat marktontwikkelingen niet altijd aansluiten op de mogelijkheden van de fokkerij. „Castreren van varkens zal over enkele jaren niet meer gebeuren. Steeds meer vleesvarkenshouders mesten al beren. Topigs is in staat om een eindberenlijn in de markt te zetten die het percentage beren dat berengeur produceert, drastisch vermindert. Gek genoeg is er nog geen marktpartij die hier in wil investeren. Kennelijk is de markt nog niet rijp voor berengeurvrije eindberen.”
Zelfredzame dieren
Vrijwel alle fokkerijorganisaties noemen efficiënt omgaan met voer als een belangrijk thema voor de komende jaren. Dat geldt zowel voor de vleesvarkenshouderij als voor de zeugenhouderij. „Je ziet in het veld momenteel grote verschillen op dit punt tussen zeugenlijnen”, zegt Ron Hovenier van fokkerijorganisatie PIC. „Wij mikken op 40 kg zeugenvoer per gespeende big. Je ziet dat er ook zeugenlijnen op de markt zijn waarbij je als vermeerderaar gemiddeld bijna 50 kg zeugenvoer per big nodig hebt.”
Een onmiskenbare trend bij het fokken van zowel zeugenlijnen als eindberenlijnen is de zelfredzaamheid van de dieren. Bedrijven groeien in omvang en arbeid wordt steeds duurder. Dit betekent dat varkenshouders steeds meer belang hebben bij zeugen, biggen en vleesvarkens waar ze weinig tijd aan kwijt zijn.
Gebalanceerde fokkerij
Dit sluit nauw aan op het streven naar vitale en sterke varkens. Loenen van Topigs: „Sterke gezonde varkens hebben minder zorg, medicijnen en tijd nodig. Daarbij is het een vereiste voor het imago van de sector dat we werken met dieren die weinig ziek zijn, lang meegaan, sterk zijn en overleven.”
Strikkeling van Hypor benadrukt dat een gedegen varkensfokkerij geen kwestie is van het wisselend focussen op eigenschappen die toevallig ‘in de mode’ zijn. De waan van de dag speelt geen rol bij Hypor. „Wij hebben jaren geleden ingestoken op een gebalanceerde fokkerij. Dat wil zeggen dat we een fokdoel hebben waarin meerdere belangrijke eigenschappen zijn opgenomen. Het eindresultaat is een zeug met een constante productie van grote worpen zware biggen. Dat moet resulteren in vleesvarkens met een hogere groei, betere voerconversie, minder uitval en betere vlees-/karkaskwaliteit.”
Ook Hovenier van PIC wil liever geen onderwerpen noemen die de komende jaren extra aandacht krijgen in de fokkerij. „Het draait bij ons om de totale marge in de hele keten. Dat wil zeggen: een verbetering van alle kenmerken op basis van economische waarden. Dat betekent niet alleen aandacht voor makkelijk te verbeteren kenmerken, maar ook kenmerken als sterftepercentage bij vleesvarkens en voeropname in samenhang met voerconversie. Vruchtbaarheidskenmerken en vleesvarkenskenmerken moeten op een goede wijze tegen elkaar worden afgewogen.”
Genomic selection
Het is waarschijnlijk dat nieuwe technische mogelijkheden de komende jaren veel invloed op de vooruitgang in de varkensfokkerij zullen hebben. De grote fokkerijorganisaties verwachten veel van genomic selection. Dit maakt het mogelijk om in een vroeg stadium een goed beeld te krijgen van de erfelijke aanleg van een varken. Daardoor is de genetische vooruitgang flink te versnellen. Loenen: „Topigs heeft deze techniek bijvoorbeeld al succesvol toegepast bij het selecteren van eindberen met een lage vererving van berengeur.”
Veel grootgebrachte biggen
Bijna 900.000 van de ongeveer 1 miljoen zeugen in Nederland hebben een genetische achtergrond die naar Topigs is te herleiden. Van die 900.000 dragen er minstens 600.000 de naam Topigs 20. Deze zeug is al jarenlang met kop en schouders het meest populair in Nederland. Cijfers van Topigs wijzen uit dat de populariteit van de Topigs 20 nog steeds groeit.
De Topigs 20 is gebaseerd op het kruisen van een landvarken (NL en Fins)-zeugenlijn met een Yorkshire berenlijn. De zeug is bij vermeerderaars in trek omdat ze veel biggen ter wereld brengt en die ook weet groot te brengen. Ook de Topigs 40 blijft het goed doen. Het is een sterke vitale zeug die in combinatie met een Piétrain eindbeer vleesvarkens levert die het goed doen op de Duitse afzetmarkt. De verschuivingen op de Nederlandse zeugenmarkt lijken de afgelopen jaren niet erg groot te zijn geweest.
Het meest opmerkelijk is de komst van zeugen met een Deens-genetische achtergrond. Deze Danbred-zeugen wisten in enkele jaren een geschat marktaandeel van 3,5 procent te bereiken. Dit lijkt niet alleen te zijn gegaan ten koste van Topigs. Ook kleinere spelers als Hypor en Seghers Rattlerow ondervinden bij de verkoop van hun fokproducten hinder van Danbred-zeugen die vooral uitblinken in een uitmuntende vruchtbaarheid.
Beer krikt vleespercentage omhoog
De eindberenmarkt is grillig. Zeugenhouders wisselen veel gemakkelijker van eindbeer dan van zeug. Kiezen voor een andere eindbeer betekent doorgaans niet meer dan ander sperma bestellen. De positie van Topigs is op de eindberenmarkt iets minder dominant dan bij de zeugen. Toch houdt Topigs zijn marktaandeel ook hier goed vast. Uit cijfers van de afgelopen vier jaar blijkt dat de verkoop van eindberensperma door Topigs licht groeit: van 3,27 miljoen doses in 2007 tot 3,32 miljoen doses in 2010.
De Deense Duroc speelde zich de afgelopen jaren in de kijker door prima technische resultaten. Het gebruik van eindberen van Deense herkomst nam de afgelopen drie jaar een aanzienlijke vlucht. Opvallend is dat marktleider Topigs niet te lijden had van de Deense invasie. Vooral de overige, kleinere, aanbieders van eindberensperma hebben omzet moeten inleveren.
Vooral groeisnelheid en voederconversie zijn sterke punten van de Deense Duroc eindbeer. Ook de populariteit van Deense genetica op de Duitse biggenmarkt is een reden om de Deense Duroc als eindbeer in te zetten. Het lijkt erop dat de inzet van de Deense Duroc als eindbeer in Nederland al weer over het hoogtepunt heen is. Begin 2010 werkte Varkens KI Nederland nog met wachtlijsten. Momenteel is daar de vraag naar Deense Durocs minder groot.
Piétrain voor hoger vleespercentage
Het gebruik van eindberen op Piétrain-basis is al jarenlang in trek bij varkenshouders die mikken op afzet van vleesvarkens in Duitsland. Sinds Vion vorig jaar de aanzet gaf tot een bijstelling van het uitbetalingssysteem, is het leveren van varkens met een hoog vleespercentage ook in eigen land financieel interessanter.
Vrijwel alle fokkerijgroeperingen hebben eindberen met een Piétrain-achtergrond in hun assortiment. Ter illustratie: bij Topigs, de grootste eindberenleverancier, groeide het aandeel van Top Pie (Piétrain) van 29 procent in 2009 naar 36 procent in 2010. De Top Pie is daarmee inmiddels net zo populair als de Tempo die bij Topigs jarenlang lijstaanvoerder was.
Tekst: Berrie Klein Swormink
Beeld: Hans Swaep