Leo den Hartog: ‘Functionele voeding verbetert prestaties’
In juni 2011 hield Nutreco zijn vierde rondetafel-bijeenkomst InnoVision. Topwetenschappers uit Australië, België, Canada, Duitsland en Nederland spraken over het thema diervoeding en diergezondheid. Zij zien kansen om met functionele ingrediënten in diervoeders onder andere de darmgezondheid van varkens te verbeteren.
Dieren presteren dan beter en dat is goed voor varkenshouders en het milieu, stelt Nutreco. „InnoVision geeft ons nieuwe inzichten voor onze R&D-agenda”, zegt Leo den Hartog, directeur R&D en Quality Affairs van Nutreco. „Internationale kennis en samenwerking met Nederlandse onderzoeksinstituten leiden tot nieuwe voerconcepten, die niet alleen ons, maar ook varkenshouders meer rendement oplevert.”
Waaruit blijkt dat varkens 30 procent van hun genetische aanleg niet benutten?
„Dat zie je aan de grote variatie in technische resultaten tussen varkensbedrijven in Nederland. Ook de resultaten tussen varkensproducerende landen verschillen enorm. Er zit een gat van twee jaarinkomens tussen de best en de minst presterende bedrijven in Nederland. De oorzaak is het verschil in gezondheidsstatus op bedrijven, dat leidt onder andere tot een spreiding van 10 procent in de vertering van hetzelfde voer. Onder optimale omstandigheden kunnen Tempo-varkens 1.300 tot 1.400 gram per dag groeien. Dat gebeurt in de praktijk echter niet, dan is groei van 850 tot 900 gram al hoog. Optimalisering van gezondheid, vertering en huisvesting kan dierprestaties nog sterk verbeteren.”
Wat zijn functionele ingrediënten en waarom is er steeds meer aandacht voor?
„Functionele ingrediënten zijn specifieke niet-nutritionele ingrediënten, die de weerstand en gezondheid van dieren bevorderen. De aandacht voor deze producten groeit, omdat de productie van dieren de afgelopen decennia alsmaar is gestegen. Van een zeug die jaarlijks meer dan 30 biggen produceert, wordt nu eenmaal veel meer gevraagd dan van zeugen die 20 biggen spenen. Gerichte fokkerij, goed bedrijfsmanagement en steeds meer maatwerk in voeding van dieren is dan noodzakelijk. Met het gebruik van functionele ingrediënten in diervoeders kan het antibioticumgebruik ook omlaag zonder negatieve effecten op technische resultaten. Ten slotte is het milieu gebaat bij een optimale voervertering en een efficiënter voerverbruik, want dat verlaagt de uitstoot van mineralen en CO2.”
Welke bedrijfsomstandigheden zijn de oorzaak dat de genetische aanleg onvoldoende wordt benut?
„Suboptimaal is alles wat de gezondheid en dierprestaties ondermijnt. Bijvoorbeeld een slecht geventileerde stal en geen goede hygiëne, waardoor de infectiedruk hoog is. De aanwezigheid van ziektekiemen zoals circo, PRRS of influenza en (subklinische) infecties drukken altijd de resultaten. Als de infectiedruk hoog is, heb je veel varkens met een actief immuunsysteem. Voeding die onvoldoende aansluit op de specifieke behoefte van varkensrassen, sekse en leeftijd, leidt ook tot suboptimale resultaten. Daarom komen voerfirma’s bijvoorbeeld met speciaal berenvoer. Professionele varkensbedrijven, die vaak groter en goed geoutilleerd zijn, kunnen voldoen aan de randvoorwaarden voor een optimale productie. Zoals een goede interne en externe biosecurity. Om de kennis over varkenshouderij in Nederland op peil te houden, is het behoud van een sterke primaire sector belangrijk. Resultaatverbetering hoort daar bij.”
Wat moet er gebeuren om de genetische aanleg van varkens beter te benutten?
„Verbeter de algehele diergezondheid, darmgezondheid en voervertering, dan neemt de productiviteit en duurzaamheid van dierlijke productie toe. Alleen een gezond dier kan optimaal presteren met een hoge voerbenutting, een beter welzijn en een lager antibioticumgebruik. De relatie tussen diervoeding en de microbiële populatie in het maagdarmkanaal speelt een cruciale rol in diergezondheid en de benutting en vertering van voer. Tijdens de laatste InnoVision is geconcludeerd dat natuurlijke functionele ingrediënten de darmflora dusdanig kunnen beïnvloeden dat de weerstand en darmgezondheid verbetert. We passen deze kennis toe zodat dieren hun genetische aanleg voor productie beter kunnen benutten.\"
Welke voerstrategieën en functionele ingrediënten gaan de dierprestaties verbeteren?
„Nutreco-dochterbedrijven focussen met hun voerstrategieën met name op kwetsbare diergroepen, zoals jonge biggen, gespeende biggen en zeugen rond het werpen. De alpha- en divavoeders van Hendrix UTD zijn daar goede voorbeelden van. Maar ook de voeradditieven van Selko of Trouw Nutrition dragen bij aan gezondere dieren en een betere voerbenutting. Milkiwean van Trouw Nutrition is speciaal ontworpen voor een goede ontwikkeling van biggen in het kraamhok, die na spenen ook beter doorgroeien. Een goede start is al het halve werk. Onze aanpak is erop gericht om de voersamenstelling nog nauwkeuriger op de voerbehoefte van een specifieke diergroep te laten aansluiten. Bijvoorbeeld met het juiste aminozurenpatroon of energie-aanbod, maar ook met voeradditieven die de weerstand en darmgezondheid verbeteren. Zoals bijvoorbeeld organische zuren, vetzuren, gisten, probiotica en prebiotica.”
„Uit onderzoek blijkt de darmflora tussen dikke en magere muizen behoorlijk te verschillen. Als de microbiotica van de dikke muizen in de darmen van de magere muizen wordt gebracht, leidt dat tot een snelle gewichttoename van de magere muizen. Blijkbaar is door een andere darmflora de voerbenutting ineens verbeterd. Daar moeten we meer van weten. Als we meer kennis hebben van de precieze werkingsmechanismen in maag en darm en van de opname van nutriënten door de darm, kunnen we de diergezondheid en voerefficiëntie zeker verbeteren. Het gaat daarbij om een goede opname van voedingsstoffen door de darm, zonder een ‘lekke darm’ waardoor bijvoorbeeld streptokokken meer kans krijgen om binnen te dringen.”
Waarom moeten onze varkens nog beter presteren? Nederland zit toch al aan de top?
„Gemiddeld klopt dat, maar nog lang niet alle bedrijven presteren bovengemiddeld. Veel bedrijven kunnen nog veel winst boeken en moeten dat ook, gezien de internationale concurrentiepositie van Nederland. Een efficiëntere big- en vleesproductie verlaagt de kosten, maar verhoogt ook de opbrengst per dier. Opschaling is noodzakelijk. In 1960 bracht 100 kg varkensvlees 97 euro op, in 2009 was dat 134 euro. Om eenzelfde besteedbaar inkomen te halen, moet een varkenshouder in 2009 vier keer zo veel varkens houden dan in 1960. De prijsstijging van varkensvlees is veel te laag om de inflatie en kostenstijging bij te houden.”
Moeten varkenshouders dan geen betere prijs bedingen?
„Om de opbrengstprijs te beïnvloeden, is een krachtenbundeling in de primaire sector nodig. Dan bieden allianties met slachterijen en retail zeker mogelijkheden om een reële en eerlijke prijs te krijgen voor vlees, dat voldoet aan hogere eisen. Ik denk bijvoorbeeld aan vlees met het Beter Levenkeurmerk. De Nederlandse overheid en de EU moeten zich dan ook meer inspannen om vlees dat niet voldoet aan hun eisen van de eigen markt te weren. Helaas is de verdeeldheid in de varkenssector groot als het om belangenbehartiging gaat.”
„Dat kan beter, net als het uitdragen van wat de varkenshouderij al heeft bereikt in dierenwelzijn, kwaliteitssystemen, verlaging van het antibioticumgebruik en van de mineralenuitstoot. Als we in staat zijn om ons fosfaatoverschot om te zetten in een meststof die op sojapercelen in Brazilië wordt benut, dan vind ik dat duurzaam. Want het gaat om het sluiten van de mineralenkringloop op wereldniveau. Alleen dan zijn we in staat om de wereld anno 2050 ook nog te voeden. Een extra reden voor Nederlandse varkenshouders om efficiënter te produceren.”
Tekst: Janet Beekman
Beeld: Twan van Asseldonk