POV zet grote vraagtekens bij voorgestelde wijzigingen geurwet
Het hing volgens de POV al een tijdje in de lucht, maar was nog niet zo concreet als afgelopen vrijdag Toen stuurde staatssecretaris Heinen (Infrastructuur en Waterstaat) de Tweede Kamer een brief, waarin een drastische wijziging van het geurbeleid werd aangekondigd. Het hing al een tijdje in de lucht, maar was nog niet zo concreet als afgelopen vrijdag. Die brief verscheen vlak voor de val van het kabinet. De brief is hier te lezen.
De normen worden aangescherpt, daarbij worden de standaardwaarden herzien. Gemeenten kunnen gemotiveerd van deze standaardwaarden afwijken tot de bovengrens van de grenswaarden. Ook deze grenswaarden worden herzien, waarbij in de afweging ook rekening zal worden gehouden met de uitspraak van de rechtbank. Voor alle bedrijven, ook bestaande situaties, gaan geurnormen gelden. De mogelijkheden worden verkend om, vooruitlopend op de wijziging van de regelgeving, de geurbelasting bij bestaande situaties eerder onder tenminste de hoogste grenswaarde te brengen.
Nog veel onduidelijk
Daarnaast zal de 50 procent regeling vervallen. In de geurwetgeving voor de veehouderij (Wgv) is deze mogelijkheid opgenomen om bij overbelaste situaties (teveel hinder op geurgevoelige objecten) uit te kunnen breiden. De helft van met de uitbreiding gerealiseerde milieuwinst mag gebruikt worden voor bedrijfsuitbreiding. Ook wordt het nieuwe geurbeleid opgenomen in de Omgevingswet, waardoor er vrij spel ontstaat voor provincies en gemeenten. POV: „Er is nog veel onduidelijk rond de normering. Echter, we weten wel al dat het grote consequenties gaat hebben voor bestaande situaties en bedrijfsontwikkeling. Daarnaast wordt er niets gezegd over ontwikkelen als woningbouw en industrie nabij veehouderijbedrijven. Dat moet meer aandacht krijgen.”
Heldere doelen geven
Het geurbeleid loopt vast op handhaving op middelen en het past ook niet bij de dagelijkse praktijk. Elk bedrijf en elke situatie is anders. De POV vindt dat de overheid de ondernemer heldere doelen moet geven, zodat hij zelf kan bepalen hoe deze doelen behaald worden. Dit wordt dan een samenspel tussen stal, huisvesting en management, passend bij de ondernemer en zijn omgeving. „We vragen daarbij aandacht voor het feit dat een bepaalde mate van geur geaccepteerd zal moeten worden. Wij pleiten voor realistische normen, en borging en erkenning van de luchtwasser in integrale duurzame systemen”, aldus de POV.
Daadwerkelijk meten geur
Daadwerkelijke feitelijke overlastsituaties moeten volgens de producentenorganisatie opgelost worden; wel met uiterste zorgvuldigheid en objectiviteit. Geur en geurbeleving worden momenteel niet objectief vastgesteld. De berekende geurhinder komt vaker niet overeen met de werkelijke geurhinder, zowel in positieve als negatieve zin. De POV vindt dat we toe moeten naar een systematiek die gebaseerd is op het daadwerkelijk meten van geur. Een systematiek die de prestaties van de veehouder beloont en meer recht doet aan de beleving en erkenning van geurhinder van omwonenden. Het meten van geur vergroot het inzicht en geeft handelingsperspectief aan veehouders om maatregelen te nemen.
Geuroverlast beperken
De varkenshouderij werkt aan verdere verduurzaming door middel van innovaties op gebied van integraal duurzame en emissiearme stal- en houderijsystemen. Systemen waarbij emissies uit stallen brongericht en preventief worden voorkomen. Ook managementmaatregelen horen hierbij. POV: „Ondanks dat geur persoonsgebonden en lastig te meten is, zijn wij ervan overtuigd dat we de komende jaren verdere stappen zetten om geuroverlast tot een minimum te beperken. Het is belangrijk dat dit proces ondersteund wordt door het beschikbaar stellen van ontwikkelruimte, ontwikkelsubsidies en experimenteerruimte. Alsook het wegnemen van barrières die optreden bij het erkennen van nieuwe technieken en stalsystemen die gericht zijn op emissiereductie.”
Geurhinder in de nabijheid van varkensbedrijven wordt door omwonenden niet of nauwelijks ervaren. Dat is de conclusie uit een onafhankelijk en wetenschappelijk onderzoek door het Vlaamse Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) en studiebureau Olfascan in opdracht van de toenmalige NVV.