Veehouderij kan dertig procent CO2 reduceren in 2030 via krimp en maatregelen
Het onderzoek werd in opdracht van het ministerie van LNV uitgevoerd en Vellinga constateert dat het veel inspanning zal vereisen om snel voldoende deelname van boeren te krijgen en om de uitvoering van de maatregelen op een hoog niveau te houden. Niet zozeer vanuit een weerstand bij boeren, maar omdat sommige maatregelen wel effectief zijn maar niet snel kunnen worden ingevoerd en deze hebben op de lange termijn een groter effect dan voor 2030 is berekend.
Voer- en mestmaatregelen
Er zijn volgens Vellinga maatregelen te onderscheiden gericht op reductie via de vertering van voer in de pens of darm van het dier en middels de afbraak van organische stof in de mestopslag. Beide kunnen tegelijkertijd worden toegepast. Uit de berekeningen blijkt dat reducties van methaan bij toepassing van alleen maatregelen voor pens en mest zonder krimp tussen de 7 tot 14 procent liggen. De reductie door een combinatie van krimp van 20 procent met genoemde maatregelen ligt tussen de 23 tot 29 procent.
In de melkveehouderij zijn met name de maatregelen ‘meer beweiden’ en ‘additieven in het voer’ snel in te voeren, maar blijken ook de twee te zijn waarbij betrouwbare monitoring nog wel een vraagstuk is.
Fokkerij
Maatregelen zoals fokkerij op lage methaanemissies en aanpassing van stallen zijn maatregelen die geleidelijk ingevoerd kunnen worden en waarvan de realisatie pas op langere termijn maximaal is. Het zijn wel maatregelen die goed zijn te monitoren. Ook krimp ziet de WUR-onderzoeker als een maatregel die een lange doorlooptijd kent. Deze maatregelen lijken weinig bij te dragen in 2030. Ze zullen echter ook in jaren na 2030 nog een duidelijk reductiepotentieel van 5 tot 7 procent hebben.
Uitdagingen
Verder heeft Vellinga gekeken hoe om de toepassing van maatregelen te bevorderen via verplichten of stimuleren of een combinatie. Verplichten vereist een goede handhaving, wat bij de bouw van stallen en fokkerij nog goed te doen is, maar bij beweiding en gebruik van additieven lastiger is. Een studie over de Afrekenbare Stoffen Balans (Vellinga & De Haan, 2022) adviseert om bij verplichten te werken met regulerende heffingen, de toepassing van strafrecht is niet werkbaar.
Bij stimuleren denkt Vellinga aan investeringssubsidies. Ook het bedrijfsleven denkt na over stimulering van emissie reducerende maatregelen. Een samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven kan dan ook van meerwaarde zijn.
Het meten van emissies is op dit moment nog met te veel onzekerheden en onnauwkeurigheden omgeven, dat het op de korte termijn geen volwaardige vervanging is van het monitoren.
Tekst: Reinout Burgers
Al bijna 25 jaar volg en schrijf ik als journalist onder meer over de varkenshouderij en pluimveehouderij. Twee uiterst boeiende en dynamische sectoren met veel gepassioneerde ondernemers.
Beeld: Bram Teeuwsen
Bron: WUR