Varkenshouder blijft geval apart bij ziekenhuisopname
Ongeveer 14 procent van de mensen die op een varkensbedrijf wonen en/of werken is MRSA-positief. Dit maakte het ministerie van VWS onlangs bekend op grond van een recente studie. MRSA-positief wil zeggen dat mensen Meticilline-resistente Staphylococcus aureus bacteriën bij zich dragen. Dit zijn bacteriën die resistent zijn voor een groot aantal antibiotica, en daardoor moeilijk te bestrijden zijn. In de humane gezondheidszorg heerst daarom angst voor verspreiding van MRSA-bacteriën.
„Bacteriën zijn in toenemende mate resistent tegen meerdere antibiotica. Als dit doorzet, kan het gebeuren dat we in de humane gezondheidszorg vaker te maken krijgen met bacteriën die met geen enkel antibioticum nog te bestrijden zijn. Je kunt dan de situatie krijgen dat mensen overlijden aan een gewone urineweginfectie; iets wat we de laatste 65 jaar niet meer hebben meegemaakt”, zegt prof. Dr. Louise Gunning-Schepers. Ze is voorzitter van de Gezondheidsraad, en ook van de Gezondheidsraadcommissie die najaar 2011 een advies uitbracht over de risico’s voor de volksgezondheid van het antibioticagebruik in de veehouderij.
Dat varkenshouders en hun gezinsleden regelmatig MRSA-bacteriën bij zich dragen, komt door het dagelijkse contact met varkens. De afgelopen jaren heeft de MRSA-bacterie zich in de veehouderij fors uitgebreid. Kwam de MRSA-bacterie begin 2007 nog op 30 procent van de varkensbedrijven voor, eind 2008 was dat al toegenomen tot 75 procent van de bedrijven. Deskundigen gaan er inmiddels vanuit dat de bacterie op meer dan 90 procent van de bedrijven te vinden is. Varkens dragen de MRSA-bacterie bij zich zonder er zelf ziek van te worden.
Aanvullende maatregelen
Algemeen wordt aangenomen dat de enorme toename van MRSA in de veehouderij rechtstreeks verband houdt met het jarenlang grootschalig gebruiken van antibiotica. Daarom zetten overheid en bedrijfsleven fors in op vermindering van het gebruik van antibiotica in de veehouderij.
De Gezondheidsraad vindt dat het overheidsbeleid op dit punt nog stringenter zou moeten. De Gezondheidsraad concludeert in haar advies dat het overheidsbeleid om het antibioticagebruik in de veehouderij te verminderen, een goede bijdrage levert aan het verkleinen van de resistentieproblematiek. Maar er zijn, volgens de raad, aanvullende maatregelen nodig.
Echter: zelfs als varkenshouders van de ene op de andere dag volledig zouden stoppen met het gebruik van antibiotica, is het probleem van de massale aanwezigheid van MRSA-bacteriën op varkensbedrijven niet opgelost. Ook met het gericht inzetten van antibiotica zijn varkens niet vrij te krijgen van de bacterie.
Het percentage besmettingen terugdringen is heel lastig, omdat je met antibiotica niet de MRSA-bacteriën op de voorste luchtwegen en huid van varkens kan aanpakken. En dat zijn nou juist twee plekken waar de bacterie veel voorkomt. Vooralsnog zal de massale aanwezigheid van MRSA-bacteriën op varkensbedrijven een onvermijdelijk gegeven blijven.
Ziekenhuis-MRSA
Niet alle MRSA-bacteriën zijn hetzelfde. Gezondheidsdeskundigen maken onderscheid tussen veegerelateerde MRSA en de ‘gewone’ ziekenhuis-MRSA die tot een andere stam behoort. Tot voor kort maakten ziekenhuizen verschil in de behandeling van patiënten met veegerelateerde MRSA en ziekenhuis-MRSA. Veegerelateerde MRSA werd als minder risicovol gezien, omdat de bacterie minder gemakkelijk van mens op mens zou overgaan.
Het onderscheid in behandeling is aan het verdwijnen. Volgens Andreas Voss, arts-microbioloog in het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen is het niet verantwoord om met veegerelateerde MRSA soepeler om te gaan. „MRSA-bacteriën kunnen snel muteren en daardoor gevaarlijker worden.” Voss is lid van de Werkgroep Infectie Preventie (WIP) die richtlijnen voor ziekenhuizen opstelt om allerlei vormen van infecties te voorkomen. Begin dit jaar heeft de WIP de MRSA-richtlijn aangepast. (Lees ook ‘Wip-richtlijn’).
De MRSA-richtlijn is een richtsnoer voor ziekenhuizen bij het opstellen van protocollen voor het omgaan met MRSA-dragers en mensen die mogelijk drager zijn van MRSA. Veel varkenshouders en hun gezinsleden hebben de afgelopen jaren gemerkt wat dit in de praktijk kan betekenen: een speciale behandeling die er op neerkomt dat een ziekenhuis een varkenshouder beschouwt als een MRSA-verspreider tot het tegendeel is bewezen. Dat brengt allerlei beperkende maatregelen met zich mee zoals huisvesting in een geïsoleerde ruimte en beperkt contact met ziekenhuispersoneel en uitgestelde behandelingen.
Omgaan met richtlijn
Ziekenhuizen zijn niet verplicht om exact te werken volgens de MRSA-richtlijn van de WIP. Ze mogen kiezen voor een strenger infectiepreventiebeleid als ze denken dat dit de kwaliteit van de zorg ten goede komt. En dit gebeurt ook in de praktijk. Sommige ziekenhuizen gaan soepel om met de WIP-richtlijn, terwijl andere ziekenhuizen veel striktere protocollen hanteren. Hierdoor kan de ene varkenshouder bij een ziekenhuisopname met een andere behandeling te maken krijgen dan zijn collega die in een ander ziekenhuis wordt opgenomen.
„Varkenshouders en kalverhouders zijn de nieuwe melaatsen van onze maatschappij.” Zo verwoordde Frans van Knapen, hoogleraar veterinaire volksgezondheid, vorig jaar het ongenoegen van veehouders die bij een ziekenhuisopname met een onaangename behandeling te maken kregen. Volgens Van Knapen wordt het besmettingsrisico van veegerelateerde MRSA zwaar overdreven.
Overdreven of niet, veel varkenshouders ervaren de werkwijze van ziekenhuizen als uiterst onprettig. „Veel van het ongenoegen lijkt te verklaren door onbegrip. Vaak ontbreekt de uitleg over maatregelen waarmee varkenshouders of hun gezinsleden bij ziekenhuisopname worden geconfronteerd”, vertelt Manon Houben, dierenarts-adviseur van PorQ in Son (N.-Br.). ,,Medewerkers van ziekenhuizen hebben niet dagelijks met mogelijke MRSA-dragers te maken. Daardoor weten zij ook vaak niet precies hoe de protocollen in elkaar zitten en wat de reden van bepaalde maatregelen is. Dat leidt bij de betreffende patiënten tot onduidelijkheid en onbegrip”, aldus Houben.
Geen vrijverklaring
Tijdens een symposium eind vorig jaar over MRSA bepleitten varkenshouders van het praktijknetwerk MRSA het opzetten van een systeem waarmee veehouders, hun familieleden en medewerkers, voorafgaand aan een ziekenhuisopname kunnen aantonen dat ze vrij zijn van MRSA. Deze verklaring zou ook kunnen gelden voor ESBL-producerende bacteriën die vooral op bedrijven van vleeskuikenhouders aanwezig zijn.
Het hele circus aan extra hygiëne- en isolatiemaatregelen zou dan achterwege kunnen blijven. En varkenshouders zouden in het ziekenhuis als een ‘normale patiënt’ kunnen worden behandeld. Een dergelijk systeem komt er niet. Onlangs schreef minister Edith Schippers in een brief aan de Tweede Kamer dat ze niets ziet in een ‘MRSA- en ESBL-vrij verklaring’ omdat die niet erg betrouwbaar is. „Het is dan ook de vraag hoe nuttig een vrijverklaring voor MRSA is”, aldus de minister.
„Het aantonen van MRSA is waarschijnlijk onderhevig aan schommelingen: een vrijverklaring is dus slechts een momentopname.” Minister Schippers benadrukt in haar brief dat ze vasthoudt aan het advies ‘Antibiotica in de veeteelt en resistente bacteriën’ dat de Gezondheidsraad vorig najaar uitbracht. Daarin adviseert de raad om het huidige MRSA-beleid te handhaven.
Striktere protocollen
De komende jaren ontkomen varkenshouders dan ook niet aan een speciale behandeling als ze onverhoopt naar het ziekenhuis moeten. Het lijkt erop dat de protocollen waarmee ze te maken krijgen eerder strikter dan soepeler zullen worden. Wel ontstaat er, op initiatief van dierenarts-adviseur Manon Houben, een kennisnetwerk dat moet leiden tot meer onderling begrip.
Voor varkenshouders die zich onheus bejegend voelen in een ziekenhuis komt er een meldpunt. Hun ervaringen zullen van daaruit worden ingebracht in het kennisnetwerk waarin vertegenwoordigers vanuit de veehouderij samenwerken met deskundigen uit de humane gezondheidszorg. „De bedoeling is dat GGD, ziekenhuizen en universiteiten een rol spelen in het netwerk”, vertelt Houben.
„Het is prima dat ziekenhuizen werken met MRSA-richtlijnen. Die richtlijnen zijn vooral gericht op het beschermen van het ziekenhuis. Dat is goed. We denken echter dat we stappen kunnen zetten die ertoe leiden dat de toepassing van MRSA-richtlijnen leidt tot minder overlast voor de patiënt.”
WIP-richtlijn
De landelijke Werkgroep Infectiepreventie (WIP) adviseert ziekenhuizen over te hanteren procedures bij patiënten die een verhoogde kans hebben om besmet te zijn met MRSA. Hiertoe behoren onder meer varkenshouders. Sinds dit jaar maakt de WIP geen onderscheid meer tussen veegerelateerde MRSA en niet-veegerelateerde MRSA.
Een greep uit de maatregelen die de WIP aan ziekenhuizen adviseert:
■ onderzoek om te bepalen of sprake is van MRSA-besmetting;
■ verplegen in strikte isolatie;
■ bij de behandeling van een patiënt in strikte isolatie dient een chirurgisch mondneusmaker te worden gedragen;
■ om besmetting van de haren te voorkomen, dient personeel een muts te dragen, en beschermende kleding (jas met lange mouwen en manchet);
■ de patiënt dient door een zo klein mogelijk vast team van ervaren verpleegkundigen te worden verzorgd, en ook contact met medewerkers van andere disciplines dient zo veel mogelijk te worden beperkt;
■ medewerkers met huidafwijkingen zoals eczeem of psoriasis mogen niet in contact komen met deze groep patiënten;
■ er wordt een lijst opgesteld van medewerkers die contact hebben (gehad) met de patiënt.
De maatregelen kunnen worden beëindigd als uit het onderzoek blijkt dat van een MRSA-besmetting geen sprake is.
Tekst: Berrie Klein Swormink
Beeld: Hans Swaep