Fosfaatnorm is haalbaar
Het fosfaatgehalte in de mest moet lager. Realiseren de veesectoren vóór 2015 geen evenwicht in de bemesting, dan reduceert de overheid de veestapel met 20 procent. Het was een duidelijke boodschap aan de veehouderijsector van staatssecretaris Henk Bleker van ELI eind 2010. Economische of wettelijke prikkels om de fosforbenutting in de varkenshouderij ook daadwerkelijk aan te scherpen ontbraken echter nog. Daar komt nu verandering in.
Het bestuur van het Productschap Diervoeder heeft ingestemd met een verordening die de fosfaatproductie via mest in de varkens- en rundveehouderij moet terugdringen. Dit door middel van een verlaging van het fosforgehalte in het voer. De verordening stelt eisen aan de fosfaatefficiency (zie kader) in de varkenshouderij. Varkenshouders die niet aan de eisen voldoen, kunnen boetes krijgen tot 7.600 euro. De nieuwe regels zijn nog niet van kracht. Het ministerie van ELI en de EU moeten nog met de verordening instemmen. Medio dit jaar verwacht veevoederbrancheorganisatie Nevedi de goedkeuring.
Tussen de oren
LTO Nederland en de Nevedi hebben afgesproken dat de mengvoerindustrie het bestanddeel fosfor in de voeders vermindert (het zogenaamde voerspoor). Hoewel de Nevedi dit niet kan afdwingen, volgen alle bedrijven de afspraak. „De sector neemt zijn verantwoordelijkheid. Desondanks monitoren we op naleving”, aldus Nevedi-directeur Henk Flipsen. Alleen aan het voerspoor vasthouden, is volgens Flipsen onvoldoende.
Hij vindt dat een varkenshouder samen met de voerleverancier en eventueel andere adviseurs/deskundigen moet zoeken naar mogelijkheden in de hele bedrijfsvoering om nog efficiënter met het fosfor om te gaan. „Terugdringen van het fosfaatgehalte in de mest moet bij veehouders en mengvoerindustrie goed tussen de oren zitten.” In 2015 moet de mestmarkt in evenwicht zijn. Iedere varkenshouder is dan verantwoordelijk voor de plaatsbaarheid van de door zijn varkens geproduceerde mest. Per bedrijf fluctueert de fosfaatuitstoot sterk.
Naast het soort varken (vleesvarkens, beren, zeugen) zijn ook de vele voermogelijkheden hier debet aan: voerrantsoen met brijvoer, mengvoer en/of CCM. Alle varkenshouders moeten op hun bedrijf gerichte maatregelen nemen. Na circa anderhalf jaar werken met het voerspoor verloopt het terugdringen van het fosforgebruik in de varkenssector nog niet gladjes. Flipsen: „Desondanks liggen we op koers. Het fosfaatgehalte daalt. De in april door het CBS gepubliceerde cijfers over 2011 bevestigen dit.”
Percentages onduidelijk
Zolang de verordening, die de fosfaatproductie moet terugdringen, niet is vastgesteld blijven de uiteindelijk fosfaatbenuttingspercentages onduidelijk. Voor Brameco-Zon reden om voorlopig te werken met twee normen: een streef- en een harde norm. Jan Beekmans, voorlichter van de Brabantse mengvoercoöperatie: „Het is nog onduidelijk waarop de varkenshouders worden afgerekend.”
„Zelf verwachten we voor zeugen een fosfaatefficiency van 0,37 en voor vleesvarkens 0,41. Met onze streefnorm zitten we echter 0,03 hoger (0,40 respectievelijk 0,44). In de praktijk kijken we kritisch naar de voerschema’s en voerkeuze. Bedrijven die reeds boven de streefnorm zitten, adviseren wij ons normale voer. Bij bedrijven die onder de ‘harde’ norm zitten, leveren we voeders met een verlaagd fosforgehalte.”
Ook Beekmans onderstreept dat de varkenshouder steeds het hele stalmanagement in ogenschouw moet nemen. „Verlagen van het bruto-fosforgehalte van het voer is slechts een klein onderdeel. De twee beste maatregelen zijn efficiënt omgaan met voer (weinig vermorsing) en sturen op een lage voederconversie. Verder hebben een goed dag-/nachtritme, schoon drinkwater en een goede staltemperatuur een positieve uitwerking. Uiteindelijk resulteren alle maatregelen in een verlaging van de voerkosten en een hogere fosfaatefficiency.”
Vermindering fosforgehalte
Nutritionist Mat Winkelmolen van Brameco-Zon denkt op basis van de eerste ervaringen, dat voor een doorsnee vleesvarkensbedrijf de fosfaatefficiency-normen weinig problemen opleveren. „Het overgrote deel van onze klanten ontvangt hetzelfde voer als afgelopen jaar. Slechts enkele bedrijven, die de norm niet halen, krijgen voer met een lager fosforgehalte. Het reduceren van fosforrijke grondstoffen in het mengvoer, zoals raapzaadschroot of tarwegries, zorgen al voor een aanmerkelijke vermindering van het fosforgehalte. Overigens is het aandeel verteerbaar fosfor altijd gedekt.” Afhankelijk van de marktprijs van vervangende bestanddelen is fosforarmvoer tot circa 10 procent duurder.
Net als bij Brameco-Zon zit ook het merendeel van de ForFarmers-varkenshouders (ruim) boven de huidige fosfaatefficiëntienorm. „Op basis van de specifieke bedrijfsomstandigheden en -cijfers bepaalt de varkenshouder met onze adviseur welk voer het beste is. Het voer is slechts één van de mogelijkheden het fosfaatgehalte in de mest te sturen”, onderstreept ook Léon Marchal van ForFarmers. Het valt Marchal op dat bij varkenshouders de mestgehaltes nog niet tussen de oren zit.
„Door nu al te anticiperen op toekomstige normen, kun je in de toekomst gemakkelijker inspelen op mogelijk strengere normen. Bovendien is een eerste fosfaatreductie relatief goedkoop. Hoe dieper je moet gaan om aan de normen te voldoen, hoe duurder het wordt”, waarschuwt Marchal. ForFarmers heeft het fosforgehalte in haar voeders gemaximaliseerd. Bovendien heeft ze al langer varkensvoeders met (erg) lage fosforgehaltes in haar assortiment. „Die zijn voor de export naar Duitsland en België, waar de regelgeving zich al langer richt op maximale fosforgehaltes.”
Ook Agrifirm Feed ziet een positieve lijn ten aanzien van het terugdringen van fosfaat in de varkenshouderij. Bert Fierkens, sectormanager Varkens bij Agrifirm Feed: „De gestelde doelen van het voerspoor voor 2012 blijken binnen de varkenshouderij goed haalbaar. Ook de aangescherpte normen voor 2013 lijken werkbaar, al zijn ze nog niet definitief. Aan het begin van het jaar hebben onze specialisten bij hun eigen klanten de P-toets gedaan. Daarmee is ze pro-actief gewezen op hun huidige status en de mogelijkheden die ze hebben.”
Fosfaatuitscheiding onder EU-plafond
In 2011 daalde de fosfaatuitscheiding door Nederlandse veebedrijven met acht miljoen kg naar een niveau van 171 miljoen kg. Dat maakten LTO Nederland en Nevedi half april bekend. Daarmee ligt de productie volgens het CBS 2 miljoen kg onder het Europese plafond van 173 miljoen kg uit de derogatiebeschikking.
De varkenshouderij is goed voor 15 procent van de daling. De fosfaatuitscheiding daalde van 46 naar 44 miljoen kg. Betere technische resultaten in 2011 bij de vleesvarkens hadden een gunstig effect op de mineralenuitstoot. LTO Nederland en Nevedi streven via het voerspoorproject naar een betere benutting van fosfor in het voerrantsoen, onder andere door toepassing van veevoer met een lager fosforgehalte en een efficiënter voermanagement.
Peter Brouwers (LTO Nederland) en Henk Flipsen (veevoederbrancheorganisatie Nevedi) zijn tevreden over deze cijfers. Flipsen: „Het is positief dat we door de gezamenlijke inspanningen van veehouders en voerindustrie onder het huidige wettelijke plafond zitten. Met het voerspoor kunnen we bijdragen aan een lagere fosfaatproductie, die onder het Europese plafond blijft.”
Het doel van het voerspoor is om in zowel de rundvee- als de varkenssector de fosfaatuitstoot met in totaal 20 miljoen kg terug te dringen. Daarmee wordt niet alleen voldaan aan de derogatienorm, maar kan ook een gedwongen inkrimping van de veestapel worden voorkomen bij de aanscherping van de gebruiksnormen die de Nederlandse overheid met ingang van 2015 doorvoert.
Verkleinen fosfaatoverschot
De dierlijke mestproductie in Nederland leverde volgens het CBS in 2009 175 miljoen kg fosfaat op en 425 miljoen kg stikstof. De fosfaatrijke fractie wordt als moeilijk te plaatsen en dus als problematisch betiteld.
Fosfaatproductie uit dierlijke mest in 2009: 175
Plaatsbaar op gras in Nederland: -72
Plaatsbaar op bouwland in Nederland: -54
Niet-plaatsbaar in Nederland: 49 (x 1 miljoen kg)
Aangescherpte fosfaatgebruiksnormen beperken de mestplaatsingscapaciteit waardoor de druk op de mestmarkt blijft. Uit de analyse ‘Mest van bedreiging naar kans, uitkomsten Mestinnovaties in een notendop’, van Wageningen UR, blijkt dat het technisch mogelijk is om op korte termijn een substantieel aandeel van het jaarlijkse fosfaatoverschot met 10 - 15 miljoen kg fosfaat te verkleinen (- 60 miljoen kg fosfaat in 2015). Met het nemen van de juiste stappen behoren fosfaatoverschotten op termijn tot het verleden. Voor LTO aanleiding een mestvisie te ontwikkelen waarbij de organisatie inzet op drie sporen: veevoer, mestverwaarding en export. Op deze wijze zou onder andere via het voerspoor in 2015 tot 155 miljoen kg fosfaat kunnen worden gereduceerd.
Fosfaatproductie uit dierlijke mest in 2015: 155
Plaatsingsruimte in Nederland: -125
Be- en verwerking en export: - 30
Niet-plaatsbaar: 0 (x 1 miljoen kg)
Nieuw kengetal: fosfaatefficiency
Fosfaatefficiency is een belangrijk nieuw kengetal voor de varkenshouder. De fosfaatefficiency geeft een goed oordeel over de benutting van de aangevoerde hoeveelheid fosfaat. Dit wordt steeds belangrijker aangezien de overheid van de sector verwacht dat zij de komende jaren actief meewerkt aan een reductie van het landelijke fosfaatoverschot.
De meest directe weg om het fosfaatoverschot te verkleinen, is te zorgen voor een lager overschot per dier, dus zorgen dat een zeug/vleesvarken het opgenomen fosfor uit de voeding maximaal vastlegt in dierlijk product (meer vlees/ meer biggen). De Nevedi en LTO Nederland richten hun pijlen op het verhogen van de fosforbenutting (P-benutting). Op de site van LTO Nederland is een programma te downloaden dat de P-benutting berekent.
Voor de varkenshouderij zijn normen gesteld voor de fosfaatbenutting (P-benutting). Voor vleesvarkens was de gemiddelde P-benutting in 2007-2009 41 procent. De streefwaarde voor dit jaar is 44 procent en voor 2013 47 procent. Zeugen moeten dit jaar een minimale fosfaatbenutting te hebben van 37 procent.