Onafhankelijk advies voeding ontbreekt
Een vermeerderingsbedrijf met 500 zeugen is al gauw een kwart miljoen euro per jaar kwijt aan voer. De voerkosten van een afgeleverd vleesvarken zijn ongeveer 50 euro. Het zijn gigantische bedragen voor de varkenshouder. Logischerwijs verwacht je dat er veel aandacht naar uitgaat en dat de varkenshouder het voermanagement altijd netjes in orde heeft. De praktijk blijkt weerbarstiger en laat zien dat er nog veel winst te behalen valt.
Alternatieve grondstoffen
Vaak wordt hij er pas bij geroepen als de resultaten al langere tijd onder druk staan. Erwin van der Wielen houdt zich sinds anderhalf jaar met zijn bedrijf Kewi Services bezig met onafhankelijk advies voor voer en water. „Als je een paar honderdduizend euro per jaar aan voer inkoopt, vind ik dat je één à twee keer per jaar wat ingangscontroles zou moeten laten uitvoeren door een onafhankelijk partij.”
„Voor vele ander producten die een varkenshouder aankoopt, is er vaak een controle. Neem bijvoorbeeld de vleesvarkenshouder die biggen koopt en die bij het lossen de kwaliteit van de biggen controleert.” Hij haalt enkele recente praktijkvoorbeelden aan om zijn verhaal te ondersteunen. „Bij de biggen kampte een varkenshouder met aanhoudende gezondheidsproblemen. Op het bedrijf werkten ze met een computergestuurde droogvoerinstallatie (CDI) waar de losse grondstoffen met uitgebalanceerde mengschema’s werden ingemengd.”
„Tijdens het eerste bezoek constateerde ik al dat de dosering van de losse grondstoffen afweek van de ingevoerde waarde. De computer kan de ingevoerde waardes technisch gewoon niet gedoseerd krijgen, terwijl de voeradviseur de schuld krijgt omdat hij slecht voer zou hebben geleverd.”
Maar het probleem ligt niet altijd in de stal, geeft Van der Wielen aan. „Tegenwoordig wordt steeds meer voer ingekocht voor een bepaalde periode voor een vaste prijs en samenstelling. Na verloop van tijd krijg ik een telefoontje met het verhaal dat de spierdikte onderuit gaat en de spekdikte omhoog schiet. Wij hebben vervolgens het voer onderzocht op grondstofsamenstelling en dan blijkt dat er goedkopere alternatieve grondstoffen zijn gebruikt.”
Voergebruiksaanwijzing
Het geeft aan dat het voor een varkenshouder bijna ondoenlijk is om inzicht te krijgen in de kwaliteit van het voer. Vraag een varkenshouder of zijn voer kwalitatief goed is, en ze zullen allemaal instemmend knikken. Of ze dat dan ook met getallen kunnen aantonen, zal voor veel varkenshouders onmogelijk zijn. Voerfabrikanten zijn terughoudend in het verstrekken van informatie en het is lastig voor hen om onafhankelijk advies te geven.
Het bewoog Chris Opschoor ertoe om een uitgebreid onderzoek te houden naar de aminozuurbehoefte bij vleesvarkens. De voedingsdeskundige van Topigs en Nederlands bedrijfsadviseur van het jaar lanceerde ruim een jaar geleden de Topigs voermanuals en baarde opzien. Een voergebruiksaanwijzing voor vleesvarkens afgestemd op het genetisch potentieel per eindbeerlijn.
Waarom het zoveel stof doet opwaaien, ligt volgens hem aan een aantal factoren. „Door de onafhankelijkheid en originaliteit van het onderzoek, maar ook de praktijkgerichte insteek. Het vult een kennisgat in de markt. Ik heb de varkenshouder en veevoersector objectieve informatie meegegeven waarmee ze gezamenlijk aan de slag kunnen.”
Dat er behoefte is aan gespecialiseerde kennis over voeding, ondervond ook Carola van der Peet-Schwering. Ze is onderzoekster bij Wageningen UR Livestock Research en één van de auteurs van het rapport ‘Op weg naar 1.000 gram groei’. Voor de samenstelling van het rapport baseerde het onderzoeksteam zich op zes technisch top draaiende vleesvarkensbedrijven. „Als verbeterpunt bij het voedingsaspect kwam de kennis van de vleesvarkenshouder over de gewenste voeding van de dieren naar voren”, vertelt Van der Peet-Schwering.
Slechte maalfijnheid
Bijna anderhalf jaar geleden is met Voederwaarde.nl een eerste initiatief gelanceerd om veehouders meer inzicht te geven in de voersamenstelling. Zowel Chris Opschoor als Erwin van der Wielen zijn gecharmeerd van het initiatief en zien het als een eerste belangrijke stap naar meer openheid. Toch is het een initiatief dat nog weinig navolging krijgt.
Van der Wielen pretendeert dat hij met Kewi Services het enige onafhankelijke adviesbureau is op het gebied van veevoeding. Zijn territorium is het moment dat het voer op het erf van de boer komt tot en met dat het varken het voer binnenkrijgt. Het voeronderzoek besteedt hij nagenoeg helemaal uit aan gespecialiseerde laboratoriums. Het onderzoek op maalfijnheid voert hij zelf thuis uit.
De maalfijnheid is van invloed op de benutbaarheid van grondstoffen en het verteringsproces voor dieren. Zeker bij jong gespeende biggen kunnen te grof gemalen grondstoffen een negatief invloed op de resultaten hebben. In een persbericht eind januari maakte hij bekend dat sommige mengvoerbedrijven de basisverwerking niet op orde hebben.
Hij licht zijn verhaal toe met een rekensom. „Een bedrijf met 400 zeugen dat per jaar 30 biggen per zeug aflevert, heeft op jaarbasis bij de biggen een voerverbruik van300.000 kg. Stel dat 10 procent te grof is gemalen waardoor de helft van het voer niet door de big kan worden benut. Dan praat je over 15.000 kgvoer dat onverteerd wordt uitgescheiden en in de mestput verdwijnt. Met een voerprijs van 30 cent per kg gooi je 4.500 euro in de put. Dan praat ik nog niet over extra ligdagen, verhoogd medicijngebruik en mestafvoer van slecht gemalen voer.”
Breed oriënteren
Hij wil wel benadrukken dat de meeste veevoerbedrijven een goed product afleveren. „90 procent van de voerbedrijven spant zich tot het uiterste in voor een optimaal bedrijfsresultaat. Verbeterpunten aangedragen door mij worden in goed overleg met de veevoerleverancier en eventueel dierenarts doorgesproken. Maar die andere tien procent is een ander verhaal. Daar valt ook niet mee te praten en ze zetten meteen de hakken in het zand.”
Van der Wielen weigert om namen van deze bedrijven te noemen. Voedingsdeskundige Opschoor schat de spreiding in voerkwaliteit door het land niet heel groot in. Wel de toepasbaarheid van het assortiment. „Wat ik daarmee wil zeggen. Laat twee collega’s binnen een firma met een varkenshouder om tafel gaan en ze kunnen allebei heel tegenstrijdig advies geven.” Opschoor die zelf in het verleden als voeradviseur bij een mengvoederfabrikant heeft gewerkt, zegt vooral dat voeradviseurs moeten opletten dat ze zich niet te breed oriënteren.
„De varkenshouder moet voor voerzaken 100 procent bij de voeradviseur terecht kunnen en andere zaken bij de daarvoor gespecialiseerde adviseurs neerleggen. Eerst is het alleen het thema diergezondheid, dan moet de mineralenboekhouding worden ingevuld en nadien horen bouwtekeningen ook bij zijn takenpakket. Hoe breder je je oriënteert, hoe verder je komt af te staan van wat je eigenlijk doet. Schoenmaker blijf bij je leest.”
Betaald advies
Geluiden uit de markt dat voerfabrikanten bij wijze van proef overstappen naar betaald advies juichen beiden van harte toe. „Als je als adviseur geld gaat vragen dan wordt het een zuiver en zakelijk gesprek”, beredeneerd Opschoor. „Een voorlichter die samen met de ondernemer doelstellingen formuleert en waar je elkaar later ook op kunt aanspreken. Het wordt allemaal minder vrijblijvend en op de werkelijke zaak gericht.”
Van der Wielen heeft een andere mening. „Ook bij een afgesplitste adviesstructuur zal de voervoorlichter voor zijn eigen parochie praten. Voer is een natuurproduct dat constant van samenstelling kan veranderen en verontreinigt kan raken. Ik denk dat het juist heel belangrijk is dat er met een frisse blik naar voeding wordt gekeken. Ik merk vooral dat grote bedrijven hier meer belangstelling voor hebben.”
Met dat laatste is Opschoor het niet helemaal eens. „Ik zie juist de laatste tijd dat ook heel veel gezinsbedrijven zich meer gaan verdiepen in voeding. Ze zijn bezig met de voerkant, het varkens wegen en analyseren van uitgebreide slachtanalyses. Het zijn ondernemers die erop zijn gebrand goede technische resultaten te halen.”
Hoge voerprijzen
Ruim een jaar na de introductie van de voermanuals merkt de Topigs-adviseur dat de markt wisselend omgaat met de informatie. „Ik wil mijzelf zeker niet op de schouder kloppen en zeggen dat het alleen door mij komt, maar ik heb wel assortimenten van mengvoerbedrijven zien veranderen. Ik zie voortaan meerdere voeders die zijn afgestemd op de groeifasen of ras van het vleesvarken.”
„Bij mijn weten moet het varken eerst gezond zijn, dan moeten huisvesting en management kloppen en als derde moet de voeding goed zijn. Waarom zeg ik dat in deze volgorde. Zodra een varken niet gezond is of het niet goed wordt gehuisvest kan het dier niet optimaal presteren. Dan kun je nog zo’n goede voeding hebben, maar dat compenseert de rest van de gebreken niet.”
Hij waarschuwt voor de Duitse manier van werken waar het voer afleveren bij de boer tot de enige taak behoort. „Qua voorlichting moeten we naar meer specialisme per diergroep binnen de varkenshouderij. Een adviseur die zich verdiept in zijn klant en weet wat er in de stal afspeelt en dit regelmatig goed afstemt met de nutritionist van het voerbedrijf. Zo krijg je meer specifieke voedingsturing per diercategorie op klantniveau. Met precisievoeding is heel nog veel te winnen. Zeker als we nog zo’n jaar met hoge voerprijzen krijgen.”
Rol van Schothorst Feed Reserch?
Schothorst Feed Research is een zelfstandig internationaal onafhankelijk onderzoeksinstituut dat zich bezighoudt met onderzoek naar veevoeding, advies en training. Voert het bedrijf ook onderzoek uit voor varkenshouders? „Nee”, antwoord Rosemarijn Gerritsen. Ze is clusterleider Varkens bij het in Lelystad gevestigde bedrijf.
„Wij doen voornamelijk onderzoek in opdracht van mengvoederbedrijven, toeleveranciers en overheid. Daarbij kijken we wat de optimale samenstelling van het voer is, en daarin zijn we mondiaal leidend met onze voederwaardetabel. Wij voeren allerlei proeven uit op ons proefbedrijf met varkens en doen verteringsonderzoek van nieuwe grondstoffen en toevoegmiddelen bij verschillende leeftijdscategorieën.”
Afwijkingen geanalyseerde voermonsters
Erwin van der Wielen heeft in opdracht van varkenshouders het laatste half jaar tientallen voermonsters onderzocht op verschillende parameters, zoals: maalfijnheid, voederwaarde, aminozuren, toxines (DON, ZEA, OTA), grondstofsamenstelling en antibiotica. Uit de monsters blijkt dat 80 tot 90 procent van de voeders aan de specificaties van de voerleverancier voldoet. Bij grote afwijkende resultaten baseert hij zich naar eigen zeggen nooit op één monster. Voor validatie neemt hij op een later tijdstip nog een monster.
Maalfijnheid
De optimale maalfijnheid bij biggenvoer ligt onder de 2 mm. Alles boven de 2 mm wordt als ongewenst beschouwd. Bij biggenvoer blijkt meer dan de helft te grof gemalen. Van der Wielen baseert zich op 50 à 60 voermonsters. Vaak is de verdeling van de maalfijnheid ook scheef. Veel grove delen en heel veel fijne. Dat zie je ook aan het maximale percentage van 1-2 mm. Je mag onderstaande getallen van min en max niet optellen. Het gaat om afzonderlijk geanalyseerde afwijkingen.
Voederwaarde
Bij voederwaarde wordt gekeken of de onderzochte nutriënten verschillen van de opgegeven specificatie van de voerleverancier. Volgens Van der Wielen blijkt vooral het ruw fosforgehalte nogal eens af te wijken.
Afwijking op ruw fosfor
% afwijking hoger dan specificatie: 16,8
% afwijking lager dan specificatie: 28,4
Aminozuren
Onderzoek naar het aminozurenpakket is een duur onderzoek van 325 euro. Volgens Van der Wielen geeft het wel heel veel informatie over de potentie van een voer. Geen enkel van de onderzochte voermonsters blijkt tot op heden te voldoen aan de voermanual-eisen van de aminozuren opgesteld door Topigs. Van der Wielen maakt wel de opmerking dat men bij aminozuren moet kijken naar de hoeveelheid aangeboden aminozuren. De kilogrammen voeropname moeten in dat verhaal dus worden meegenomen om te bepalen of er voldoende is aangeboden in relatie tot de behoefte. Alleen het aminozuurgehalte in een voer zegt dus onvoldoende.
Afwijking op aminozuren
Een specifiek aminozuur week ten opzichte van het advies van de Topigs voermanual 25 procent tot 53 procent (lager) af van het geadviseerde.
Tekst: Ruben van Boekel
Beeld: Ingrid Zieverink