Nederlandse varkenshouder in België
Een wereldboer voelt hij zich niet. „Als ik twintig minuten in de auto zit, ben ik alweer in Nederland.” Rijdt hij een half uur verder dan is hij weer terug op zijn ouderlijk varkensbedrijf in Reusel. Het bedrijf dat eigendom is van zijn broers Ton en Frank.
Piet Lavrijsen heeft zich weinig hoeven aanpassen bij zijn overstap naar Vlaanderen een kwart eeuw geleden. Zijn vrouw José praat met een kenmerkend Belgisch accent. Hijzelf spreekt nog met een onvervalste Brabantse tongval. Toch ervaart hij dagelijks dat het houden van varkens in België een andere aanpak vraagt dan in Nederland.
Vijf varkenslocaties
Toen 27 jaar geleden pa Lavrijsen een stuk grond van 110 hectare kocht in het Belgisch Limburgse Houthalen-Helchteren was de vraag wie van de drie broers er zou gaan boeren. De oudste Ton was al thuis aan het werk op het varkensbedrijf. De jongste Frank had weinig interesse in de overstap. Piet zelf had er geen moeite mee en hij zag wel mogelijkheden bij onze zuiderburen.
De eerste drie jaren reed hij nog dagelijks op en neer. Sinds 24 jaar woont de geboren Brabander samen met zijn vrouw José in België. In eerste instantie bestond de hoofdtak uit akkerbouw, maar al vrij snel kwamen daar vleesvarkens bij. In de jaren die volgden, breidde hij zijn varkensstapel verder uit. In 2000 kocht hij een oud varkensbedrijf in het nabijgelegen Peer dat hij heeft omgebouwd tot een bedrijf met 2.000 zeugen.
Direct na het spenen voert hij de biggen af naar Meeuwen. Deze locatie kocht hij zes jaar geleden aan. In Meeuwen heeft Lavrijsen plaats voor 4.000 gespeende biggen en 2.500 vleesvarkens. Omdat de biggenmarkt vorig jaar in elkaar zakte, besloot Lavrijsen noodgedwongen om in Halen en Wallonië stallen te huren. In totaal heeft hij op beide locaties 5.000 gespeende biggen en 7.000 vleesvarkens. Zijn thuislocatie in Houthalen-Helchteren telt inmiddels 3.000 vleesvarkens.
Mest scheiden
Naast de uitbreiding in varkens heeft Lavrijsen zijn grondareaal in de loop der jaren vergroot tot meer dan 500 hectare, waarvan 220 hectare in eigendom. Op deze grond verbouwt hij vooral maïs en aardappelen. Een uitbreiding die hij bij zijn overstap niet had voorzien, is de mestverwerkingstak. In 2004 heeft hij samen met zijn broers een oude mestverwerkingslocatie in het Vlaamse Bree gekocht.
„Onder de vorige eigenaar was deze failliet gegaan. De installatie was versleten en slecht onderhouden.” Piet zag meteen potentie en investeerde in de mestverwerking en werd daarmee eigenaar van Storg. Hij verwerkt varkensmest afkomstig uit Nederland en België. Samen met mest van rundvee, pluimvee, kalkoenen en konijnen ondergaat dit een simpel scheidingsproces. Via centrifuge wordt de mest gescheiden in een dikke en dunne fractie. De dunne fractie wordt over het land uitgereden en de dikke fractie wordt ingedroogd tot een eindproduct met een droge-stofgehalte van 65 procent. Voor het grootste deel zet Lavrijsen dit eindproduct af in Frankrijk. Jaarlijks zet Storg 120.000 ton dikke fractie af.
Op een kilometer van zijn thuislocatie heeft Lavrijsen nog een biogasinstallatie met een capaciteit van 2 Megawattuur (MWh). Alleen verwerkt hij hier geen dierlijke mest, maar dierlijk of plantaardig materiaal. Ze vergisten bijvoorbeeld slibs (reststroom van fabrieken) en maïs dat wordt omgezet in elektriciteit en warmte. Door deze biogasinstallatie mag Lavrijsen van de overheid 30 kuub digestaat extra per hectare op zijn land uitrijden omdat het eindproduct wordt erkend als andere meststof.
Hogere opbrengsten
Met een derde van de totale inkomsten is de mestverwerkingstak een sterke poot onder het bedrijf geworden. Wel merkt de ondernemer dat mestverwerking steeds moeilijker financieel uit kan. „Waar we eerst nog geld voor de afname van pluimveemest ontvingen, wordt het nu voor nul euro bij ons aan de poort afgezet.” Ondanks de weinig lucratieve pluimveemest blijven ze deze mest verwerken om tot een goed en constant eindproduct te komen.
Bij Storg kunnen hun toeleveranciers met jaarcontracten werken. Voor de verwerkingskosten rekenen ze 1,10 tot 1,40 euro per kg fosfaat. De opbrengstprijs per ton dikke fractie houdt hij voor zich. Wel zegt Lavrijsen dat ze bezig zijn met experimenten met mestkorrels om tot hogere opbrengsten te komen.
Het grote voordeel van vier verschillende takken is dat je een stuk risicospreiding hebt, verklaart Lavrijsen. „Zo waren vorig jaar de aardappelen goed en is het hiermee nu slecht gesteld.”
Ellenlange procedures
Lavrijsen durft te stellen dat als hij in Nederland was gebleven geen mestverwerking had kunnen opstarten. Deze investering ziet hij als een groot pluspunt van zijn verhuizing. Wat hij een groot nadeel van België vindt, is het wispelturige beleid van de gemeentelijke overheid.
„Ze werken in België met een gekozen burgemeester”, legt hij uit. „Een burgemeester luistert snel naar de menigte waardoor een beleid zo 180 graden kan draaien.” Voor hem als varkenshouder betekent dit dat hij ellenlange procedures moet doorlopen wanneer zijn uitbreidingsplannen op bezwaar stuiten. „Het kan zijn dat je MER-procedure (Milieu Effect Rapportage, red.) goed hebt doorlopen en dat de burgemeester alsnog zegt dat het niet doorgaat.”
Op de locatie in Meeuwen is hij al zes jaar bezig met een vergunningprocedure. De eerste plannen voor een locatie met 8.000 gespeende biggen en 12.000 vleesvarkens heeft hij al teruggebracht tot een aanvraag met 6.000 biggen en 10.000 vleesvarkens. Toch blijven lokale actiegroepen zich verzetten, wat de procedure verder vertraagt.
Bedrijf in Spanje
Naast België had Piet Lavrijsen tot voor kort samen met zijn broers Ton en Frank nog een varkensbedrijf met 1.600 zeugen in Spanje. „We hebben daar tien jaar varkens gehouden, maar door de voortdurende slechte opbrengstprijzen hebben wij deze locatie met vergunningen vorig jaar verkocht.”
Het Spaanse bedrijf hadden ze in 1995 gekocht, nadat ze eerst in Oost-Duitsland op zoek waren gegaan naar een varkensbedrijf. De anti-Nederlandse stemming die hij destijds daar aantrof schrok hem af. Achteraf durft hij te stellen dat een investering in Duitsland verstandiger was geweest. Nu hebben ze een vergunningaanvraag liggen voor een varkensbedrijf in Hongarije. Of ze daadwerkelijk in dit land in de Balkan varkens gaan produceren, betwijfelt hij. „Het kan goed dat als we de vergunningen rond hebben, het weer verkopen.”
Of hij de oorzaak weet waarom zo weinig Nederlandse varkenshouders de overstap naar België maken? „In België houden ze niet van grote varkensbedrijven. De meeste bedrijven hebben niet meer dan een paar honderd zeugen of paar duizend vleesvarkens. Zeker in het Limburgse gedeelte kom je weinig vooruit met varkens. Alleen voor varkens moet je hier niet komen.”
België
De Belgische varkensstapel telt ongeveer 6 miljoen dieren, waarvan ongeveer een half miljoen zeugen. De varkensbedrijven zijn sterk geconcentreerd in West-Vlaanderen. In totaal bevindt zich ongeveer 95 procent van de varkensstapel in Vlaanderen. Kenmerkend is een relatief kleine gemiddelde bedrijfsomvang met veel gesloten bedrijven. Het merendeel van de bedrijven heeft niet meer dan 200 zeugen en bijbehorende vleesvarkens. Per jaar worden er ruim 10 miljoen vleesvarkens geslacht bij onze zuiderburen. De Belgische zelfvoorzieningsgraad voor varkensvlees is rond de 200 procent. Een belangrijk deel van de import van zowel levende varkens als varkensvlees komt uit Nederland.
Vier agrarische takken
Piet (49) en zijn vrouw José (44) Lavrijsen verhuisden in 1988 naar Houthalen-Helchteren in België. Ze begonnen met 110 hectare en hebben inmiddels het akkerbouwbedrijf uitgebouwd tot een agrarische onderneming met vier takken. Het grondareaal is gegroeid naar 520 hectare, waarvan 220 hectare in eigendom. De varkenstak bestaat uit 2.000 zeugen en 12.500 vleesvarkens verdeeld over vijf locaties in België. Een deel van de biggen zet hij via een vaste handelaar af. De gebruikte genetica is Topigs 20 x Franse Piétrain.
Acht jaar geleden kocht Piet Lavrijsen de mestverwerkingsinstallatie Storg. De installatie scheidt verschillende soorten dierlijke mest in een dunne en dikke fractie. De dunne fractie rijdt Lavrijsen over zijn eigen land uit en de dikke fractie exporteert hij naar Frankrijk. Als laatste tak heeft de voormalig Brabander een biogasinstallatie waarin hij dierlijk en plantaardig materiaal vergist en daarmee elektriciteit en warmte produceert. Piet en José Lavrijsen hebben drie dochters. Hun oudste dochter stapt komende zomer in het bedrijf.
Tekst: Ruben van Boekel
Beeld: Ruben van Boekel