Mentaliteitsverandering overal voelbaar
De overheidsdoelstelling om het antibioticagebruik in 2013 met de helft terug te dringen ten opzichte van 2009 gaat niet ten koste van diergezondheid. Tot die conclusie komen technisch directeur TOPIGS Hans Olijslagers, Vion-directeur Peter van Balkom, ZLTO’er Gerbert Oosterlaken en de sectormanager Varkens bij Agrifirm Feed Bert Fierkens. Pig Business legde hen vijf stellingen voor over het antibioticagebruik in de varkenshouderij.
1. De varkenshouderij gaat de doelstelling om per 2013 het antibioticagebruik met de helft terug te dringen ten opzichte van 2009 niet halen.
Hans Olijslagers: „Oneens. We zijn erg hard op weg en er blijkt heel veel mogelijk.”
Peter van Balkom: „Oneens. Of het nu 50 procent of 40 procent wordt; de essentie is dat er een mentaliteitsverandering op gang wordt gebracht bij en door de varkenshouderij. De erfbetreders spelen daarin een voorname rol. Die gezamenlijke inspanning gaat leiden tot een significante reductie. Vanuit Vion hebben wij praktische instrumenten beschikbaar die ter beschikking staan aan de varkenshouders: Farmingnet, Uitgebreid Slachtlijn Onderzoek (USO) en de VION Farming Buitendienst.”
Gerbert Oosterlaken: „Oneens. In de varkenshouderij is het besef doorgedrongen dat je met een betere gezondheid ook een beter rendement kunt halen. De koudwatervrees is eraf. Dit betekent dat we de komende twee jaar nog veel bereiken. Van de acties die afgelopen jaar zijn ingezet, komen de revenuen pas de komende jaren.”
Bert Fierkens: „Oneens. De mentaliteitsverandering in de sector is overal voelbaar. Zelfs in deze economisch moeilijke tijden wordt volop ingezet op reductie van antibiotica. De inzet van de varkenshouders, in de breedte ondersteund door de periferie en media, maakt deze doelstelling realistisch haalbaar.”
2. De overheidsdoelstelling van 2013 gaat ten koste van diergezondheid en het dierenwelzijn.
Hans Olijslagers: „Oneens. Met goed management is heel veel mogelijk.”
Peter van Balkom: „Oneens. Een goede monitoring en terugkoppeling van diergezondheidsinformatie in combinatie met een gezamenlijke aanpak leidt per definitie tot verbeterde diergezondheid en dierenwelzijn.”
Gerbert Oosterlaken: „Oneens. Door dieren gezond te houden, neemt ook het besef toe dat je in je management keuzes moet maken. Die keuzes werken uit in een beter dierenwelzijn omdat gezonde dieren sowieso een beter welzijn hebben. Maar vaak betekent dit ook dat de bezetting in stallen omlaag gaat of koppels beter worden gescheiden, zodat bijvoorbeeld rangordegevechten minder nodig zijn.”
Bert Fierkens: „Oneens. Eerder het tegenovergestelde. Door alle aandacht op bedrijfsvoering worden zowel diergezondheid als dierenwelzijn juist verbeterd. Ook vanuit het voer wordt hier een bijdrage aan geleverd. Door in te zetten op een betere verteerbaarheid, bij Agrifirm bijvoorbeeld door Air Line processing en de inzet van heel gerichte probleemoplossende voeders. De komende jaren wordt er nog veel geïnvesteerd in verder onderzoek naar met name biggenvoer en diergezondheid. De overheidsdoelstellingen zorgen op die manier voor gerichte innovatie.”
3. De dierenarts is nog te veel gebaat bij het gebruik en verkoop van antibiotica.
Hans Olijslagers: „Eens. Daar zit een belangenverstrengeling.”
Peter van Balkom: „Eens, het verdienmodel van de dierenarts dient daarom serieus te worden bekeken/gemoderniseerd.”
Gerbert Oosterlaken: „Eens en oneens. Eens; als het gaat om de dierenarts oude stijl die alleen bezig is om dieren weer beter te maken. Oneens; als het gaat om de dierenarts nieuwe stijl die het bedrijf bijstaat om dieren gezond te houden, zodat ze geen antibiotica nodig hebben. Deze dierenarts verkoopt alleen antibiotica als het echt nodig is.”
Bert Fierkens: „Eens. Echter met de afgekondigde maatregelen en het eigen initiatief van de sector zelf ontstaan nieuwe mogelijkheden. We moeten hier verder zoeken naar de beste oplossing”.
4. Antibiotica wordt vaak onnodig preventief voorgeschreven.
Hans Olijslagers: „Eens, het kan duidelijk minder.”
Peter van Balkom: „Oneens. Wij kunnen dit onvoldoende beoordelen om daar een uitspraak over te doen.”
Gerbert Oosterlaken: „Eens. Maar het afgelopen jaar is er al veel veranderd. Met name door het kengetal dierdagdosering kunnen we inzichtelijk maken wat er gebeurt en we kunnen ook bedrijven onderling vergelijken. Hierdoor maak je ook zichtbaar wat het gevolg is van een preventieve kuur.”
Bert Fierkens: „Eens. Het komt nog steeds voor dat antibiotica als een verzekeringspremie wordt toegepast”.
5. De invloed van adviseurs en ‘erfbetreders’ op het antibioticagebruik op varkenshouderijen is groot.
Hans Olijslagers: „Eens, er moet met één stem de richting van minder antibiotica op worden gesproken.”
Peter van Balkom: „Eens. De invloed is zeer groot; in combinatie met betrouwbare managementinformatie uit het slachtproces (Vion Farmingnet gezondheidsanalyse en VION-USO) kunnen erfbetreders een grote bijdrage leveren aan een verminderd antibioticagebruik. Dit met behoud van diergezondheid en dierenwelzijn.”
Gerbert Oosterlaken: „Eens. Maar dit biedt ook kansen. Als al deze mensen met de neus dezelfde kant op kijken, kan er in korte tijd veel veranderen.”
Bert Fierkens: „Eens. Deze invloed is duidelijk merkbaar, al beslist uiteindelijk de ondernemer natuurlijk altijd zelf. Er is veel winst behaald door de erfbetreder bewuster te maken van zijn rol. Daarnaast is er een grote stap gezet in de onderlinge communicatie. Elke erfbetreder spreekt vanuit zijn of haar eigen verantwoordelijkheid, maar zoekt tegelijkertijd pro-actief contact met andere erfbetreders om problemen gezamenlijk aan te pakken.”
Scholing erfbetreders
Samen met de varkenshouder is de dierenarts als eerste verantwoordelijk voor de inzet van diergeneesmiddelen. Echter bij een lager antibioticagebruik op deze bedrijven, moet er veelal een extra inspanning worden geleverd. Dit kan bijvoorbeeld het wijzigen van het management en het inzetten van entingen zijn. Adviseurs die het bedrijf regelmatig bezoeken hebben een taak de varkenshouder hierin te begeleiden, vinden Agrifirm Feed, ZLTO Advies, Topigs, Vion en Varkens KI Nederland gezamenlijk.
Deze organisaties hebben onlangs in totaal 125 adviseurs hierin bijgeschoold. Adviseurs kregen handvatten om varkenshouders die op hun bedrijven het antibioticumgebruik willen terugdringen te steunen. Zo kunnen zij, samen met de dierenarts en de ondernemer, tot de meest passende aanpak komen. Tijdens de tweedaagse cursus passeerden onderwerpen als: bewustwording van de noodzaak tot verlagen van het antibioticumgebruik, bewustwording van de eigen rol als adviseur in het geheel en kennismaking met tools zoals het kengetal Dier Dag Dosering (DDD) en de Farmingnetanalyse van Vion (deze analyse verschaft informatie over afwijkingen aan de dieren in het verloop van de tijd).
De uitvoering van de cursus lag in handen van het Varkens Innovatie Centrum (VIC) Sterksel, PorQ, enkele praktijkdierenartsen en ZLTO Advies. De adviseurs werden bewust gemaakt over de inzet van minder, verantwoord en zinvol antibioticum. Het bedrijfsgezondheidsplan speelt hierbij een belangrijke rol, stellen de organisaties. Dit, volgens de IKB verplichte, bedrijfsgezondheidsplan is een manier om een bedrijf stapsgewijs naar een gezonder niveau te tillen, mits het goed wordt uitgevoerd/aangepakt.
Hierbij is de ondernemer aan zet, maar adviseurs moeten hem hierin, ieder vanuit hun eigen expertise, ondersteunen. Uiteindelijk is de doelstelling dat nog meer adviseurs (al dan niet samen met de varkenshouder) deze cursus volgen, zodat ook bij meerdere varkenshouders het bewustzijn groeit. „Eventueel organiseren we de cursus ook voor meerdere medewerkers binnen één of meerdere bedrijven”, onderstreept Nienke Dirx van VIC Sterksel.
Daling antibioticagebruik
Het aantal gemiddelde dierdagdoseringen bij vleesvarkens daalde van 16 in 2009 naa r11 in 2010. Dit blijkt uit recente berekeningen van het LEI over antibioticagebruik in de Nederlandse veehouderij. Op zeugenbedrijven daalde het aantal dierdagdoseringen van 25 in 2009 naar 19 in 2010. Opvallend is de grote spreiding in het gebruik tussen de zeugenbedrijven onderling. Die varieert van 15 tot 24 dierdagdoseringen per jaar.
Overigens vermoeden de LEI-onderzoekers dat de zeugen slechts zelden met antibiotica worden behandeld. Op basis van de orale behandeling veronderstellen zij dat alle antibiotica voor de biggen bestemd is. Volgens de opstellers van het rapport houdt dit in dat de biggen vanaf hun geboorte tot dag 74 (afleveren) op 19 dagen een antibioticabehandeling krijgen. Het antibioticagebruik in de totale Nederlandse veehouderij daalde volgens het onderzoek in 2010 met 12 procent, bij een bijna gelijkblijvende veestapel. Daarmee ligt de sector op koers voor de door Den Haag geëiste 20 procent reductie in 2011 ten opzicht van 2009.
Uit gegevens van de farmaceutische industrie (FIDIN) blijkt dat de omzet van antibiotica in de Nederlandse dierhouderij, na een lange periode van voortdurende toename, is afgenomen van 590 ton werkzame stof in 2007 naar 455 ton in 2010. In 2010 was de afname 12 procent ten opzichte van 2009, bij een ongeveer gelijkblijvende veestapel. Als deze daling in 2011 doorzet, zal de overheidsdoelstelling van 20 procent reductie worden behaald.