Gastspreker Gerben Nooyen: Ondernemen in het Mekka van het Ibérico-varken
Gerben Nooyen, bekend van de roostervloeren, is ook het varkenshouden wel toevertrouwd. Hij stamt uit een oud varkenshouderij-geslacht, dat begin deze eeuw met de varkenshouderij uitweek naar Spanje. De zeugenstapel, verdeeld over vijf locaties in Spanje telt nu ruim 4.500 dieren. De hoofdvestiging staat in Agramunt. „De familie heeft besloten in Spanje in de vleesvarkens te gaan”, verduidelijkt Nooyen. „Dat deden we toen er nog veel Nederlandse ‘witte’ biggen naar Spanje werden geleverd. Daarbij waren we overigens één van de eersten die rechtstreeks vanaf het bedrijf in Nederland biggen leverden naar Spanje. Dus niet via een overlaadplaats.”
Overvoerd met varkens
Het komt er kortweg op neer dat de familie Nooyen met de tweede opkoopregeling volledig in Spanje in business ging met de varkenshouderij. „Samen met een Spaanse partner gingen we in de handel; later namen we ook een slachterij over. Daar werden traditioneel witte varkens geslacht: om de andere dag een vrachtwagen vol. Echter, de Spaanse markt raakte overvoerd met varkens. Dit resulteerde erin dat er ook veel van de fameuze Ibérico-zeugen geslacht werden. En daarin zag ik nieuwe kansen om in Spanje te ondernemen in de varkenshouderij.” Hij had dus het fameuze bruin/zwarte Ibérico-varken op het oog: een wat kleiner varken, nog weinig gedomesticeerd, met een relatief lage vruchtbaarheid en veel (intra)musculair vet. Over de populariteit zegt Nooyen: „Een Spanjaard slaat nog liever zijn vakantie over dan dat hij zich zijn Ibérico-ham en aanverwante producten moet ontzeggen.” Gerben noemt de markt van het Ibérico varken, in tegenstelling tot de ‘witte’ varkensmarkt, ‘redelijk overzichtelijk’.
Ten goede gekeerd
Op enig moment ontstond er door de zeugenschaarste een situatie van meer vraag dan aanbod van vette Ibérico-vleesvarkens. Nooyen: „Eigenlijk zijn we nog net iets te vroeg ingestapt. Dat was op het moment in de crisis dat er voor ‘witte’ vleesvarkens meer betaald werd dan voor de ‘zwarte’ Ibérico vleesvarkens. Maar dat heeft zich ten goede gekeerd.” Bedrijven werden door Nooyen overgenomen en een groot deel van de geproduceerde biggen werd op voergeld weggezet. Wat varkenshouderij betreft telt de onderneming nu vijf zeugenhouderijen met een capaciteit van 4.500 zeugen en een jaarlijkse productie van ruim 60.000 vleesvarkens (Ibérico x Duroc).
Europese regels
Nooyen: „Een klein deel van onze vleesvarkens loopt buiten. Daarvoor wordt 1 hectare per vleesvarkens gerekend. Het gebeurt onder toezicht van een varkenshoeder. Gedurende het jaar vreten ze groen, worden ze wat bijgevoerd; op het einde vooral met eikels. Het andere deel van onze vleesvarkens blijft binnen. Het Ibérico-concept schrijft hierbij 2 vierkante meter per dier voor. De zeugenhouderij is vergelijkbaar met die in Nederland, met bijvoorbeeld groepshuisvesting. Vaccinatieprogramma’s zijn hetzelfde en Europese regels gelden natuurlijk ook hier. Omdat de Ibérico-varkens wat kleiner zijn, hebben ze wat meer ruimte en dit varkensras is sterk en geneest ook sneller en beter. Het afzetten van mest ligt op ongeveer 20 procent van de kosten in Nederland. Maar in sommige gebieden moet je het voor die 3-4 euro overigens wel scheiden.”
Slachtleeftijd
Nooyens vleesvarkens worden overigens idealiter geslacht op een gewicht van 135 kilo. De voorgeschreven minimumleeftijd voor slachten is tien maanden. Eigenlijk levert dat een luxeprobleem op, want in die tijd kun je het Ibérico-vleesvarken ook gemakkelijk op 160 kilo krijgen. Nooyen: „De ham wordt dan te zwaar en te duur. Die hammen produceren we zelf en ze moeten drie jaar hangen voor de verkoop.”
Eigen slachterij
De familie Nooyen is niet alleen ondernemer in de varkenshouderij. Ze exploiteren ook een slachterij en drogerij waar circa 35 mensen werken. Daarnaast bestaat de onderneming uit een winkelconcept waar ze hun eigen hammen - El Porquero – verkopen. Het winkelconcept is verder gebaseerd op andere houdbare producten zoals de zelf geproduceerde worst en kaas. Honing, en olijfolie worden voor hen in opdracht geproduceerd „We hebben veel aan dit concept moeten sleutelen, maar ook dat loopt nu goed. Het gaat nu om vijf winkels waar we een goede omzet hebben, ook qua verse producten. Zoiets moet je in Spanje absoluut geen delicatessenwinkel noemen.”
Petje af
„Ik ben tot de conclusie gekomen dat het zelfs voor een goed concept heel moeilijk is om dat in de markt te zetten. Wat dat betreft neem ik mijn petje af voor de Nederlandse ketens die dat proberen. Zoiets kost buitengewoon veel energie.” Zelf zegt hij het in Spanje met de Ibérico-markt wel redelijk gemakkelijk gehad te hebben: „Ik heb wel veel tijd aan conceptontwikkeling besteed en bijvoorbeeld niet aan export van Ibérico-producten.” Een groot deel van de product uit de eigen slachterij en hammendrogerij gaat naar de groothandel. Dat gebeurt ook onder andere namen dan bijvoorbeeld de El Porquero-ham.
Nooyens kracht
Als je Nooyen naar de succesfactor achter het concept vraagt zegt hij: „We zijn niet zo groot maar inmiddels wel flink gegroeid. De ervaring uit Nederland geeft een voorsprong in de meeste landen op het gebied van technisch ondernemen en wij kunnen een heel constante kwaliteit vlees leveren. Ook het feit dat we onze verse producten dichtbij kunnen afzetten, zort ervoor dat we geen problemen hebben met de vierkantsverwaarding van het varken.”