Buitenland investeert niet in primaire sector
Duidelijk en to the point. Staatssecretaris Henk Bleker draait er niet omheen. Het familiebedrijf moet de ruggengraat blijven van de agrarische sector. Hij wil voorkomen dat kapitaalkrachtige investeerders uit bijvoorbeeld Aziatische landen in Nederland grootschalige bedrijven oprichten.
De aanwezige pers in Berlijn tekende gretig zijn ferme uitspraken op. Met het familiebedrijf doelt hij op de primaire sector, want het boerenbedrijf moet zijn ingebed in de sociale structuur van het platteland, zo stelt hij ook. Maar welke buitenlandse investeerder zou hier willen investeren?
Land grab door Chinezen
Andrew Cookson kan er smakelijk om lachen. „Het zijn juist de Nederlandse en Deense varkenshouders die bedrijven kopen in het buitenland”, zegt de directeur van het in Frankrijk gevestigde Europese adviesbureau Gira Consultancy & Research. „Niet andersom.” Zo zijn Nederlanders al actief in Roemenië, Oekraïne en Polen.
China zoekt wanhopig naar productielocaties om hun groeiende bevolking van voedsel te voorzien, erkent Cookson. „Ze zoeken wereldwijd naar landbouwgrond en melkveehouderijen. Maar niet in Nederland.” In West-Europa hoeven we echt niet bang te zijn voor een land grab door de Chinezen, zoals in Soedan, Madagascar, Congo en Ethiopië.”
Nederland is geen derdewereldland. De prijzen van landbouwgrond zijn veel te hoog en het zijn juist de Nederlanders die kampioen zijn op het gebied van de varkenshouderij. „Dat hoeven Aziaten hen echt niet te leren”, meent Cookson.
Ook Robert Hoste van het LEI kan zo één, twee, drie geen bedrijven verzinnen uit het buitenland die in de Nederlandse primaire sector zouden willen investeren. De winstgevendheid is hier immers niet echt hoog, stelt de varkenseconoom.
Boeren als zetbaas
Volgens Cindy Heijdra, eerste woordvoerder van de staatssecretaris, deed Bleker zijn uitlatingen in Berlijn in het kader van de discussie omtrent megabedrijven. „Op die uitspraken rond Aziatische investeerders moet je niet te zeer inzoomen”, stelt ze. Het gezinsbedrijf is de ruggengraat van de sector. Dat was de belangrijkste boodschap van Bleker in Berlijn. „Dus niet boeren die als zetbaas werken bij een holding die geen link of band heeft met de agrarische sector”, stelt Heijdra.
Over de omvang zegt dat helemaal niets. Van een megabedrijf is immers moeilijk een definitie te geven, vindt ze. „Een bedrijf kan best groot zijn. Twee broers kunnen samen best drie stallen hebben.”
Geen definitie begrip megastal
Het debat over megabedrijven wil de staatssecretaris niet uit de weg gaan. Eind vorig jaar heeft hij aangekondigd zelf zo’n maatschappelijke discussie op touw te willen zetten. Het ministerie is nog aan het bekijken hoe, maar in oktober wil Bleker het debat afronden.
Het doel van het debat dat Bleker wil aanzwengelen is scherper te krijgen wat mensen vinden van megabedrijven, stelt Heijdra. „Wellicht leidt het tot uitkomsten waar we iets mee moeten doen. Als ministerie beschikken we over instrumenten om aan knoppen te draaien, bijvoorbeeld de besteding van Europese gelden.”
Het debat is niet bedoeld om een definitie te vinden voor het begrip megastal of om te komen tot een maximale omvang, benadrukt woordvoerder Heijdra. Bleker zelf heeft al laten weten niets te voelen voor een bovengrens.
Rol van Brazilië
In het ontbreken van die bovengrens ligt het gevaar van buitenlandse investeerders wel degelijk op de loer. Niet dat ze investeren in de primaire sector, juist de investeringen in de rest van de keten kunnen een bedreiging vormen, meent Hoste. Voor de verwerkende industrie en eventueel voor de veevoersector is Nederland interessant. Nederland heeft hoge marktprijzen en er is een markt voor mindere delen die worden opgewaardeerd.
Als voorbeeld noemt de varkenseconoom Brazilië. Dat land kent grote integraties die hier vooralsnog alleen nog pluimveevlees slijten. Maar ook voor de varkensketen kan een Europese vestiging best interessant zijn voor de Brazilianen, al was het maar om het risico te spreiden. Brazilië kampt met toelatingsgrillen van bijvoorbeeld Rusland en het heeft te maken met de sterke koersontwikkeling van de Real. Een land met een sterke economie en een sterke munt is immers niet echt voordelig voor de export.
En Europa biedt afzetzekerheid met relatief hoge prijzen. Het is een van de redenen waarom het Braziliaanse Brasil Foods een kantoor heeft geopend in Den Bosch. Ook Cookson noemt Brazilië als eerste. „Braziliaanse slachthuizen zoeken wereldwijd naar varkenshouders die zij kunnen contracteren. Varkenshouders, ook in Nederland, kunnen contractant worden van een Braziliaanse slachterijorganisatie. Dat is de toekomst.”
Schaalvergroting ligt voor de hand
Het is een toekomst die het ministerie van ELI niet als bedreiging ziet. „We moeten het juist hebben van de open economie”, vindt Heijdra. „Zonder investeringen over en weer zouden we nergens zijn. We kunnen dus niet discriminerend zijn als het gaat om buitenlandse bedrijven. Het is juist zo belangrijk dat varkenshouders concurrerend zijn.”
Ze hoeven niet per se de grootste te zijn, varkenshouders kunnen ook concurrerend zijn op het gebied van kwaliteit, nicheproducten of nieuwe markten, benadrukt de woordvoerder. „Maar schaalvergroting ligt inderdaad het meest voor de hand”, geeft ze toe. Voor varkenshouders betekent het weinig goeds. Marktprijzen zullen nog verder onder druk komen. „Multinationals zijn vaak industrieel gericht”, zegt Hoste. „Ze hebben minder op met de primaire sector.”
Buitenlandse investeerders
De VS zijn al jaren actief op de Nederlandse voedselmarkt, ook in de vleessector. Het Amerikaanse concern Sara Lee Inc., bekend als eigenaar van Douwe Egberts, is ook sterk in de Europese vleesverwerkende industrie. In 1994 kocht Sara Lee vleeswarenproducent Stegeman uit Deventer. In 1999 nam het concern vleeswarenproducent Meester uit Wijhe over van Ahold.
In 2006 verkocht Sara Lee Stegeman weer aan het Amerikaanse Smithfield Foods Inc. ’s werelds grootste producent van fokvarkens en varkensvlees. Gaat het om veevoer, fokkerij, varkenshouderijen en ook slachterijen, dan is het Thaise Charoen Pokhpand Foods een multinational die z’n blik momenteel wat verder laat gaan dan Azië. CPF is marktleider op het gebied van veevoer, pluimvee en garnalenkweek. Sinds 2002 heeft het al een kantoor in het Belgische Waterloo om de Europese markt te bedienen met vlees.
Tekst: Marc van der Sterren
Beeld: Hans Swaep