Vijftig grondstoffen uit vijftig landen
„Het bedrijf van de toekomst, zeker vleesvarkensbedrijven, gaat droge grondstoffen of natte bijproducten voeren.” Bijproductenspecialist Fons Hulsman geeft de aftrap voor de bijproductendag van ForFarmers. Ruim vijftig varkenshouders kwamen in februari naar Lochem om zich bij te laten praten over de laatste ontwikkelingen op het gebied van bijproducten. Altijd actueel zijn de prijzen. Hulsman toont de zaal de prijsontwikkeling van de enkelvoudige grondstoffen.
Opvallend is de maïsprijs die in oktober flink is gezakt. De verklaring: maïs is gekoppeld aan de olieprijs. Als de olieprijs daalt, zakt de maïsprijs doordat er minder bio-ethanol wordt geproduceerd en de vraag naar maïs achterblijft. De bijgestelde oogstverwachtingen in dezelfde maand deed de maïsprijs verder zakken naar een niveau van ongeveer 24 euro per 100 kg.
Stijgende voederwaardes
Maïs in de vorm van ccm (corn cob mix) is een veelgebruikte component in het varkensvoer. Jaarlijks sturen varkenshouders CCM-monsters in naar ForFarmers om ze te laten beoordelen. Gezien de stijgende voederwaardes gaan volgens Achim Tijkorte varkenshouders steeds akkerbouwmatiger om met CCM. Als lid van het bijproductenteam van ForFarmers ondersteunt hij zijn verhaal met cijfers.
Ten opzichte van het langjarige gemiddelde steeg het zetmeelgehalte afgelopen jaar van 700 naar 723 gram per kilogram drogestof. Het ruwe eiwitgehalte was met 87 gram drogestof eveneens hoger dan het langjarige gemiddelde van 85 gram. Tijkorte meldt dat in Duitsland de CCM eerder wordt gemalen. Het grote voordeel van het eerder dorsen is minder risico op mycotoxinen.
Zijn stelling is: hoe vroeger je de maïs oogst, des te lager het mycotoxine-gehalte. „In het begin van het jaar zagen we heel weinig mycotoxinen en aan het eind van het jaar meer.” Voor de mengvoerfabrikant reden om te stellen dat ze na 1 december geen maïs meer uit Europa aangeleverd willen krijgen.
Van eigen bodem
Naast maïs krijgt ForFarmers ongeveer 50 verschillende grondstoffen aangeleverd. De grondstoffen komen uit evenzoveel landen. Toch verklaart Wilco Engberts dat het varken steeds meer voer met grondstoffen van eigen bodem krijgt. Hij is hoofd kwaliteit, arbo en milieu bij de Lochemse mengvoerfabrikant. Als voorbeeld noemt hij tapioca, dat vroeger een belangrijk bestandsdeel in veevoer was.
Anno 2012 komt de eetbare wortelknol, die oorspronkelijk uit Zuid-Amerika komt, niet meer voor in het Nederlandse veevoerrantsoen. Granen als tarwe, gerst en gries zijn de vervanger van tapioca. Deze granen komen voornamelijk uit Europa. Net zoals tarwegries, raapschroot, bietenpulp, weipoeder, visolie, vitaminen en mineralen. Afhankelijk van de prijs of als het mycotoxine-gehalte in Europa te hoog is, kan de maïs ook uit Noord-Amerika komen, verklaart Engberts de keuzemogelijkheid.
„Het nadeel van de import vanuit Noord-Amerika is het gevaar op Genetisch Gemodificeerde Organismen (ggo’s, red.) die daar zijn toegestaan en hier verboden. Als we hele granen als maïs aanvoeren is dit nog te doen. Maïsglutenvoermeel is alweer een bewerkt product waardoor traceerbaarheid moeilijker is.”
Boven toegestane norm
Een ander product dat veelal uit Noord-Amerika komt, is melasse. Uit Zuid-Amerika komen maïs, sojaschroot, sojaolie, zonnebloemschroot en vismeel. In tegenstelling tot de visolie uit Europa komt vismeel standaard uit Zuid-Amerika. „In Europese vis zitten veel zware metalen en een varken houdt deze vast, dat kan er voor zorgen dat het vlees boven de toegestane dioxinenorm komt.”
Grondstoffen uit Azië zijn palmolie, palmpitschilfers, melasse, vitaminen en mineralen. Engberts vertelt dat de vloeibare bijproducten sowieso altijd uit Europa en voornamelijk uit België, Duitsland of eigen land komen. „Deze producten zijn vochtrijk en dus duur om te transporteren.“
Toch zijn er uitzonderingen op de regel. Met de divisie FarmFeed koopt en verkoopt ForFarmers kaaswei. In sommige gevallen is die wei afkomstig uit Griekenland. Financieel kan dit wel uit, omdat vrachtwagens op de heenweg melk transporteren en op de terugweg wei om zo de rit lucratiever te maken.
Dioxinecrisis
Alle grondstoffen die ForFarmers inkoopt ondergaan een uitgebreide controle. Voordat de grondstoffen worden geleverd, vindt er door Trustfeed een leveranciersbeoordeling plaats. Deze organisatie beoordeelt namens 86 Nederlandse en Belgische diervoederbedrijven zowel de leveranciers als grondstoffen. ForFarmers voert bij aankomst van de grondstoffen standaard een ingangscontrole uit.
Op jaarbasis komt dit overeen met monsters uit alle 1.500 schepen en 40.000 vrachtwagens die de grondstoffen aanvoeren. Engberts krijgt de vraagt wat er gebeurt als een partij bij de ingang wordt afgekeurd. „Als het niet aan de wettelijke normen voldoet, die in de kwaliteitssystemen zijn vastgesteld, hebben wij een meldplicht aan de nieuwe Voedsel en Warenautoriteit. Zij bepalen wat er gebeurt met de afgekeurde grondstoffen. De grootste afvoer is naar de vergister.” Het uitgebreide controlesysteem moet voedselschandalen tegengaan. Ook al beseft Engeberts dat een schandaal snel is gemaakt met een media die op zoek is naar schandalen.
Als ultieme voorbeeld in de varkenshouderij haalt Engberts de dioxinecrisis in Duitsland aan van een jaar geleden. „Een à twee varkensbedrijven zaten een fractie boven de norm en de hele varkenssector in Nederland en Duitsland ligt op zijn gat. Merkwaardig, zeker als je beseft dat vissoorten als zalm en haring altijd boven de norm zitten. En dan praat ik niet over een fractie, maar normen die 15 tot 20 keer hoger zijn dan toegestaan.”
Logisch beredeneren
Voor een varkenshouder die in de vrije handel bijproducten koopt, is het soms lastig te controleren hoe de kwaliteit is. Engberts geeft het advies mee om goed te kijken wat je koopt. Hij raadt aan om zoveel mogelijk productspecificaties op te vragen. „Als het om tarwe gaat, wat voor een tarwe is het? Zit er vocht of bijmenging bij? In welke vorm is het? Het is raadzaam om logisch te beredeneren.
Tarwemeel kan bijvoorbeeld niet goedkoper zijn dan tarwe. Het heeft een extra handeling ondergaan en moet dus duurder zijn. Als dit niet het geval is, klopt er iets niet.” Iemand die zich heeft gespecialiseerd in grondstoffen is nutritionist Torsten Köhler van de Duitse tak van ForFarmers. Bij tarwe waarschuwt hij voor een goede balans tussen verteerbaarheid en gezondheid.
Voor de verteerbaarheid is fijn gemalen van belang, voor de gezondheid juist grover gemalen. Zijn theorie: maximaal 20 procent van de deeltjes mag kleiner zijn dan 0,4 millimeter. Deze maalfijnheid geldt voor het hele voer, niet alleen voor tarwe. De Duitser krijgt de vraag of er nu al diermeel in voer wordt verwerkt. „Diermeel is een beladen woord. Door kans op versleping wordt het niet gebruikt. In het Welfare-concept van Vion is het niet toegestaan.
Een ander nadeel is dat het schrikbarend hoog zit in fosfor. Nog veel hoger dan soja. Voordelen zijn dat het diermeel zorgt voor een lagere kostprijs van het voer en qua duurzaamheid is het een prachtig product”, schetst Köhler het dilemma van diermeel.
‘Fosfaatprobleem opgelost’
Mengvoerfabrikant ForFarmers presenteerde de eerste cijfers van de fosfaatefficiency over afgelopen jaar bij de vleesvarkens. Varkensbedrijven die volledig mengvoer verstrekten, behaalden een efficiency van 47 procent, bedrijven met bijproducten 46 procent. In 2013 zijn varkenshouders verplicht om minimaal een fosfaatefficiency van 47 procent te halen.
Met scores uiteenlopend van 39 tot 53 procent is de spreiding in fosforbenutting enorm. De verschillen tussen vleesvarkensbedrijven zijn veel groter dan tussen zeugenbedrijven, geeft bijproductenspecialist Achim Tijkorte aan. „Voor betere fosforbenutting zijn sturing op gehalten in rantsoen en het toepassen van fytase en weken mogelijkheden. Bij mengvoer wordt al standaard fytase toegepast. Door toevoeging van het enzym fytase wordt het fosfor beter beschikbaar gemaakt voor het dier.” Hij zegt dat voor een betere fosforbenutting van bijproducten weken voldoende is en er geen fermentatie nodig is.
„Granen zou je ongeveer 12 uur moeten laten weken. Als je de pH onder de 5,5 laat komen dan stijgt de verteerbaarheid met 70 tot 80 procent.” Tijkorte benadrukt dat voor een betere fosforbenutting de voederconversie het allerbelangrijkste blijft. „Met de wetenschap dat beren een vijf procent betere voederconversie hebben dan borgen, durf ik te zeggen: Als we allemaal beren gaan mesten, is het fosfaatprobleem opgelost.”
Tekst: Ruben van Boekel
Beeld: Ingrid Zieverink