Strengere welzijnseisen halveerden Britse sector
Begin jaren zeventig was Groot-Brittannië het varkensland bij uitstek. Met meer dan één miljoen zeugen en varkensrassen die over de hele wereld bekend waren, genoot het land veel aanzien. Hoe anders is het nu. In de sector is de afgelopen jaren een kaalslag opgetreden. Het begon in 1999 met het verbod op ligboxen bij dragende zeugen.
De kostprijs steeg in één klap met 7 eurocent per kilogram. Dat, in combinatie met twee uitbraken van Mond- en Klauwzeer, één van Klassieke Varkenspest plus ongunstige wisselkoersen, heeft het afgelopen decennium de zeugenstapel bijna gehalveerd tot ongeveer 400.000 zeugen.
Zeer onzekere markt
Waar andere varkenshouders als laatste redmiddel een bed & breakfast of boerderijwinkel zijn begonnen om het hoofd boven water te houden, is David Black een containerverhuurbedrijf opgestart. Samen met vier familieleden runt hij David Black & Sons, een gemengd bedrijf met varkens en akkerbouw. Vlak voor het beruchte jaar 1999 floreerde de varkenstak met 4.500 zeugen die in standaard stallen zaten gehuisvest.
Bovendien had de familie nog achthonderd zeugen die volgens de outdoor-richtlijnen in hutjes op lichte zandgronden werden gehouden. Inmiddels heeft de varkenstak flink aan omvang ingeboet. Na een laatste reorganisatie zijn er nog 1.300 zeugen over. „We hadden na 1999 een kwart tot een derde meer ruimte nodig om hetzelfde aantal zeugen te houden”, vertelt de algemeen directeur. In tegenstelling tot indoor-tak is de outdoor zeugenstapel laatste jaren wel uitgebreid, naar 1.800 zeugen.
Er is een vaste maandelijkse prijsafspraak met supermarktketen Waitrose die hem meer financiële zekerheid geeft. Bovendien vergt outdoor huisvesting veel minder bouwinvesteringen. Dat verkleint het risico op kapitaalverlies en dat is gunstig in de zeer onzekere markt waar vooral naar de korte termijn wordt gekeken. De ontwikkelingen op het bedrijf van David Black staan synoniem voor de Britse varkenshouderij. Anno 2011 wordt bijna de helft van de zeugen buitenshuis gehouden.
De verwachting is dat dit de komende jaren verder stijgt. Onze westerburen kennen vier houderijsystemen voor vleesvarkens: volledig binnen, volledig buiten en een tussenvorm waarbij biggen tot 30 kilo buiten lopen en vervolgens tot de slacht in strostallen zitten. Als laatste is er een biologisch segment. Dat is echter nagenoeg verdwenen omdat die houderij niet kan concurreren met outdoor huisvesting, waarbij varkens onder vrijwel dezelfde omstandigheden worden geproduceerd.
Betere kiloprijs
Begin jaren negentig was John Gummer als landbouwminister van het House of Parliament verantwoordelijk voor de invoering van het verbod op individuele huisvesting bij zeugen in 1999. Zijn argument: met een algeheel verbod loopt Groot-Brittannië voor op Europa. De combinatie van dierenwelzijn en economie zou de sector een win-win situatie opleveren. Philip Richardson weet inmiddels wel beter.
Twee jaar geleden besloot hij zijn bedrijf met 350 zeugen te beëindigen. Slechte opbrengsten gepaard met dreigende hoge investeringen en het ontbreken van een bedrijfsopvolger gaven de doorslag. „Mijn vader zei altijd dat varkens koper of goud zijn. Afgelopen 12,5 jaar hebben we elf koperen jaren gehad en achttien gouden maanden.”
Richardson doelt daarmee op de korte opleving die de sector de afgelopen jaren heeft gehad. Uit cijfers van het British Pig Executive (BPEX), vergelijkbaar met het Nederlandse PVE, blijkt dat de sector over 2009 en 2010 helemaal niet slecht heeft geboerd.
Betere kiloprijs
Kijkend naar de DAPP-notering die de Britten als basis voor het afrekenen van vleesvarkens gebruiken, blijken ze door toeslagen structureel een betere kiloprijs te ontvangen dan hun Nederlandse collega’s. Het grootste euvel is echter de hoge kostprijs, waarmee ze niet kunnen concurreren met de Denen en Nederlanders. Afgelopen jaar waren de eilandbewoners al gauw twaalf cent meer kwijt per kg geslacht gewicht.
Waar een Nederlandse zeug met haar nakomelingen jaarlijks ongeveer 2.400 kg karkasgewicht produceert, komen de Britten niet verder dan 1.650 kg vlees. Hiervoor is een aantal redenen aan te wijzen. Vanwege het castratieverbod leveren Britse varkenshouders hun dieren al op 100 kilo aan de slachterij, om berengeur te voorkomen. Uiteindelijk hangt er aan de slachthaak een varken wat nog geen 80 kg weegt.
En wie de technische resultaten van Nederlandse en Britse varkenshouderij naast elkaar legt, merkt al snel het drastische verschil in aantal grootgebrachte biggen op. Per jaar spenen Nederlandse varkenshouders gemiddeld vijf biggen meer per zeug dan hun collega’s aan de overkant van de Noordzee.
Naast een gebrek aan genetische vooruitgang wijt Richardson het aan de verouderde stallen. „Vanwege de slechte tijden waren de varkenshouders niet in staat om te investeren. Veel stallen verkeren in slechte staat. Dat zie je terug in de resultaten.”
Kleine industrie
Volgens David Black is de sector moe van de uitputtingsslag. Er moet eerst weer vertrouwen in de markt ontstaan, voordat er geld in wordt gestoken. Gezien datgene wat de varkenssector het laatste decennium te voortduren heeft gehad, is het niet vreemd dat het vertrouwen grotendeels is weggeslagen. Bovenop de verscherpte welzijnsmaatregelen hebben uitbraken van Mond- en Klauwzeer in 2001 en 2007 en Klassieke Varkenspest in 2000 diepe sporen nagelaten.
Niet alleen is de zeugenstapel sinds 1999 gehalveerd; ook het jaarlijks aantal geslachte varkens is met 45 procent gedaald. Black zegt dat gevolgen te merken zijn voor iedereen. „De hele Britse varkensvleesketen is enorm in omvang afgenomen”
„Onze varkens moeten drie- tot vierhonderd kilometer op transport voordat ze bij de slachterij zijn.” Richardson geeft aan dat door de sanering de efficiency in de hele keten is gedaald. „Als kleine industrie wordt het voor slachterijen steeds moeilijker om efficiënt te slachten en de vierkantsverwaarding goed rond te krijgen.”
Buy British Pork
Voormalig varkenshouder Philip Richardson is voorzitter van de Assured Food Standards (AFS) Pig Scheme, een soort IKB-regeling. Varkenshouders die binnen deze standaard leveren, voldoen aan de criteria voor dierenwelzijn, milieu en voedselveiligheid. Hij schat dat negentig procent van de Britse varkenshouders is aangesloten bij de AFS. „We zijn onafhankelijk van de overheid. Sinds zeven à acht jaar hebben we de verschillende keurmerken onder één nieuw logo geschaard. Ten opzichte van de Europese markt voldoen onze varkenshouders aan aanvullende eisen.”
Om dit te vermarkten, wordt sinds een paar jaar het logo van een rode tractor ingezet als marketingtool. Op vleesverpakkingen in de supermarkten pronkt naast de Britse vlag de rode tractor met blauwe banden. Rijd je over de snelweg, dan heb je grote kans dat je één van de honderd spandoeken passeert met de rode tractor en bijbehorende tekst: ‘Buy British Pork’. Het moet de consument ertoe bewegen om niet voor het goedkoopste stukje vlees te kiezen. Aangejaagd door de consumenten moeten supermarkten hun assortiment erop aanpassen.
Dat blijkt nog hele opgave. BPEX onderzoekt maandelijks de herkomst van het varkensvleesassortiment in de verschillende supermarkten. Bij de drie grootste spelers, Tesco, Asda en Sainsbury’s, ligt het schap met vers vlees voor een derde vol met buitenlands varkensvlees. Bij het baconsegment blijven de supermarkten zelfs steken rond de tien procent Britse herkomst. De afgelopen jaren is het binnenlandse aandeel alleen maar verder afgebrokkeld.
Terugdenkend kan David Black het zich nog goed herinneren. „De supermarkten beloofden ons in 1999 trouw: ze zouden na de omschakeling ons vlees gaan afnemen. Een loze belofte, bleek al snel. Wij leveren onze outdoorzeugen nu aan supermarktketen Waitrose. Een relatief kleine marktpartij die zich richt op de meer welvarende consument. Zij hebben als één van de weinige supermarkten woord gehouden.”
Helft uit het buitenland
Om de concurrentie met Europa aan te kunnen, zijn de Britten sterk afhankelijk van de wisselkoers. Ten opzichte van de euro was de Britse pond jarenlang een sterke munt. Eind 2007 verzwakte de munt fors ten opzichte van de euro, wat de export vanuit de EU naar Groot-Brittannië belemmerde. Sinds de langzaam stijgende koers van de Britse pond in 2009 is het voor de EU-landen weer aantrekkelijker om naar Groot-Brittannië te exporteren.
Waar de eilandbewoners in 1999 nog voor 85 procent zelfvoorzienend waren, komt intussen meer dan de helft van het varkensvlees uit het buitenland. Hoofdleverancier is Denemarken. Zij leveren ruim een kwart van de 400.000 ton varkensvlees die jaarlijks wordt ingevoerd. België, Duitsland en Nederland zijn de andere grote leveranciers. Ons land exporteert jaarlijks rond de 50.000 ton varkensvlees naar Groot-Brittannië.
Nederlands bulkvlees
Met de toenemende import groeit de afkeer tegen het goedkopere Europese varkensvlees. Topkok Jamie Oliver is al eens ingezet om in een tv-documentaire duidelijk te maken dat de varkens op het Europese vasteland onder veel soberder omstandigheden leven, wat voor oneerlijke concurrentie zorgt. Een teneur die onder alle Britse varkenshouders leeft.
‘Wij moeten concurreren met varkensvlees wat is gefokt onder omstandigheden die hier verboden zijn.’ Zowel Richardson als Black onderstrepen deze opvatting. Beiden omschrijven het Nederlandse vlees als ‘goedkoop bulkvlees wat de Engelse markt overspoelt’. Zij volgen de Europese wetgeving rond 2013 met grote interesse. Hopend dat met de invoering de kostprijs in de rest van Europa stijgt, zodat ze de concurrentie weer beter aankunnen.
Volgens Richardson moeten de Britse varkenshouders ervoor zorgen dat het kostprijsverschil met Nederland en Denemarken maximaal tussen de tien en vijftien eurocent bedraagt. „Daarbij blijft het de uitdaging om met dierenwelzijn koploper in Europa te blijven. We moeten zorgen dat we één stap op Europa voorblijven. Niet twee, want dan stijgt onze kostprijs te veel.”
Richardson lijkt op zijn wenken te worden bediend, want voor de Britten dreigt intussen alweer de volgende aanvullende maatregel. De kraamhokken staan ter discussie. Het zal dan ook niet lang duren voordat varkenshouders verplicht zijn om kraamhokken met vrije rondloop toe te passen. Richardson verwoordt het als volgt. „Wie dacht dat met 1999 alles opgelost was heeft het mis. Dat was alleen nog maar het begin.”
Veel hobbyvarkens in Groot-Brittannië
Groot-Brittannië is officieel het oostelijke eiland van het Verenigd Koninkrijk. De landen Engeland, Schotland en Wales vormen samen Groot-Brittannië. Veruit de meeste inwoners wonen in Engeland (51 miljoen) gevolgd door Schotland (5 miljoen) en Wales (3 miljoen). De naam Verenigd Koninkrijk wordt gebruikt voor de landen in Groot-Brittannië plus Noord-Ierland. Met een oppervlakte van 229.979 km² is het oostelijk eiland vijfenhalf keer zo groot als Nederland.
De Britse varkenshouderij kent een aantal concentratiegebieden. Op de glooiende lichte zandgronden in het zuidoosten zijn vooral de outdoor bedrijven gevestigd. In Noord-Engeland en Schotland bevinden zich vooral indoorbedrijven. Met een zeugenstapel van ruim 400.000 dieren verdeeld over ongeveer 6.000 vermeerderingsbedrijven, ligt de gemiddelde bedrijfsgrootte rond de 75 zeugen per bedrijf. Dit geeft vertekend beeld, omdat er veel mensen op het platteland wonen die één of twee varkens voor de hobby houden. Hobbyvarkens worden vanwege ziekteverspreiding als een groot risico voor de commerciële varkensbedrijven gezien.
In tegenstelling tot de opkomst van hobbyvarkens daalt de professionele varkenshouderij in rap tempo. Sinds het verbod op ligboxen in 1999 zijn zowel het aantal zeugen (nu 427.000) als het aantal geslachte varkens (7.833.000) gehalveerd. In het afgelopen decennium is de zelfvoorzieningsgraad van varkensvlees gedaald van 85 tot minder dan 50 procent. Dit tekort is vooral ingevuld door Denemarken, Nederland, Duitsland en België.
Vrouwenbeweging ligt megastallen dwars
In Groot-Brittannië is landelijke opschudding ontstaan over vergaande plannen van een varkensbedrijf met 2.500 zeugen. Het varkensbedrijf Midland Pig Producers heeft in Foston (Derbyshire) een vergunningsaanvraag ingediend voor een gesloten bedrijfsvoering met biogasinstallatie. Hoewel de aanvraag voldoet aan bovenwettelijke dierenwelzijneisen met dragende zeugen op stro en kraamhokken met vrije uitloop, is de tegenstand groot.
Met name Women\'s Institute keert zich fel tegen de industriële veehouderij. De invloedrijke vrouwenbeweging die ruim 200.000 leden telt is een offensief begonnen om megastallen te verbieden op het Britse platteland. Ondertussen heeft Midland Pig Producers al ruim 250.000 euro geïnvesteerd in onderzoek en vergunningsprocedures.
Dat de afkeer tegen megastallen groot is, heeft een groep Britse ondernemers in de melkveehouderij ervaren. Zij lanceerden vorig jaar plannen voor een megamelkveebedrijf met achtduizend koeien in het plaatsje Nocton in Lincolnshire. Na veel ophef en bezwaar van drieduizend burgers en de milieudienst heeft melkveebedrijf Nocton Dairies de plannen moeten herzien. De nieuwe vergunningsaanvraag telt nog ‘slechts’ 3.770 koeien. Maar de toon is gezet en het is nog maar de vraag of het grootschalige bouwproject doorgaat.
Tekst: Ruben van Boekel
Beeld: Ruben van Boekel