Mestverwerking nu echt van start
Vorig najaar sloten het ministerie van ELI en het landbouwbedrijfsleven een ‘historisch’ akkoord over het mestbeleid. Het akkoord gaat uit van een aanpak van het mestoverschot langs drie sporen: 1. het verlagen van de fosforgehalten in veevoer waardoor het mestoverschot, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, vermindert; 2. verplichte mestverwerking vanaf 2013 of 2014 voor veebedrijven met een mestoverschot; 3. de mogelijkheid om mineralenconcentraten die het resultaat zijn van mestverwerking, te benutten als kunstmestvervangers.
Mestproductie groter dan toegestaan
Doordat het mestoverschot fors groeit, zijn de komende jaren drastische maatregelen nodig om het mestoverschot weg te werken. Dit is het gevolg van steeds krappere mestaanwendingsnormen. Bovendien is de mestproductie in Nederland al sinds 2008 groter dan volgens de Europese nitraatrichtlijn is toegestaan.
Die richtlijn begrenst de mestproductie in Nederland op 173 miljoen kg fosfaat. In 2010 was de nationale mestproductie 179 miljoen kg fosfaat. De binnenlandse plaatsingsruimte op grasland en bouwland is globaal 126 miljoen kg. Dit betekent dat er een overschot van ruim 50 miljoen kg fosfaat is weg te werken als de omvang van de veestapel onveranderd blijft. De overheid heeft dierrechten als stok achter de deur.
„De overheid is van plan om per 2015 de dierrechten in de varkens- en pluimveehouderij af te schaffen. Maar de verwachting is dat het alleen gebeurt als de aanpak van het mestoverschot goed op gang is gekomen”, zegt Dries van den Elzen van Exlan Consultants, het adviesbedrijf van Agrifirm.
Minder fosfaat
Met het verlagen van het fosforgehalte in het voer is op korte termijn een slag te maken. De verwachting is dat daarmee binnen enkele jaren het fosfaatoverschot met 10 tot 20 miljoen kg omlaag kan worden gebracht. De resterende 30 tot 40 miljoen kg zal via export en/of mestverwerking van de Nederlandse markt moeten verdwijnen.
De afgelopen 25 jaar zijn er in Nederland tientallen initiatieven genomen om mest te verwerken tot producten die geen belasting vormen voor de binnenlandse mestmarkt. Daar is maar weinig van overgebleven. De kosten van mestverwerking waren in vrijwel alle gevallen hoger dan de prijs die varkenshouders kwijt waren bij afzet van hun mest richting akkerbouwgebieden. Bovendien viel het de mestverwerkers niet mee om een markt te vinden voor hun eindproducten.
Verplichte verwerking
Om mestverwerking toch van de grond te krijgen, hebben overheid en bedrijfsleven afgesproken dat veehouders met een mestoverschot verplicht een deel van het overschot moeten aanbieden voor mestverwerking. De exacte details van dit nieuwe beleid zijn nog niet bekend. Welk percentage van het mestoverschot moet worden aangeboden voor mestverwerking, zal per regio verschillen. Het zal in de jaren na 2014 worden verhoogd tot ongeveer 60 procent in de concentratiegebieden.
„Nu is drijfmest nog een forse kostenpost. Onze visie is dat we omschakelen naar een groene economie waarbij drijfmest een belangrijke bron is voor het leveren van mineralen, koolstof en duurzame energie”, zegt Ton van Korven, beleidsmedewerker bij ZLTO en LTO Nederland. LTO presenteerde eind vorig jaar een uitgebreide toekomstvisie op de verwaarding van varkens- en rundveedrijfmest. Mestverwerking speelt daarin een grote rol.
„Daarbij kun je onderscheid maken tussen de korte en de lange termijn. Voor de lange termijn zien we mogelijkheden om drijfmest in een raffinageproces volledig te ontleden. Dat is nu nog erg duur. We mikken daarom voor de eerste jaren op eenvoudige vormen van mestverwerking”, aldus Van Korven.
Regionale aanpak
LTO verwacht de komende jaren het meest van mestverwerking op regionale schaal. Verwerking op boerderijschaal is bijna altijd te duur. Een voorbeeld van een regionale mestverwerker is Kumac in Deurne (N.-Br.). Kumac is voor 50 procent van Kuunders loonbedrijf, gevestigd in het buitengebied van Deurne. De andere 50 procent is van de Deurnese Mineralen Afzet Coöperatie (DEMAC) die de machines inbrengt.
DEMAC heeft 45 leden. Kumac verwerkt ongeveer 80.000 ton varkensdrijfmest per jaar. „Na een lastige aanloopperiode hebben we de verwerkingstechniek sinds enkele jaren goed onder de knie”, zegt John van Paassen. Hij is varkenshouder en voorzitter van DEMAC.
Van iedere 100 kuub mest die KUMAC verwerkt, loost het bedrijf 25 procent als schoon water in de sloot, 25 procent is geconcentreerde vloeibare mest, en de resterende 50 procent is stapelbare vaste mest. KUMAC heeft voor het grootste deel van de vaste mest afzetbestemmingen in Frankrijk. De fosfaatrijke stapelbare mest ontstaat na het scheiden van drijfmest met een zeefbandpers in een dikke en een dunne fractie. Door toepassing van omgekeerde osmose wordt de dunne fractie ontleed in schoon water en een mineralenrijke vloeistof.
Combineren met vergisten
Als het aan LTO ligt, komen de komende jaren in veedichte gebieden tientallen installaties zoals die van KUMAC te staan. „Het is zaak om in eerste instantie vooral te kiezen voor bewezen technieken”, zegt Van Korven. „KUMAC laat zien dat de combinatie van mest scheiden en omgekeerde osmose goed werkt. Er zijn diverse andere technieken mogelijk. Het merendeel verkeert echter nog in een ontwikkelstadium.”
Uit oogpunt van duurzaamheid zou het goed zijn om mestverwerking te combineren met mestvergisting. Vooral de dikke fractie leent zich hier goed voor. Het vergistingsproces kan energie leveren voor de mestverwerkingsstappen. Ook bij het eventueel drogen en tot korrels persen van het digestaat, het product dat na vergisting overblijft, komt de energie uit het vergistingsproces goed van pas.
Van Korven: „Bedrijfseconomisch gezien is het momenteel lastig om vergisting toe te passen. We hopen dat de overheid zorgt voor een passende SDE+ regeling, inclusief warmtebonus, en zorg draagt voor een verruiming van de positieve lijst waardoor meerdere energierijke coproducten kunnen worden toegepast.
Kunstmestvervanger
Een knelpunt bij het opschalen van mestverwerking is de mogelijkheid om de geproduceerde vloeibare mineralenconcentraten te gebruiken als vervanger van kunstmest. Europese regels staan dit formeel niet toe. Sinds eind 2008 loopt er in Nederland een proef met het gebruik van mineralenconcentraten als meststof. Momenteel maken vier mestverwerkers gebruik van de ontheffing die de proef met zich meebrengt.
Staatssecretaris Henk Bleker van ELI heeft aangekondigd dat hij de pilot met twee jaar wil verlengen. Ondertussen gaat Bleker proberen de Europese Commissie zo ver te krijgen dat ze Nederland een permanente toelating geeft voor het gebruik van mineralenconcentraten als kunstmestvervanger. Of dit gaat lukken, lijkt nog uiterst onzeker. Een alternatieve aanpak kan zijn het minder aantrekkelijk maken van kunstmest.
Zo pleit Stichting Natuur & Milieu voor een Europese belasting op kunstmest. „Dat zou gunstig uitpakken voor Nederlandse veehouders”, stelt Sijas Akkerman van Natuur & Milieu. „De vraag naar mestkorrels uit Nederland zal dan toenemen.”
Vestigingsmogelijkheid
Nog een waarschijnlijke handicap bij een vlotte opschaling van mestwerking is de plaatsing van verwerkingsinstallaties. Initiatiefnemers lijken vooral te mikken op locaties in het buitengebied. Maar of gemeentes en provincies daar in voldoende mate aan zullen meewerken is twijfelachtig.
„Qua milieuvergunning lijkt een dergelijke verwerkingsinstallatie veelal wel in te passen. Maar ruimtelijk ordeningsbeleid zal eerder een struikelblok zijn”, verwacht Van den Elzen. „Vooral als wijzigingen van bestemmingsplannen nodig zijn.” Niet te grote installaties, bijvoorbeeld van het kaliber Kumac, die in te passen zijn bijvoorbeeld op het bedrijf van een loonwerker lijken meer kans te hebben.
Meerdere technieken
Overal in het land borrelen mestverwerkinginitiatieven. In grote lijnen zijn die op te delen in vier groepen: industriële verwerking, mineralenconcentraten, vergistingsinstallaties en nieuwe technieken.
Logischerwijs lijken de meeste initiatieven om met mestverwerking aan de slag te gaan, te ontstaan in de regio’s in Nederland waar de mestproductie het grootst is. De initiatieven variëren van compleet uitgewerkte plannen tot groene ideeën. Het is lastig in te schatten wat er de komende jaren daadwerkelijk zal worden gerealiseerd.
Wat betreft de kosten per kubieke meter mest zijn meestal nog geen concrete bedragen te noemen, behalve dat ze uiteenlopen van 10 tot 20 euro per kuub. De uiteindelijke kostprijs is sterk afhankelijk van de opbrengst van de eindproducten (energie, mineralen, organische stof).
Tekst: Berrie Klein Swormink
Beeld: Susan Rexwinkel