Nieuw classificatiesysteem verandert weinig
De roep om verandering van het oude HGP2 classificatiesysteem is al lang hoorbaar en vervanging van het systeem is onderweg. Dat wordt het zogenaamde Franse CGM-systeem (Capteur Gras/Maigre), maar bij dit systeem moet een andere classificatieformule worden gebruikt met als gevolg veranderingen in de uitbetalingsprijs. In eerste instantie zou het nieuwe systeem al in oktober worden geïntroduceerd, maar dat is verschoven naar 1 januari 2012.
De onderhandelingen zijn nog in volle gang en de betrokken partijen onder leiding van de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV) wil alle zeilen bijzetten om deze streefdatum te halen, maar wel met een zorgvuldige afweging. De formule die in de nieuwe classificatie zal worden gebruikt, is een Europese verplichting en daar kan niet aan worden getornd.
Zoals het er nu naar uitziet, berekent de formule een ander mager-vleespercentage. Minder spek heeft een groter effect dan meer spieren. De varkenshouder zal dus meer uitbetaald krijgen als hij varkens aflevert met een dunne speklaag. Dat betekent dat hij nog scherper naar luxe vleesvarkens moet werken. Dat kan door ander fokmateriaal, eindbeer of door nauwkeuriger te voeren.
Effecten nog onduidelijk
Welke eindberen komen er in aanmerking? Een eenvoudig antwoord daarop is er volgens Kor Mast van Preferent KI niet. „Dat verschilt per bedrijf. Daarnaast blijft het voorlopig onduidelijk welke effecten de nieuwe meetmethode heeft op de uitbetalingspijs en het verschil tussen spierdikte en spekdikte. De spekdikte lijkt op dit moment bepalend te zijn en gaat in de toekomst nog meer bepalend worden. Een Piétrain eindbeer past wel in de trend van minder spek.”
„We hebben anderhalf jaar geleden al ingezet op eindberen die voor nakomelingen zorgen met nog minder spekdikte, maar met een goede spierdikte, wat essentieel is voor een lage voederconversie. Het assortiment is afgestemd met zes eindberen. Piétrains met verschillende eigenschappen, zodat een varkenshouder kan ‘finetunen’. Maar een varkenshouder moet niet blind varen op de spekdikte. Vitaliteit en gezondheid blijven belangrijk.”
„Een zogenaamde hoge zelfredzaamheid naast de gewenste spier- en spekdikte is zeker zo essentieel. Een extreme Piétrain met weinig spek en zeer veel spier heeft in het algemeen niet de beste zelfredzaamheid en zijn minder vitaal, maar we hebben nu Piétrain-eindberen die zeker zo sterk zijn als een Duroc of Tempo. We verwachten dan ook dat Piétrain in het nieuwe classificatiesysteem belangrijker gaat worden, maar dan wel een Piétrain met veel vreetvermogen zoals de PIC 408 en de Hypor Maxter.“
Minder rugspek „Een lagere spekdikte zal nog beter worden beloond”, denkt Stefan Derks van Klasse KI. „De nieuwe formule houdt vooral rekening met de spekdikte in de rug. De ‘magere’ Piétrain en Deense Duroc zijn hier dan in het voordeel. Vooral de Duroc, want die blijft mager in de rug in tegenstelling tot snelgroeiende Piétrains. Het verschil kan zo twee millimeter zijn bij de vleesvarkens en dat telt. Duroc is normaal wat vetter, maar de Deense Duroc heeft aanzienlijk minder spek en toch een hoge groei.”
„De bespiering blijft iets achter op een Topigs20 zeug, maar dat komt door de zeug en niet door de gebruikte eindbeer. Bespiering is belangrijk, maar willen we het hoogste rendement door minder vet en een betere uitbetalingsprijs dan betekent dit eenvoudig minder vet op de rug en dan komt de Deense Duroc voor de Nederlandse markt duidelijk in beeld.”
Derks maakt wel een kanttekening bij de zoektocht naar een ander varken voor het nieuwe classificatiesysteem. „Veel hoeft er eigenlijk niet te veranderen. Een nieuwe formule kan nooit zo grote veranderingen veroorzaken dat we ineens andere varkens moeten produceren. Bovendien kennen we bij Klasse KI het Franse systeem al via onze fokkerijpartners in Frankrijk. Belangrijk voor de varkenshouder is dat een mager varken een betere voederconversie heeft, want spek kost meer voer dan vlees bij dezelfde daggroei. Een mager varken doet het daarom economisch beter.”
Teveel luxe
Er zijn nog meer vraagtekens te plaatsen bij een te scherp of luxe varken. „Er zijn teveel luxe dieren”, constateert Cor van Doorn, directeur van Revarco. „Terwijl de markt voor vettere dieren toeneemt. De vraag naar magere dieren neemt daarentegen af. De markt is dus uit balans.”
„Het nieuwe classificatiesysteem dirigeert echter naar een minimale spekdikte, waardoor er nog meer onbalans kan ontstaan. Daarnaast is spierdikte zeker zo belangrijk, maar dat wordt straks minder beloond. We moeten nog even afwachten wat het nieuwe systeem doet, maar slachterijen zouden misschien de tabellen voor spierdikte moeten aanpassen, want anders wordt spierdikte niets waard.”
Niet te snel veranderen
Chris Opschoor van Topigs en ‘Bedrijfsadviseur van het jaar 2010’, vindt dat varkenshouders niet te snel van eindbeer moeten veranderen. „Bezint eer gij begint, is hier van toepassing. Om via de wisseling van eindbeer een magerder vleesvarken te krijgen, duurt het 12 maanden voordat de eerste varkens aan de haak hangen. De aanpassingen in voeding en management bij het huidige vleesvarken is na vier maanden al zichtbaar.”
„Daarnaast zijn de verschillen tussen eindberen 1 tot 1,5 millimeter spek. Een eindbeer die weliswaar magerder is, kan minder snel groeien. In de eindberenfokkerij zijn we met de Talent, Tempo- en Piétrain-beren bezig voor nakomelingen met minder spek, lagere voederconversie en een betere groei.”
„Mijn advies is om niet over 12 maanden te kijken, maar over 5 jaar. Welk type vleesvarken hebben we dan nodig. Bovendien moeten we eerst ook afwachten welk effect het nieuwe classificatiesysteem heeft. Het is daarom beter te wachten met het gebruiken van een nieuwe eindbeer. Bovendein is er veel meer winst te behalen door management en gepast voeren dan alleen door fokkerij.”
Leefomstandigheden
Algemene managementmaatregelen zijn volgens Opschoor: een beter klimaat, comfort in de stallen en gezondheid. „Door de leefomstandigheden van het varken te verbeteren, wordt de voeropname beter. De varkens eten meer en groeien beter. Bovendien zorg je door goed management dat de omgevingsfactoren stabieler worden en dat vertaalt zich in een stabielere groei, beter karkas en uniformere koppels.”
„De Nederlandse varkenshouder is echter niet gewend om, net zoals een kalver- of kippenhouder, heel precies te werken en alle processen te beheersen, zodat er een stabiliteit ontstaat. Procesbeheersing is de sleutel tot totale ketenefficiëntie en efficiënter produceren. Dit wordt wel steeds belangrijker.”
Voeding bepalende factor
De meest bepalend factor voor spier- en spekdikte is naar de mening van de Topigs-bedrijfsadviseur toch wel voeding. „Zeker op de korte termijn sorteert dit het meeste effect. Door efficiënt te voeren, haalt de varkenshouder de potentie uit het fokmateriaal. Hij moet dus alerter zijn op het voeren en eigenlijk de kippenboeren achterna gaan. Die voeren bijna op de korrel nauwkeurig. Men moet bijvoorbeeld niet meer eiwit aanbieden dan nodig is. Luxe voer is aan het einde van de cyclus uit den boze.”
„Eigenlijk zou elke varkenshouder minimaal drie soorten voer moeten hebben. Dan kan hij schakelen in de levensfase van het vleesvarkens. Dan kan hij meedalen met de energie- en eiwitbehoefte van het varkens naarmate dat ouder wordt en zo vervetting tegengaan. Een aantal varkenshouders heeft echter nog steeds twee soorten voer en daarmee kunnen ze te weinig sturen.”
„Daarmee kun je bijvoorbeeld niet optimaal de beren, borgen en gelten tegelijkertijd sturen. Borgen hebben een hogere vetaanzet; gelten minder en beren hebben nog een lagere vetaanzet. Twee voersoorten is wat betreft investeringskosten lager, maar één voersoort voor de fase van 50 tot 120 kg is echt te weinig. Ze krijgen dan een overdosis aan nutriënten die ze dan niet meer nodig hebben. Dat is de negatieve factor die resulteert in hogere voerkosten, hogere voederconversie en kans op een minder gewild karkastype.”
Eiwit- en energieverhouding
Varkenshouders hebben dus voor de noodzakelijke sturing op spier- en spekdikte minimaal drie voersoorten nodig, die voorzien in de echte eiwit- en energiebehoefte van het varken op elk moment van hun leven. Ook is het verstandig om de varkens gescheiden op te leggen in beren, gelten en borgen. Juist omdat ze verschillende eiwit- en energiebehoeften hebben. Opschoor: „De varkenshouderij moet op zoek gaan naar de uitersten van voer, slacht en rendement.
Topigs heeft een ‘voertool’ ontwikkeld die in januari beschikbaar komt. Hiermee heeft de varkenshouder een houvast om in elke fase optimaal te voeren. Na de fase van de hoogste groei daalt bijvoorbeeld de eiwitbehoefte. Er hoeft minder eiwit in het voer te zitten, maar het varken moet nog steeds voldoende eiwit en niet teveel energie krijgen voor een optimaal karkas. Te weinig eiwit en teveel energie betekent vervetting.
De eiwit- en energieverhouding is dus belangrijk, maar een varkenshouder moet dan wel weten hoe hoog de groei per dag is om zo optimaal te voeren. Dat betekent een goede weegschaal waar hij regelmatig twee hokken of meerdere varkens per afdelingen kan wegen.”
Niet alleen de verhouding is belangrijk, ook de grondstoffen van het voer zijn essentieel, want die bepalen de efficiëntie en benutting. „Ter voorkoming van teveel spek is zeer smakelijk voer voor borgen boven de 80 kg niet gewenst. Gelten vreten minder en vervetten minder. Beren moeten juist weer smakelijk voer hebben, want die eten in deze fase weer minder.”
Maatregelen twee voersoorten
Brijvoer is het ideale voersysteem als het op sturen via het voeren aankomt. De varkenshouder kan immers veel voersoorten inzetten tijdens elke fase. Een varkenshouder die niet de mogelijkheid heeft om te investeren in drie soorten voer of brijvoer kan een aantal maatregelen nemen om toch zo optimaal mogelijk te voeren.
Opschoor: „De varkenshouder moet ten eerste de gelten, beren en borgen apart opleggen. In de eerste fase kan hij gewoon voldoende en rijk voeren, maar in de tweede fase moet hij de tijd nemen om de twee voersoorten goed te mengen naar de eiwit- en energiebehoefte van het varken. Werkt dit niet, dan kan hij kiezen voor een ander voer dat beter bij zijn bedrijf past.”