Eigen bedrijf dankzij netwerk en hard werken
De twee relatief nieuwe varkensstallen met de rode daken springen meteen in het oog, als je het landweggetje volgt waar het zeugenbedrijf van de familie Van Rijn aan ligt. Het is duidelijk dat Gerard van Rijn enorm geniet van zijn eigen zeugenbedrijf. Hij praat er met trots en passie over. „Het is toch een soort jongensdroom die is uitgekomen”, begint Gerard van Rijn zijn verhaal. Na de mas-opleiding in Emmen en vervolgcursussen in Barneveld, begon Gerard in 1997 als bedrijfsleider op een zeugen- en opfokbedrijf in Tweede Exloërmond.
„Dat bedrijf kwam te koop. We wilden het graag overnemen, want op een gegeven moment wil je toch het liefst voor jezelf werken op een eigen bedrijf. Voor ons is dat een uitdaging. Maar de benodigde 20 tot 30 procent eigen vermogen hadden we helaas niet, waardoor de bank niet wilde financieren.” De koop ging niet door, maar het bleef wel kriebelen bij het jonge stel. Van 2001 tot 2003 was Van Rijn bedrijfsleider op een bedrijf met zeugen en vleesvarkens in Slagharen. „Ik kreeg het bedrijf goed aan het draaien, maar merkte dat ik weinig plezier beleefde aan vleesvarkens.”
Netwerk in Duitsland
Via een zeugenscanner die op het bedrijf in Slagharen kwam, hoorden Gerard en Alja dat er een mooi zeugenbedrijf in Lehe te koop stond. „Dit bedrijf met 400 zeugen was in 2000 gebouwd door een Nederlander en voldeed met groepshuisvesting van dragende zeugen al aan de toekomstige dierenwelzijnseisen. Dus wij op een zondag er heen gereden, het bedrijf sprak ons meteen aan.” Gerard ging met de mensen van de Oldenburgische Landesbank in gesprek. „Zij waren direct enthousiast. Het hielp ons ook dat de vorige eigenaar het bedrijf technisch niet goed aan het draaien kreeg. Van ons verwachtten ze dat blijkbaar wel, mede via de contacten met Agrifirm.”
Gerard kende Bennie Beerling, bedrijfsadviseur van Agrifirm, al via zijn werk als bedrijfsleider op de Nederlandse varkensbedrijven. Beerling had weer contact met Ulrich Strätker, die namens Agrifirm in het Duitse Niederlangen, ook Nederlandse agrarische ondernemers begeleidt bij emigratie. Stätker heeft weer een goede relatie met Thomas Harms van de bank. Tot verbazing van Gerard en Alja was de financiering van circa 1 miljoen euro voor de koop van het bedrijf, inclusief 250 zeugen, binnen enkele maanden rond.
Verdubbeling naar 800 zeugen
„Het heeft zeker meegespeeld dat Beerling, die mijn vaardigheden als bedrijfsleider kent, een goed woordje voor ons heeft gedaan. Ook wilde de Duitse bank graag een andere ondernemer op het bedrijf. Via een goed netwerk is dan blijkbaar wat te bereiken.” In juni 2003 ging de familie Van Rijn van start met 300 zeugen, eind 2003 was de stal met 400 zeugen vol. In 2006 maakten de ondernemers al weer plannen voor verdubbeling van het bedrijf naar 800 zeugen. De vergunningverlening voor de bouw van de tweede stal duurde één jaar. In februari 2008 kwamen de eerste gelten in deze stal. De tweede financiering van nog eens 1 miljoen euro bleek ook geen probleem. „Dan weet de bank inmiddels precies wat je technisch en financieel presteert, blijkbaar doen we dat goed.” Van Rijn ligt niet wakker van de zware financiering. „We zijn met niets begonnen. Met 400 zeugen hebben we altijd goed aan onze betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Met 800 zeugen moet dat dan zeker lukken, door lagere vaste kosten.”
Met de integratie in Duitsland hadden Gerard en Alja weinig problemen. „We komen allebei uit de grensstreek, met het Duits redden we ons heel goed.” Via school en verenigingen zijn er goede contacten. „Inburgeren hangt vooral van je eigen gedrag af. Als je je actief opstelt en je gezicht laat zien als er feestjes of andere activiteiten worden georganiseerd, dan lukt dat prima.”
Geen discussie over biggen
De motivatie om te groeien, was de drang naar meer persoonlijke vrijheid. „Met 400 zeugen en inmiddels drie kinderen hadden we geen vrije tijd meer, dan heb je als gezinsbedrijf de handen vol. Ook al werkt mijn schoonvader mee en stopte Alja met haar baan om op het bedrijf te helpen. Nu we 800 zeugen hebben, zijn we groot genoeg om een fulltime medewerker in te huren. Dan kun je net iets makkelijker een keer weg.”
De vaste medewerkster verzorgt met name de biggen in de kraamstal, omdat dat intensief en tijdrovend werk is. Verandering was ook nodig omdat de ventilatie voor de zeugen in de kraamstal niet optimaal was. „Bij warm weer hadden ze moeite om voldoende voer op te nemen. Dat drukt de resultaten.” Om de technische resultaten op het zeugenbedrijf te verbeteren, heeft Gerard in 2003 meteen al enkele maatregelen genomen. Zo heeft hij extra ruimte gecreëerd om tien-weekse gelten zelf op te fokken.
„Gelten op jonge leeftijd op het bedrijf aanvoeren en laten wennen, is beter voor de gezondheidstatus van de dieren”, vindt Van Rijn. Daarnaast wil de Nederlander de beste kwaliteit biggen afleveren. Hij besloot al snel om in de bijgebouwen op zijn erf een aparte ruimte te maken voor restbiggen. „Ik wil geen discussie bij het afleveren over biggen die iets mankeren, bijvoorbeeld binnenberen of achterblijvers. Die houden we apart en mesten we zelf af. Je moet er wel moeite voor doen, maar het levert ons een goede reputatie als biggenleverancier op.”
Verschil met Nederland
Om de arbeidsproductiviteit en het rendement te verhogen, zijn in 2008 de diergroepen beter verdeeld over de twee stallen. In de nieuwe stal zijn alle kraamzeugen bij elkaar gehuisvest. „Dat werkt praktisch en de 192 kraamhokken zijn voorzien van een frisse neuzensysteem om te zorgen dat de zeugen goed blijven vreten en voldoende melk geven.” Daarnaast bevindt zich in deze stal de dek- en wachtstal. In de oude stal zijn de dragende zeugen, in drie groepen van 150 dieren, en de gespeende biggen gehuisvest. Er is ook nog een apart voerstation voor 40 gelten, die daarmee rustig kunnen wennen aan groepshuisvesting.
Van Rijn merkt dat er in Duitsland veel minder belastingvoordelen zijn voor startende ondernemers dan in Nederland. „Ook de aflossing tijdelijk stopzetten in financieel mindere tijden, doen ze niet snel. Financieel scheelt het wel veel dat je geen dierrechten nodig hebt en de mestafzet met 5 euro per kuub veel goedkoper is. Ook zijn we geen geld kwijt aan dure luchtwassers. Ammoniakemissie uit stallen is nauwelijks een issue. Net als het antibioticumgebruik, waar eigenlijk niet over wordt gepraat”, zegt Van Rijn, die vindt dat de landbouw in Duitsland meer wordt gewaardeerd dan in Nederland.
„In het ondernemen in de landbouw ervaar ik hier meer steun.” Daarbij komt dat de afzet van in Duitsland geproduceerde biggen in Duitsland makkelijker is dan van biggen uit Nederland. Ook de prijs ligt vaak wat hoger. Van Rijn zorgt wel dat zijn biggen zijn geënt tegen circo en mycoplasma. „De klant is koning, als vleesvarkenshouders dat willen, dan doe ik dat.”
Weerstand groeit
Van Rijn levert circa 27 biggen per zeug per jaar af. „Ik vind meer dan 30 gespeende biggen per zeug niet zinvol als dat tegen veel hogere kosten wordt gerealiseerd. Een topproductie is niet altijd de meest rendabele productie. We houden graag de kosten laag. Voldoende marge is voor ons leidend.” De Nederlandse ondernemers willen graag groeien naar 1.000 zeugen met twee fulltime arbeidskrachten.
„Dan kan het personeel ook eens een keer vrij nemen. Bij de vergunningaanvraag voor de nieuwe uitbreiding merken we dat de politieke en maatschappelijk weerstand tegen groei van veehouderijbedrijven groeit. Er is meer onderzoek nodig naar de milieubelasting. We zien wel hoe dit verder gaat.”
Om de energiekosten verder te verlagen, verdiept Van Rijn zich in houtverbranding of de toepassing van een kleine biogasser. „Voorlopig zijn we nog niet klaar met ondernemen.” Wat het geheim van het succes van de familie Van Rijn is? „Lagere kosten dan in Nederland. Maar het belangrijkste is de wil om hard te werken en de lat voor jezelf hoog leggen. Dat is overal hetzelfde”, besluit Van Rijn.
Bedrijfsprofiel
Gerard van Rijn (38) en zijn vrouw Alja (39) runnen samen een bedrijf met 800 zeugen in Lehe (Duitsland). Ze zijn allebei opgegroeid in het Drentse Emmer-Compascuum, vlak aan de Duitse grens. In 2003 kochten ze het Duitse bedrijf met 400 zeugen. Begin 2008 werd het bedrijf verdubbeld naar 800 zeugen. Ze werken met Topigs 20-zeugen, die worden geïnsemineerd met een Duitse Piètrainbeer.
De biggen worden op 26 dagen gespeend in een weeksysteem. Elke week worden circa 400 biggen geleverd aan drie vaste afnemers of vleesvarkensbedrijven via de coöperatie Erzeugergemeinschaft Aurich. Er worden alleen transportkosten gerekend, waardoor er geen marge voor een handelaar van de biggenprijs af gaat. De zeugenvervanging vindt plaats door aanvoer van fokgelten (leeftijd 10 weken) van Topigs.
Gerard verricht het meeste werk op het zeugenbedrijf. Zijn schoonvader springt zo nodig bij en Alja is twee dagen actief op het varkensbedrijf. Voor het werk in de kraamstal is een fulltime medewerkster in dienst. Alja heeft een meao-opleiding gedaan en doet de administratie van het bedrijf. Tot 2005 werkte Alja nog bij de gemeente Emmen.
Technisch draait het bedrijf van Van Rijn gemiddeld tot goed. Het jaarlijkse saldo per zeug is met 546 euro 85 euro per zeug hoger dan het Nederlandse gemiddelde. Dit wordt gerealiseerd ondanks hogere diergezondheidskosten vanwege circo- en mycoplasma-entingen van de biggen. Het hogere saldo is vooral te danken aan de betere prijs die Van Rijn ontving voor zijn biggen. Die was in 2010 circa acht euro per big hoger dan de gemiddelde uitbetalingsprijs in Nederland in 2010. Ook wordt een hogere groei van de biggen gerealiseerd met minder voer. Dat verlaagt de voerkosten per kg groei.
Tekst: Janet Beekman
Beeld: Ingrid Zieverink