Varkens gaan de wereld over
Het worden ‘million dollar maps’ genoemd; de naam geeft aan hoeveel het kost om de informatie bij elkaar te zoeken. Maar deze kaart is verouderd. Hij is getekend in 2005 en de wereldmarkt is sindsdien flink veranderd. Vooral China is een factor van belang geworden.
Helft wereldconsumptie
In 2011 nam China de helft van zowel de wereldproductie als de wereldconsumptie van varkens voor zijn rekening. De EU produceerde 22 procent en consumeerde 20 procent en voor de VS waren deze cijfers respectievelijk 10 en 8 procent. China is daarmee een grote rol op het wereldtoneel gaan spelen. Het land is voor 99 procent zelfvoorzienend, maar met zulke hoeveelheden tikt die ene overige procent flink aan.
Die maakt het land wereldwijd een belangrijke importeur van varkensvlees. Andere belangrijke importlanden zijn Rusland, Japan en Zuid-Korea. Daarentegen zijn de Verenigde Staten en de Europese Unie de grootste exporteurs, met daarachter Canada en Brazilië. De rol die deze landen spelen, wordt bepaald door hun situatie. Hierbij draait het om twee begrippen, de zelfvoorzieningsgraad van een land en de kostprijs.
De exportpositie van een land wordt bepaald door de zelfvoorzieningsgraad en de kostprijs van dat land. De zelfvoorzieningsgraad drukt de verhouding uit tussen productie en consumptie van varkensvlees in dat land. Bij een zelfvoorzieningsgraad van 100 procent produceert het land precies genoeg om aan de interne consumptie te kunnen voldoen. Produceert het minder, dan moet het importeren, produceert het meer dan kan het exporten. Naast de verhouding tussen productie en consumptie zijn natuurlijk ook de absolute aantallen belangrijk. Zie het voorbeeld van China.
Voor landen met een zelfvoorzieningsgraad van meer dan 100 procent is de kostprijs belangrijk. Hoe goedkoper een land kan produceren, hoe gemakkelijker het zijn vlees kan verkopen in het buitenland. Een onderdeel van die kostprijs is de wisselkoers. Als die laag is, is het land relatief goedkoop ten opzichte van het buitenland. Het nadeel is wel dat geïmporteerde grondstoffen dan duur zijn – kijk bijvoorbeeld naar de voerkosten.
Aanbod kan de vraag niet aan
China speelt een sleutelrol dankzij het volume van zijn productie en consumptie. Beide zijn de afgelopen vijf jaar flink gestegen, maar het aanbod in China kan de vraag niet aan. De rest importeert China uit het buitenland, en deze vraag heeft de afgelopen tijd de hoge prijs voor varkensvlees bepaald. In 2011 had China een dip in de productie vanwege een uitbraak van mond- en klauwzeer, maar het land is daar grotendeels van hersteld.
De varkensproductie in China is niet erg efficiënt; gemiddeld werpt een zeug daar ongeveer zeventien biggen per jaar, vergeleken met rond de 23 in Europa en 26 in Nederland. Maar het sleutelwoord is ‘gemiddeld’. Het land kent zeer moderne en efficiënte varkenshouderijen, maar de meeste varkensboeren zijn een stuk minder professioneel.
Deze zogenaamde ‘backyard farmers’ kunnen het volhouden, omdat de vraag in China explosief groeit, maar meer nog omdat de overheid ze flink subsidieert. Dat doet de overheid om twee redenen. Ten eerste maakt varkensvlees een aanzienlijk deel uit van de uitgaven van de gemiddelde Chinees. Als het aanbod hiervan zou afnemen, zou de prijs aanzienlijk stijgen, met flinke inflatie tot gevolg. Door de boeren te subsidiëren stelt de overheid het aanbod veilig.
Boeren trekken naar de stad
Een tweede reden is dat de overheid liever niet ziet dat die ‘backyard farmers’ werkloos worden. Nu zitten die boeren nog in het binnenland, maar als ze zonder werk zitten, zou een groot deel wel eens naar de steden in het Oosten kunnen trekken, op zoek naar ander werk. Maar die steden kennen al een grote migratie vanuit het platteland en zitten niet te wachten op nog meer werkzoekenden. Dus de backyard farmers zullen nog wel blijven bestaan en het gemiddelde blijven drukken.
De productie in China zal dit jaar stijgen, nu de mond- en klauwzeerepidemie grotendeels is bedwongen. Deze grotere productie zorgt voor lagere prijzen en dat maakt buitenlands varkensvlees minder concurrerend. Desondanks blijft de toenemende Chinese vraag naar varkensvlees de prijzen op de wereldmarkt hoog houden.
Op de langere termijn zal China toch de omslag maken naar een meer efficiënte manier van produceren. De backyard farmers zullen verdwijnen of in ieder geval een stuk minder van de varkensproductie voor hun rekening nemen. De grootste vraag voor de varkenssector wereldwijd in de komende jaren blijft of China daarmee zelfvoorzienend wordt.
De Europese Unie
Europa wordt gekenmerkt door hoge productiekosten. Dit komt enerzijds doordat we zelf nauwelijks soja verbouwen en dat dus moeten importeren, en anderzijds door onze dure regelgeving ten aanzien van dierenwelzijn, milieu, en dergelijke. Maar vorig jaar zijn we concurrerend geworden dankzij de schuldencrisis. Die bracht een gunstige wisselkoers en daardoor kon Europa op prijs concurreren met onder andere de Verenigde Staten en Brazilië. Deze situatie zal naar verwachting in 2012 aanhouden. Naast deze exportgeleide vraag zal het aanbod van varkens dit jaar afnemen en dat leidt samen tot hoge varkensprijzen.
De crisis heeft echter ook een keerzijde. Als deze voortduurt, zal de Europese consument minder te besteden hebben en daarmee minder geld over hebben voor varkensvlees. Als alleen al de duurdere stukken van het varken minder worden verkocht, heeft dat gevolgen voor de vierkantsverwaarding. Tegelijk moet de Europese varkenssector niet teveel gaan vertrouwen op de toegenomen exportmogelijkheden.
Als de Europese economie herstelt en de euro weer in waarde stijgt, wordt het Europese varkensvlees weer duurder dan dat van andere exportlanden. De schatting is dat de Europese zelfvoorzieningsgraad zal teruglopen tot rond de 104 procent.
Ondertussen integreren de Europese varkensmarkten steeds verder. Slachterijen werken al over de grenzen; ze hebben hun werkterrein uitgebreid van nationale naar Europese regio’s. Deze groei zal toenemen en de grenzen tussen landen worden daarmee minder belangrijk.
Van belang is ook Europa’s achterland: Rusland en de Oekraïne. Dit zijn de natuurlijke exportmarkten van Europa, maar ook daar staan de ontwikkelingen niet stil.
Productie in Rusland neemt toe
Net als in China neemt in Rusland de productie al jaren toe. De consumptie blijft echter grotendeels gelijk. Het land is bezig om zelfvoorzienend te worden, maar is daar nog lang niet. Op dit moment importeert het nog bijna twee keer zoveel als China.
De varkenssector in Rusland wordt gekenmerkt door grote integraties, waar een groot deel van de keten in een bedrijf zit. De varkensbedrijven hebben een eigen voerproductie en eigen slachterijen. De kleine boeren hebben moeite om de concurrentie hiermee vol te houden.
Rusland streeft er actief naar om aan het eind van dit decennium zelfvoorzienend te zijn. De regering heeft de importquota met 30 procent gereduceerd en steunt daarmee de binnenlandse varkenssector.
De Verenigde Staten
De VS zijn na China en Europa de grootste producent van varkensvlees. Het land produceert bijna een kwart meer dan het zelf consumeert en is daarmee ‘s werelds grootste exporteur. Dit kan de VS volhouden, omdat het een moderne sector heeft, met de laagste kosten wereldwijd.
Amerika exporteert het meeste vlees, tegen de laagste prijs, van de wereld. Daarmee bepaalt de export ook de prijs van varkensvlees op de Amerikaanse thuismarkt. Voor de voorzienbare toekomst zal de VS sterk concurrerend blijven. Het land krijgt daarmee een steeds sterkere positie op de wereldmarkt.
Brazilië krijgt smaak te pakken
Brazilië is een aantal jaren geleden opgekomen als exporteur. Bijzonder, omdat de thuismarkt weinig varkensvlees consumeerde. Hoewel die markt nog steeds slecht is, krijgen Brazilianen de smaak van varkensvlees steeds meer te pakken en de binnenlandse consumptie neemt toe. Samen met de stijging van de Braziliaanse real heeft dit de export laten afnemen.
Dit jaar houdt Rusland Braziliaans varkensvlees tegen, maar exporteurs hebben de weg gevonden naar Hong Kong (en daarmee naar China), Turkije en een paar andere landen. Desondanks zal op termijn Brazilië minder varkens gaan exporteren en een groter deel van de productie zelf consumeren.
Sector in Zuid-Korea groeit
In Zuid-Korea heeft mond- en klauwzeer vorig jaar de productie van varkensvlees met een kwart verminderd. Het zo ontstane gat werd gevuld door importen. De sector is weer aan het groeien, maar het zal tot de tweede helft van het jaar duren voordat die weer op het oude niveau is. Tot die tijd blijven importen noodzakelijk. Daarnaast hebben Zuid-Korea en de Europese Unie vorig jaar ook een vrijhandelsverdrag gesloten waardoor Europa meer toegang krijgt tot het land. Dit geeft Europese varkens de kans om beter te concurreren met hun Koreaanse soortgenoten.
Nederland in de wereld
Een groot deel van het varkensvlees dat in Nederland wordt geproduceerd, gaat de grens over. Ons land is altijd al een exportland geweest voor varkens. We hadden in 2011 een zelfvoorzieningsgraad van 268 procent – voor elke kg varkensvlees die in Nederland werd gegeten, produceerden we 2,68 kg.
Of anders gezegd, van elke kg varkensvlees die hier werd geproduceerd, is maar 370 gram ook in ons eigen land geconsumeerd. Al het overige vlees is in het buitenland verkocht. De diagrammen laten zien naar welke landen ons varkensvlees wordt geëxporteerd en welke delen dat dan betreft.
Bron: enquête Productschap Vee en Vlees