Vakmanschap camoufleert torenhoge mestafzetkosten
De Nederlandse varkenshouderij kan de gemiddelde Europese kostprijs per kg varkensvlees goed bijbenen. Dat was in 2009 ook het geval, zo blijkt uit het rapport ‘Productiekosten van varkens: resultaten van InterPIG over 2009’, dat in februari 2011 is uitgebracht door het LEI. Met 1,41 euro per kg slachtgewicht (exclusief kosten van productierechten) hadden Nederlandse varkenshouders ongeveer dezelfde kostprijs als hun Europese collega’s in 2009.
Braziliaanse en Canadese varkensboeren konden veel goedkoper produceren, onder andere door goedkopere arbeidskosten. In Brazilië kost vreemde arbeid slechts 2,4 europer uur, in Canada is dat 10 euro en in Nederland 21 euro per uur. De schijn dat Nederland goed kan concurreren op de Europese markt bedriegt. Het is vooral te danken aan de goede technische resultaten van de Nederlanders dat onze varkenssector mee kan in de Europese concurrentie.
Daarbij profiteert Nederland van voordelen op het gebied van sectorstructuur, logistiek en nabijheid van kennis. De dierenwelzijn- en milieukosten zijn voor Nederlandse varkenshouders beduidend hoger dan elders en deze kosten zullen de komende jaren verder stijgen. Dat kan de concurrentiepositie van Nederlandse varkenshouders verzwakken.
Mest en dierenwelzijn
De mestafzetkosten zijn hoog en springen er in Nederland uit. Deze kosten zijn 7,8 cent per kg geproduceerd slachtgewicht, dat is vijf procent van de kostprijs. Dat lijkt niet veel, maar voor een gesloten bedrijf met 500 zeugen en 4.000 gemiddeld aanwezige vleesvarkens is het berekend op jaarlijks 90.000 euro. Dat is hoger dan het gerealiseerde gezinsinkomen. In België zijn de mestafzetkosten 4,6 cent, in Frankrijk 3,4, in Duitsland 3,0 en in Denemarken 2,6 cent per kg slachtgewicht. Als Nederland de komende jaren in het spoor van de belangrijkste concurrenten wil blijven, moet het mestprobleem structureel worden opgelost (zie Mestverwerking naar Belgisch voorbeeld).
De Nederlandse varkenssector gaat met dierenwelzijn op enkele punten verder dan de EU-wetgeving. De Europese oppervlakte-eis voor vleesvarkens is 0,65 vierkante meter per dier, in Duitsland is dat 0,75 en in Nederland 0,8 vierkante meter. Het percentage groepshuisvesting is in Nederland en Denemarken naar schatting circa 70 procent, duidelijk hoger dan in Frankrijk, Spanje of Oost-Europese landen. De investering is in de meeste Europese landen circa 350 euro per vleesvarkensplaats. In Nederland kost het 400 euro, dat is gezien de schaalgrootte relatief hoog.
In Spanje kost het 200 euro en in Engeland en Ierland ongeveer 250 euro. De Italianen betalen gemiddeld 400 euro, zij zijn verplicht tot 1,0 vierkante meter per varkensplaats vanwege de hogere slachtgewichten. In Zweden is investeren in vleesvarkens het duurste, daar betalen varkenshouders circa 560 euro per plaats. Onder andere door een wettelijke oppervlaktenorm van circa 1,0 vierkante meter per varken. In Brazilië en Canada is de investering per dierplaats met respectievelijk 60 euro en met 110 euro veel lager.
Zeugproductiviteit en voerconversie
In Europa hebben Nederland en Denemarken de gunstigste kostprijs per big, omdat de zeugproductiviteit in beide landen met 26,7 grootgebrachte biggen per zeug per jaar het hoogste is. Frankrijk volgt met 25,6 biggen, de andere landen produceren minder dan 24 gespeende biggen per zeug. Nederland heeft samen met Ierland met 2,8 de laagste overall voerconversie. Dat is berekend door het totale voerverbruik van zeugen, biggen en vleesvarkens op een gesloten varkensbedrijf te delen door het aflevergewicht van de slachtvarkens.
In Spanje, Italië, Zweden en België is de voerconversie veel hoger (3,0 en hoger), door hogere aflevergewichten, ad lib voedering en lagere daggroei. Door een relatief lage voerconversie in de vleesvarkensfase zijn de voerkosten in Nederland relatief gunstig. Met de daggroei, gecorrigeerd naar opleg- en slachtgewicht, zit Nederland met 806 gram in de subtop, vergelijkbaar met Ierland.
Canadese varkenshouders realiseren met 880 gram de hoogste daggroei, Denemarken haalt 861 gram en Zweden komt uit op circa 825 gram. De varkens in België, Spanje en Italië groeien met 650 tot 690 gram per dag veel trager, onder andere door raskeuze en groeivertraging door het warmere klimaat.
Concurrentiepositie 2013
Door verschillen in regelgeving tussen landen hebben de Verenigde Staten en Brazilië een kostenvoordeel ten opzichte van Nederland van ongeveer 11 cent per kg slachtgewicht. Ook in de EU is de uitgangssituatie van geldende en te verwachten overheidsmaatregelen tussen landen ongelijk.
De meerkosten door beleidsmaatregelen waren in 2007 in Nederland 20 cent per kg slachtgewicht, in andere EU-landen bedroegen de extra kosten niet meer dan 8 cent. In 2013 komt dit in Nederland uit op 23 cent, terwijl de belangrijkste concurrenten (Denemarken, Duitsland, Spanje, Frankrijk en Polen) maximaal 12 cent extra kosten hebben.
Varkenshouders in ons land hebben in 2013 een hogere kostprijs door de hoge mestafzetkosten (8 cent per kg), de ammoniakemissieregelgeving (3,5 cent per kg)en de scherpere leefoppervlaktenorm voor vleesvarkens in het Nederlandse Varkensbesluit (2 cent per kg). Daarnaast zijn Nederlanders geld kwijt aan productierechten, dat kost circa 5 cent per kg extra.
Netwerk InterPIG
InterPIG is een internationaal netwerk van varkenseconomen, dat in 2003 begon als een groepje vanuit zes landen. Vorig jaar bestond het netwerk uit deelnemers afkomstig uit 12 Europese landen, Brazilië en Canada. Het doel is informatie-uitwisseling tussen de leden over de professionele varkenshouderij in de betreffende landen en een gezamenlijke kostprijsvergelijking.
De varkenseconomen van elk land verzamelen de gegevens uit hun land en leveren die aan. Vanuit Nederland zijn het LEI en het Productschap Vee en Vlees (PVV) daarin actief. Het PVV financiert in 2010 en 2011 de Nederlandse activiteiten in InterPIG.
Het PVV gebruikt de informatie uit deze studie voor activiteiten ter ondersteuning van de concurrentiepositie van de Nederlandse varkenssector. Het LEI-rapport ‘Productiekosten van varkens: resultaten van InterPIG over 2009’ is het eerste Nederlandse rapport met de bevindingen van InterPIG.
Naar Belgisch voorbeeld
In 2008 en 2009 produceerde Nederland meer dierlijke mest dan volgens Europese regels is afgesproken. Het plafond voor Nederland is 173 miljoen kg fosfaat, in 2008 en 2009 was de overschrijding respectievelijk 3 en 2 miljoen kg. LTO Nederland verwacht in 2015 een overschot van 50 miljoen kg fosfaat. Via het zogenoemde voerspoor ofwel het voeren van fosforarm mengvoer, kan het fosfaatoverschot in 2013 met 20 miljoen kg omlaag. Echter de animo voor het duurdere fosforarme voer is niet groot, omdat de wettelijke prikkels ontbreken.
Een zeer beperkte groep varkenshouders met mestafzet op eigen grond heeft voordeel van fosforarm voeren. Zij halveren de mestafzetkosten via het voerspoor. LTO Nederland werkt een plan uit om bewerking en verwerking van drijfmest per 2013 verplicht te stellen voor bedrijven met een mestoverschot. België is daarbij het goede voorbeeld, daar is het mestoverschot opgelost. Belgische varkenshouders zijn sinds 1996 al verplicht om mest te verwerken. Dat geldt voor een deel van het mestoverschot dat ze niet op het eigen bedrijf kunnen plaatsen. Hoe groot het verplichte mestverwerkingsdeel is, hangt af van de bedrijfsgrootte en de mestdruk in de regio.
Het varieert van 10 tot 30 procent (regiogebonden) tot maximaal 60 procent van het mestoverschot op bedrijfsniveau. Degenen die meer dan 60 procent van de geproduceerde mest verwerken, krijgen vrij verhandelbare mestcertificaten. Varkensbedrijven met een mestoverschot kunnen in plaats van zelf mest verwerken, ook certificaten bij andere verwerkers of agrarische ondernemers kopen. Door mestverwerking kan volgens LTO 15 tot 20 miljoen kg waardevolle fosfaat worden geëxporteerd.
Productiekosten varkensvlees
De meeste landen hebben een kostprijs van 1,40 euro per kg slachtgewicht. Nederland heeft met 1,41 euro per kg een gemiddelde Europese kostprijs. Frankrijk en Spanje hebben een lagere kostprijs dan Nederland. Italië heeft een hogere kostprijs vanwege hogere slachtgewichten. Als de Nederlandse extra kosten van productierechten worden meegeteld, dan komt de kostprijs uit op 1,45 euro per kg slachtgewicht, waarmee Nederland slechter scoort dan de directe concurrenten. Het kostprijsniveau per land is slechts een gemiddelde. De spreiding tussen bedrijven binnen een land is vaak veel groter dan de spreiding tussen landen.
Meerkosten door beleidsmaatregelen
De kosten van mestafzet (8 cent/kg) en van emissiebeperkende maatregelen (3,5 cent/kg) verhogen in 2013 de kostprijs van de varkensvleesproductie in Nederland. In andere landen zijn deze kosten veel lager en ontbreken kosten voor productierechten. Voor ruimtelijke ordening is gerekend met duurdere bouwgrond vanwege de beperkte beschikbaarheid. Bij kosten van volksgezondheid heeft Europa een voerprijsnadeel door beperking van genetisch gemodificeerde grondstoffen, het niet kunnen gebruiken van diermeel en van antimicrobiële groeibevorderaars.
Tekst: Janet Beekman
Beeld: Agrio archief