Varkenshouder heeft moeite met voerspoor
Rechtsom is dan de vermindering van dierrechten door de overheid en een reductie van de veestapel van 15 tot 20 procent. Van elke 20 varkens moeten er dan drie of vier verdwijnen. Linksom is de aanpak die LTO en Nevedi samen propageren, met het voerspoor als belangrijkste onderdeel.
Boeren hebben hier moeite mee. Volgens NVV-voorzitter Wyno Zwanenburg is er nog veel onduidelijkheid over de effecten van een verlaging van de hoeveelheid fosfor in varkensvoer. „Ik wil garanties dat de gezondheid van mijn varkens niet gaat lijden vanwege die verlagingen. Die heb ik nog niet gekregen. Niet van onderzoekers en ook niet van voerfabrikanten.”
Overschrijding compenseren
Volgens de Derogatiebeschikking mag Nederland jaarlijks 173 miljoen kg fosfaat produceren in zijn mest. Op dit moment wordt die grens met zo’n twee tot drie miljoen kg overschreden en de Europese Commissie maakt bezwaar. Als dit overschot niet verdwijnt, zal Nederland de derogatie verliezen.
Maar die paar miljoen kg stelt eigenlijk niet veel voor. Belangrijker is dat in 2013 de Europese normen voor het afzetten van mest op landbouwgrond worden verscherpt. Volgens die nieuwe normen heeft Nederland nu een fosfaatoverschot van 50 miljoen kg. Van Stralen: „Nederland komt hier extra in de knel, omdat ons land zo dichtbevolkt is.”
„De normen gelden per land. Boeren in soortgelijke gebieden in het buitenland, zoals het Duitse Nordrhein-Westfalen, kunnen rustig de norm overschrijden. Duitsland kan dat dan compenseren met minder intensief gebruikte landbouwgebieden elders. Nederland heeft die luxe niet.”
Driesporenplan
Om op tijd aan de nieuwe normen te voldoen, hebben LTO en Nevedi een driesporenplan uitgewerkt. Ten eerste willen beide organisaties de aanvoer van fosfaat in diervoeder verlagen, het zogenaamde voerspoor. Daarnaast moeten afzetmogelijkheden van dierlijke mest op landbouwgrond (eigen grond van de veehouder en afzet bij akkerbouwers en tuinders) beter worden benut.
Tenslotte moet de overgebleven mest zo worden bewerkt dat die kan worden geëxporteerd naar Frankrijk of Duitsland, of kan worden gebruikt bij energieproductie (verbrandingsovens) en dergelijke. Via het voerspoor moeten boeren dan 20 miljoen kg minder fosfaat gebruiken. De beide andere sporen besparen elk 15 miljoen kg.
Fosfaatuitstoot verminderen
Voor varkenshouders houdt het voerspoor in dat de fosfaatuitstoot dit jaar met 5 miljoen kg moet worden verminderd en volgend jaar met eenzelfde hoeveelheid. Dezelfde cijfers gelden voor rundveehouders. De pluimveesector wordt ontzien, zegt Henk Flipsen, voorzitter van Nevedi.
„Voor die sector zijn de mogelijkheden van het voerspoor al ten volle benut. Als daar nog minder fosfaat in het voer komt, gaat de gezondheid van de dieren eronder lijden. Bovendien kan dat niet zonder forse kostprijsstijgingen.” Er zit nog wel rek in het fosforgehalte bij varkensvoer.
„Die hoeveelheid kan wel omlaag”, stelt Bert Fierkens van Agrifirm, „zolang het varken maar genoeg fosfor naar binnen krijgt.” Cruciaal hierbij is de verteerbaarheid. „Als je kiest voor het verhogen daarvan, en dus voor het verlagen van het fosforgehalte in voer”, zegt Fierkens, „dan werkt dat licht kostprijsverhogend. We hebben het dan over maximaal zo’n 30 cent per 100 kg, afhankelijk van het type voer en het huidige niveau.”
Al eerder gesleuteld aan samenstelling
„Maar je kan ook kiezen voor een hoog geconcentreerd voer; dat is kostenneutraal of zelfs kostenverlagend.” Hij maakt snel een berekening op de achterkant van een sigarendoosje. „Met regulier voer haal je een fosfaatefficiëntie van zo’n 43 procent”, rekent hij uit. „Bij geconcentreerd voer loopt dat op naar 50 tot 70 procent.”
NVV-voorzitter Wyno Zwanenburg loopt hier niet warm voor. „Er is al eens eerder gesleuteld aan de samenstelling van varkensvoer”, stelt hij. „Toen werden varkens, en dus ook de varkenshouders, opgezadeld met diergezondheidsproblemen.” Hij wijst bijvoorbeeld op de Minas-periode. „Veranderingen in het voer leidden toen tot een verminderde melkafgifte van zeugen. Ik zit niet te wachten op een herhaling daarvan.”
Een betere benutting van fosfaat hoeft niet alleen via veranderingen in het voer te gaan. „Bekijk ook hoe de totale bedrijfshuishouding kan worden aangepast”, zegt Flipsen.„Het mesten van beren en het gebruik van fasenvoedering kunnen ook tot goede resultaten leiden. Goed gezondheidsmanagement is ook belangrijk; gezonde dieren halen meer voedingsstoffen uit hun eten.” Hij benadrukt dat er geen eenduidige oplossing is. Voor elk bedrijf is het optimum anders.
„Praat daarom met de voerleverancier, die kan meedenken.” Van Stralen bevestigt dit. „Boeren overleggen veel met hun bank over financiële zaken”, zegt hij. „Maar als je het belang van voer als kostenpost bekijkt, zou het logisch zijn om zo’n overleg ook met je voerleverancier te houden.”
Free riders
Op het moment kan de varkenshouder nog zelf kiezen of hij een betere fosfaatbenutting wil nastreven, maar het Productschap Diervoeder bereidt een verordening hierover voor. Zwanenburg ziet hier niets in. „Vrijwilligheid dient voorop te staan, zeker zolang de risico’s nog niet bekend zijn.” Maar vrijwilligheid heeft natuurlijk een nadeel; zeker in een branche waar de marges onder druk staan is het voor een ondernemer verleidelijk om vooral kortetermijnoplossingen na te streven.”
Zwanenburg: „Als collega’s dan wel aan het overschotprobleem werken, wordt dat misschien opgelost zonder dat men zelf actie hoeft te ondernemen.” “Ik begrijp dat wel”, zegt Flipsen. Als het water je aan de lippen staat, is je eigen hachje belangrijk. Maar als we dit probleem niet samen oplossen zal er in de veestapel worden gesneden. En dat is in niemands belang.”
Van Stralen ziet het niet zo somber in. „Juist varkenshouders begrijpen het probleem; bij de rundveehouders is dat begrip een stuk minder. En bedenk dat een betere benutting ook besparingen oplevert, reken maar na met de P-toets. Maar ja, mensen redeneren al snel “wat ik niet uitgeef, hoef ik ook niet te besparen.”