Varkenshouders over Stoppersregeling
De malaise in de varkenshouderij heeft veel varkenshouders op de rand van de financiële afgrond gebracht en er is op weinig bedrijven nog financiële ruimte om te investeren. Maar volgend jaar moet iedere varkenshouder aan het Varkensbesluit 2013 voldoen en wie niet heeft geïnvesteerd, mag geen varkens meer houden.
Naar schatting is een derde van de varkenshouders niet in staat om in 2013 aan de eisen van het Varkensbesluit en de Regeling ammoniak en veehouderij te voldoen. De Stoppersregeling die nu in de maak is, moet een soort gedoogbeleid worden voor varkenshouders die tussen wal en schip vallen; nog niet willen, kunnen of twijfelen om te stoppen, bijvoorbeeld vanwege financiën of twijfel over opvolging.
Mogelijkheid om door te gaan
Voercoöperatie De Samenwerking heeft onlangs in Haastrecht een bijeenkomst georganiseerd met DLV-adviseur Tonnie Hilderink om de varkenshouders, de meesten met een gemengd bedrijf, voor te lichten over de nieuwe Stoppersregeling. Hilderink is meteen duidelijk tegen de varkenshouders als hij uitleg geeft over de toekomst.
„De Stoppersregeling bestaat nog niet. Het is een gedoogregeling. Het ontwerpbesluit ligt in Den Haag en moet nog naar de ministerraad. Van daaruit gaat het naar de Tweede Kamer voor een inspraakronde. Er kan nog van alles veranderen.” Wat wel vaststaat, is de datum waarop varkenshouders kenbaar moeten maken of zij mee gaan doen aan de Stoppersregeling.
Hilderink: „Je moet voor 1 juli 2012 een schriftelijk verzoek bij de gemeente indienen. Als je dat niet doet, moet je een hele goede reden hebben om later nog mee te doen aan de regeling. Doe je mee aan de regeling dan betekent het dat je tot 2020 nog de mogelijkheid krijgt om alsnog door te gaan, maar wel onder een aantal voorwaarden.”
Niet-IPPC bedrijven
De Stoppersregeling geldt alleen voor de zogenaamde niet IPPC-bedrijven: Varkenshouderijen met minder dan 2.000 vleesvarkens of minder dan 750 zeugen. Degenen die meedoen aan de Stoppersregeling moeten daarnaast nog steeds voldoen aan het Varkensbesluit, waaronder spleetbreedte 18 millimeter voor de rooster bij vleesvarkens en 20 millimeter bij zeugen,oppervlakte-eisen en groepshuisvesting.
Maar men krijgt zeven jaar uitstel voor het besluit Huisvesting. De milieuvergunning moet ook in orde zijn en de regeling gaat uit van het aantal plaatsen dat in de vergunning staat. Overigens zal er door het Activiteitenbesluit voor de Intensieve Veehouderij verandering komen over de vergunningvereisten. Dit besluit wordt wellicht nog dit jaar ingevoerd.
„Vanaf 2013 moet iedere varkenshouder voldoen aan het besluit Huisvesting of een Stoppersregeling hebben”; legt de DLV-er uit. „Voor de Stoppersregeling geldt dat ze vanaf 1 juli 2012 nog een jaar de tijd hebben om te voldoen aan de voorwaarden en een bedrijfsontwikkelingsplan laten zien hoe ze bijvoorbeeld aan de ammoniakemissie voldoen.”
Minder dieren houden
Wie meedoet aan de regeling, moet ervan uitgaan dat hij minder dieren kan houden, want ligt de uitstoot op een traditioneel bedrijf op 2,5 kg ammoniak per plaats per jaar; de drempel zal straks op 1,4 kg ammoniak liggen. Een aanzienlijke reductie van 44 procent. Hilderink: „Je kunt dus uitrekenen hoeveel je bedrijf mag uitstoten en je kunt op bedrijfsniveau salderen. De varkenshouder kan ook maatregelen treffen om de emissie omlaag te brengen.”
„Het is nog onzeker of de Stoppersregeling uitgaat van een maximale emissie of een jaarplafond. Bij een jaarplafond zou je kunnen besluiten een ronde minder varkens te houden. Minder dieren in een hok heeft geen zin, want het emitterend oppervlak blijft hetzelfde. De emissie per dier wordt daardoor hoger. Wel kun je een deel van de stallen leeg houden en de roostervloeren bedekken.”
Er is een lijst van maatregelen voor elke diercategorie om de emissie te reduceren. De maatregelen lopen uiteen van voeraanpassingen door minder eiwit of toevoegingen van 1 procent bezoëzuur tot aanzuren van de mest en mestputaanpassingen. De varkenshouder moet echter overwegen of de investeringen en extra kosten opwegen tegen de voordelen van meer dieren houden.
Voor vleesvarkens zijn er tien maatregelen, voor zeugen en biggenbedrijven zijn er zeven maatregelen. Volgens Hilderink kan hier nog verandering in komen in het definitieve voorstel voor een Stoppersregeling. Overigens zijn de maatregelen geen onderdeel van de Regeling Ammoniak Veehouderij en is het reductiepercentage gebaseerd op een soort literatuurstudie en niet op onderzoek.
Kapitaalvernietiging
Maar wat vinden de varkenshouders van de Stoppersregeling zoals deze nu als ontwerpbesluit op tafel ligt? „Je kunt nog maar 54 procent van je varkens houden”, zegt Frans Hettinga uit Mijdrecht waar hij een bedrijf heeft met 600 mestvarkens en 20 hectare. „Dat is een beetje kapitaal vernietiging. Ik heb daarnaast natuurlijke ventilatie en het zal moeilijk worden om een behoorlijke reductie te behalen zonder veel investeringen of kosten.”
Jan Mourik, adviseur bij De Samenwerking vindt dat de overheid de regels van het Bouwbesluit had moeten volgen: „In het Bouwbesluit moeten alleen de nieuwe huizen aan de regels voldoen. Dat zou men ook met deze regeling moeten doen. Alleen de nieuwe stallen of behoorlijke renovaties moeten aan de eisen voldoen. Je moet varkenshouders die het voornemen hebben om binnen afzienbare tijd te stoppen, geen extra regels opleggen en daarmee tot investeringen dwingen Om stoppers in de laatste jaren nog aan allerlei strenge eisen te laten voldoen, is wellicht niet reëel.”
Varkenshouder Reinald Kwakernaak uit Zegveld reageert daarop: „Ammoniak is ammoniak en de overheid wil de uitstoot snel verminderen.” Frans volgt die beredenering niet helemaal: „Maar als je de dierrechten verkoopt, worden die toch weer door andere varkenshouders gebruikt. Zeven jaar is volgens mij te kort om te investeren en juist in de laatste jaren zou je nog wat kunnen verdienen zonder investeringen.”
Beter dan acuut stoppen
„Toch is de Stoppersregeling beter dan helemaal acuut stoppen in 2013”, vindt Marcel van Kats uit Lopik. Hij wacht op de vergunningen om zijn bedrijf om te schakelen naar een loonbedrijf. „Voor mij komt de regeling goed uit. Ik wil namelijk de agrarische bestemming behouden en ik heb nog zeven jaar de tijd. Stel je voor dat de vergunning van het loonbedrijf niet doorgaat, dan heb ik nog mijn 350 vleesvarkens en de agrarische bestemming. Nu kan ik rustig afwachten en nog mooi zeven jaar doorgaan.”
Voor Reinald ligt de situatie anders en iets ingewikkelder. Hij wil zijn bedrijf verkopen en in Drenthe opnieuw beginnen. De regeling komt als geroepen, maar hij hikt tegen de investeringen aan om zijn 350 zeugen te kunnen blijven houden. „Ik mis daarom een regeling voor varkenshouders die hun bedrijf te koop hebben staan. Moet ik aanpassingen en investeringen doen voor een korte tijd? Ik doe daarom een oproep aan staatssecretaris Bleker om de regeling voor dit soort situaties aan te passen. Het blijft echter beter dan onmiddellijk stoppen in 2013.”
Jan: „Je moet dus niet teveel investeren.” Ook voor varkenshouder Hans Janmaat uit Snelwaard komt de regeling als geroepen. Hij kan en wil nu niet radicaal stoppen, want zijn zoon twijfelt over een eventuele opvolging en of hij verder wil met varkens. „Ik zocht een tussenoplossing om het voorlopig even uit te kunnen zingen. Door de Stoppersregeling krijg ik respijt.”
Roosters worden probleem
Jan Mourik is overwegend positief over de regeling, maar hij betwijfelt of veel varkenshouders er gebruik van zullen maken: „De spleetbreedte van de roosters zal namelijk een probleem worden. Veel roosters zijn 20 millimeter en volgens het Varkensbesluit moeten ze 18 millimeter zijn voor de vleesvarkens. Je kunt dan nog voldoende maatregelen nemen voor een emissiereductie. De stal zal in veel gevallen op de roosters worden afgekeurd.”
Marcel: „De roostervloer zou men dus in de Stoppersregeling moeten meenemen, anders wordt de Stoppersregeling nu al op slot gezet. Het wordt anders als je wel mee doet aan de regeling en twee jaar later toch weer wilt doorgaan. Dan kun je natuurlijk wel in de roosters investeren.” Technische oplossingen voor dit probleem zien de varkenshouders niet een twee drie.
Geen alternatief
Gaan de varkenshouders, ondanks de kanttekeningen, meedoen aan de regeling? Frans: „Ik ga er aan meedoen. Ik hoop straks toch nog ongeveer 400 vleesvarkens te kunnen blijven houden met matige investeringen.” Marcel heeft zich al aangemeld: „Ik hoop met minimale investeringen iets meer dan 60 procent van de varkens te kunnen houden. Wellicht dat men accepteert dat ik volle schuren heb en een ronde minder varkens houd. Dat zou dan ook goed kunnen uitkomen met mijn loonwerk. In drukke tijden houd ik dan geen varkens. Ik heb dan tegelijkertijd minder mestafvoer en kan alles op eigen land uitrijden.”
Reinald geeft aan geen andere optie te hebben. „De mogelijkheden tot reductie zijn voor mij beperkt; misschien via het voerspoor. Ballen in de put gaat niet altijd en ook schuine platen in de mestput werkt niet. Verzuring van de mest is ook geen maatregel die ik wil nemen en eventuele luchtwassers op de luchtkanalen zijn nog niet opgenomen in de Stoppersregeling.”
Volgens Jan moet iedere varkenshouder bepalen wat het beste is voor zijn gezin, zichzelf en het bedrijf, maar hij raadt meedoen aan de regeling af wanneer de stallen nog redelijk tot goed zijn en als een varkenshouder wat betreft huisvesting niet teveel hoeft te doen om aan het Varkensbesluit te voldoen. „Toch verwacht ik dat 35 procent van de varkenshouder de zaken niet in orde heeft en deze boeren zullen waarschijnlijk ook voor 2020 stoppen. “
„Dat ligt aan de varkensprijs”, vult Marcel aan. „Als die goed is, zal men nog niet willen stoppen.” En de kans dat de prijs volgend jaar omhoog gaat, is aanwezig. Als een deel van de Europese varkenshouders niet voldoet aan de eisen, dan kan er wel eens een tekort ontstaan aan varkens en dat zal de prijs opdrijven. Een soortgelijke situatie is bij de legkippensector gebeurd. Die profiteren nu van hoge eierprijzen.