Tannine-extract kastanje vermindert fosfaat en verbetert voederconversie
Tannine is een bekende stof die onder meer voorkomt in thee en wijn en vroeger zelfs in bier. Het is een stof die in de schil van vruchten of in hout en zaden zit. Tannine heeft een bittere smaak en is een antioxidant of onstekingsremmer. Maar de stof heeft een negatieve werking op de eiwit- en zetmeelverteerbaarheid. Ze vormt namelijk complexen met eiwitten in het voer en met verteringsenzymen. Daardoor kan de activiteit van eiwitachtige verteringsenzymen geremd worden. Daarnaast zorgt tannine voor een bittere smaak en kan de voederopname beïnvloeden.
Uniformere koppels
Alle reden dus om geen tannine in het varkensvoer te doen. Toch hebben recente Britse studies aangetoond dat bepaalde tannines geen negatieve effecten laten zien en juist voor een positieve werking kunnen zorgen. Eén kilogram tannine op één ton voer, dat aan jonge biggen wordt gevoerd, zorgt voor een verbeterde eerste groei en een uniformer koppel. Dit heeft als resultaat dat de biggen sneller groeier, eerder vitaal zijn en dat er minder arbeid nodig is om koppels op uniformiteit te sorteren. De conclusies van de studies zijn gebaseerd op een aantal proeven met telkens dezelfde resultaten.
Tamme kastanje
Het geheim is dus het soort tannine. Het voederingrediënt is gebaseerd op een extract van de tamme kastanje (Castanea sativa) en is in feite een hulpmiddel om het niveau van gunstige microflora in de darm van het varken te verbeteren. Het vermindert negatieve bacteriële reacties, ondersteunt de weerstand van de darmen en werkt als een natuurlijke antioxidant in de voeding. Door een betere werking van de darmen, en daardoor een betere voeropname en voerderconversie, worden de aanwezige eiwitten en andere ingrediënten in het voer efficiënter benut met als gevolg minder fosfaat en stikstof in de mest. Hoe de Britten de negatieve werking van tannine hebben weten te omzeilen, wordt helaas niet uitgelegd.