Column: Voerconversie troef
Voer en grondstoffen zijn belangrijke onderdelen van de voedselproductie. Uiteraard gaat het in de veehouderij om de productie van vlees, melk en eieren maar de manier waarop we dat produceren en welk eten de dieren krijgen wordt belangrijk gevonden door markt en consument. Niet gehinderd door enige kennis hebben consumenten wensen met betrekking tot GMO-vrij, regionaal, zonder chemie, etc.. Natuurlijk moeten we daarop inspelen. De markt vraagt toegevoegde waarde en als we dat goed invullen, kunnen we meer rendement maken met onze bedrijven. Bovendien geeft het de zo bekende ‘license to produce’.
Ik was dan ook verbaasd over het akkoord over grondgebondenheid dat de zuivelsector vrijwillig heeft gesloten. Diverse partijen die de belangen van de boer dienen (coöperaties en belangenverenigingen) maken afspraken die alle rundveehouders worden opgelegd. Misschien worden de meerkosten aan de boer betaald maar meer dan? Dat zal het niet worden! Klantgericht werken is voor de boer niet meer mogelijk want er is geen onderscheid meer te maken. Waarom zou een boer er niet voor mogen kiezen om superintensief en efficiënt te werken? Er zijn geen wetenschappelijke bewijzen dat dat niet goed is voor de maatschappij of dat hij daarmee mensen of dieren in gevaar brengt.
Daarmee leg ik de brug naar wetenschap en techniek. Hoewel markt en verkoop zeer belangrijk zijn, heb ik er als techneut toch moeite mee dat er dingen worden gevraagd die niet tot het gewenste resultaat leiden. Aan ons, de voerdeskundigen, wordt niets gevraagd. Wat is er aan de hand?
Één van de belangrijkste argumenten bij overheid en NGO’s om het anders te doen is het milieu. We moeten zo weinig mogelijk bronnen gebruiken die we ook kunnen inzetten voor belangrijkere dingen als veevoer, zoals humane voeding. Dus, we moeten zo min mogelijk water verbruiken, zo min mogelijk grond gebruiken die ook geschikt is voor de teelt van humane voeding, zo min mogelijk afval produceren en zo min mogelijk CO2 uitstoten. Cruciaal daarin is de efficiënte omzetting van voer naar vlees (en melk en eieren). Door een goede samenwerking tussen voerbedrijven, boeren, dierenartsen en fokkerijbedrijven zijn we in staat het ieder jaar weer efficiënter te doen. De voerconversie voor vleesproducerende dieren wordt steeds lager. Dat betekent dus minder voer, minder water, minder mest, minder CO2, minder grondgebruik, minder transport- en productie, minder …
Dit aspect van diervoeding wordt totaal genegeerd. Na het langzaam groeiend kuiken hebben we nu bedacht dat koeien niet meer het optimale voer krijgen. Het mestprobleem wordt niet opgelost maar vergroot. Productie verplaatst naar minder efficiënte landen en acties om de productie van soja te verduurzamen zijn voor niets geweest. Daar is de wereld niet bij gebaat.
Gisteren zag ik de documentaire Well Fed van Hidda Boersma over GMO. Daarin legt hij uit wat GMO eigenlijk is en wat we er mee kunnen in de voedselproductie. Het is beschamend om te zien hoe een NGO als Greenpeace vasthoudt aan haar principes en mensen in Bangladesh liever laat verhongeren dan dat ze GMO toestaan. En beleidsmakers in Afrika volgen Europa als gidsland. Dus ook zij willen geen GMO. Er wordt angst gezaaid en om welke reden? Is men werkelijk bang van GMO of is men bang voor de macht van grote bedrijven als Monsanto? Voor dat laatste hebben we toch andere instrumenten dan eco-terrorisme?
De ASN bank noemt Greenpeace een onafhankelijke partij die zij volgen om te bepalen wat duurzaam is. Als Greenpeace wordt tegengesproken door echte wetenschappers hanteren ze het voorzichtigheidsprincipe. Ze geven de NGO’s dus een veto-recht! Ik schaam me voor deze westerse decadentie. Hoe lang gaat dat zo door en wanneer staan mensen met invloed (politici en captains of industry) op om dit te stoppen?