Niet techniek, maar afzet is cruciaal
Eén voor één druppelen de varkenshouders binnen in het kleine zaaltje van café Kleuskens. Een klein café in het dorpshart van het Noord-Limburgse gehucht Meterik. De studieclub die zich hier verzamelt, bestaat uit vijftien vleesvarkenshouders met hun oorsprong in Horst en omstreken. Vanavond komen er elf opdagen. Ze komen speciaal voor Iwan Gijsbers. Hij is directeur van ROBA uit Deurne. Een adviesbureau met specialisatie in Ruimtelijk Ordening & Milieu en Mestbewerking & Verwerking.
Anno 2012 noodzaak
Zijn verhaal vanavond gaat alleen over mestbewerking en verwerking. Wat is het verschil? „Bij mestbewerking verandert de fysische toestand niet”, begint Gijsbers. „Dus dit kan het scheiden van de dunne en dikke fractie zijn. Als je mestverwerking toepast verandert de fysische toestand van mest wel. Bijvoorbeeld als de mineralen uit elkaar worden getrokken.” Gijsbers zegt dat mestverwerking anno 2012 noodzaak is.
„De Nederlandse veestapel blijft minimaal gelijk, jaarlijks verdwijnt een x aantal procenten aan landbouwgrond en de akkerbouwer mag steeds minder drijfmest aanvoeren.” Ondanks deze ontwikkelingen is varkenshouder Pieter Cornelissen van mening dat als mestverwerking niet verplicht wordt, het niet gaat werken. Klopt, reageert Gijsbers. „Wil je structuur in de markt krijgen dan zul je het moeten verplichten.”
Varkenshouder Frank Reijnders is benieuwd wat er bij verplichte mestverwerking met de dierrechten gebeurt. Gijsbers durft hier geen uitspraken over te doen. Wel zegt hij: „Of ze wel of niet worden afgeschaft, ik verwacht niet dat dit veel gevolgen heeft voor de ontwikkeling van de varkensstapel. Mochten de dierrechten vervallen dan betekent dat een warme sanering voor de stoppende varkenshouder een stuk lastiger wordt. Gaan de rechten wel eraf dan wordt voor de blijvers een stuk lucht uit de markt gehaald.”
Concurrentie met kunstmest
Door middel van verwerkingstechnieken kun je mest splitsen in 50 procent loosbaar water, 30 procent concentraat en 20 procent dikke fractie. Pieter Cornelissen vraagt zich af of het mineralenconcentraat als kunstmestvervanger mag worden gebruikt? Gijsbers: „Dit jaar is de verwachting dat de Europese Commissie met een beslissing komt. Deze beslissing is cruciaal voor het wel of niet slagen van mestverwerking in Nederland.”
„Als het concentraat onder de noemer dierlijke mest blijft, betekent het dat je geen mineralen uit de markt kunt halen. Hoogstens kun je dan de dikke fractie naar vergisters of composteerbedrijven afzetten. Wordt concentraat als kunstmestvervanger aangeduid dan creëer je een nieuwe grote markt. Dat is enorm belangrijk voor het verwaarden van mest. Die verwaarding van mest is zo belangrijk anders blijft de kostprijs voor de verwerking te hoog. De akkerbouwer zoekt met de verminderde plaatsingsruimte naar producten op maat. Als concentraat een lagere prijs heeft dan kunstmest, is het aantrekkelijk voor de akkerbouwer.”
Vleesvarkenshouder Eric Baeten blijft sceptisch. „Dat zeiden ze twintig jaar geleden ook al. Dadelijk heb ik niet één maar drie of vier stromen met problemen. Het moet geld opbrengen.” Als de sector dit voor elkaar wil krijgen dan is het volgens Gijsbers belangrijk dat het concentraat in korrels of in andere vormen wordt aangeboden. „Willen kunstmestvervangers de concurrentie aankunnen met kunstmest dan moet het aan drie voorwaarden voldoen: de aanwendbaarheid voor de akkerbouwer, beschikbaarheid door het jaar heen en constantheid in samenstelling.”
„We hebben twee jaar geleden met de introductie van mineralenconcentraat gezien dat de kunstmestprijs wel ineens kon zakken. Op korte termijn zijn kunstmestbedrijven zo commercieel dat ze de concurrentie aan kunnen met het concentraat. Ik ben er van overtuigd dat op lange termijn de kunstmestvervanger de concurrentiestrijd wint van kunstmest. De kosten van energie en grondstoffen die voor de kunstmestproductie nodig zijn, zullen alleen maar stijgen.”
Italië als voorbeeld
Volgens Gijsbers zijn de technieken voor dierlijke mestverwerking nog volop in ontwikkeling. „In Italië zijn ze twintig jaar geleden begonnen met basistechnieken voor mestverwerking. Door het gunstige fiscale klimaat heeft het bedrijfsleven zich achter de primaire sector geschaard en is er volop innovatie. De allernieuwste ontwikkeling is een techniek die de dikke fractie met minimaal 60 procent drogestof vergast en indikt tot een mineralenpoeder met 90 procent drogestof.”
Andere landen die Gijsbers met grote belangstelling volgt, zijn België en Duitsland. Het zijn landen waar mestverwerking al jarenlang wordt toegepast. Zowel organisatorisch als qua wet- regelgeving lopen onze zuiderburen volgens Gijsbers voorop. De technieken die worden gebruikt zijn volgens hem niet het goede voorbeeld. „In België houden ze water met zout over. Dit hebben ze met karrenvrachten over het land uitgereden. Nu na een paar jaar krijgen ze problemen met de gewassen.”
250 euro per ton
De ROBA-directeur krijgt vaak vragen wat hij de beste mestverwerkingstechniek vindt. Volgens hem wordt het belang van de techniek overschat. Uit berekeningen die hij de groep voorhoudt, blijkt dat grofweg de helft van de kosten van mestverwerking zijn toe te schrijven aan afzet. Gijsbers ziet het meeste perspectief in mestbewerking op bedrijfsniveau. „Bedrijfseconomisch komt mestbewerking op een centrale locatie beter uit, maar maatschappelijk wordt dit nauwelijks geaccepteerd.”
„In de huidige bestemmingsplannen is het lastig om te voldoen aan de geurnormen en transportbewegingen die een centrale verwerkingslocatie met zich meebrengt. Als boer mag je bijna nooit mest van derden aanvoeren. Wel mag je eigen mest verwerken. Daarom denk ik dat wij worden gedwongen om de basisverwerking op bedrijfsniveau te doen. Of er moeten wezenlijke veranderingen komen in de regelgeving.”
„De grotere varkensbedrijven kunnen misschien nog een paar extra stappen zetten. Maar voor verdere verwerking heb je massa nodig en dan moet je de krachten bundelen. Het verwaarden van de eindproducten is zo’n specialistisch en kostbaar gebeuren dat je daar een andere partij voor nodig hebt. Neem de Italiaanse boeren die voor granulaat gemaakt uit dikke fractie 250 euro per ton ontvangen, al moeten ze natuurlijk wel flinke kosten maken.”
Anker van mestprobleem
„We komen dus niet van die 15 euro per kuub af. Dat betekent dat wij als vleesvarkenshouders met dikkere mest al gauw een paar euro meer per kuub betalen”, concludeert Pieter Cornelissen uit het geschatte kostenplaatje. „Op korte termijn komen we ook niet van die 15 euro af”, stelt Gijsbers. „Je moet zorgen dat je mest kunt gaan verwaarden. Het mineralenprobleem los je dan op, dat is het anker van het mestprobleem.”
Eric Baeten is niet overtuigd door Gijsbers. „Twintig jaar geleden is het ons ook opgelegd en zakte het als een kaartenhuis in elkaar. Ik zie het nu niet veel anders.” VleesvarkenshouderEdwin Michielsis het met hem eens. „Er is geen vraag naar mestproducten. Die markt moet nog worden gemaakt.”
Gijsbers bestrijdt dit en zegt dat het aanbod ontbreekt. „Ik ken nu al bedrijven die de dikke fractie een hartstikke mooi product vinden. Maar dan willen ze wel 100 ton per week. En dat continu. Als normale varkenshouder kun je nooit aan die volumes voldoen. Als je het echt serieus wilt doen, ontkom je niet aan een intermediair. Mestverwerking is niet alleen een kwestie van techniek. Dat is het simpelste. Het is een totaalplaatje van organisatie, afzet en techniek. De verplichte mestverwerking kan dit totaalplaatje helpen te realiseren.”
Tekst: Ruben van Boekel
Beeld: John Peters