Wilco de Jong: ‘Jonge boeren staan voor enorme uitdaging’
Het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt roept dat er steeds minder jonge boeren komen. Maar is dat niet gewoon een logisch gevolg van de schaalvergroting, dat het aantal bedrijven afneemt?
„Deels wel. Maar we zien dat niet alleen in Nederland, maar in heel Europa het aantal jonge boeren verhoudingsgewijs hard terugloopt. In Nederland zijn 56.000 gecombineerde opgaves ingestuurd; op 1.600 bedrijven was het bedrijfshoofd jonger dan 40 jaar. Dat is minder dan 3 procent. In de melkveehouderij heeft meer dan de helft van de bedrijven waarschijnlijk geen opvolger. Een groot deel van die bedrijven zal stoppen.\"
Hoe is dat in de varkenshouderij?
„Voor zover we weten, heeft slechts 25 tot 30 procent van de bedrijven een opvolger. De animo voor bedrijfsovername lag in deze sector altijd al wat lager, je ziet ook dat het aantal middelbare- en hogere beroepsopleidingen sterk is afgenomen, omdat er bijna geen studenten varkenshouderij meer zijn. Internationaal is er wel veel vraag naar die kennis, maar in Nederland niet of nauwelijks. Het heeft er ook mee te maken dat de varkenshouderij de laatste jaren in de hoek zit waar de klappen vallen. Niet alleen financieel gezien, maar ook op het maatschappelijk speelveld.
De kritiek op de sector en op de wijze waarop de dieren worden gehouden, is groot. En de markt is ook sterk veranderd. Voorheen kon Nederland zogezegd achterover leunen; we konden het varkensvlees eigenlijk altijd wel kwijt in Duitsland. Maar Duitsland is steeds meer zelfvoorzienend geworden. Jonge boeren staan nu voor een enorme uitdaging om de markt en de eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn te tackelen. En hoe ga je dat doen, in je eentje of ga je een samenwerkingsverband aan? Er zijn nog wel jongeren die er vol overtuiging in gaan, maar het zijn er niet veel.\"
Jonge boeren zien dus kennelijk geen toekomstperspectief?
„Zonder rendement heb je inderdaad geen bedrijf, dat is gemakkelijk zat. Al eis je nog zoveel steun vanuit Brussel, er moet wel een markt zijn. En op dit moment zitten veel sectoren in de knel, zoals de varkenshouderij en de groenteteelt. Als het in een sector niet goed gaat, neemt de animo voor bedrijfsovername hard af. Bovendien ben je zeven dagen in de week in de weer, je hebt continu die verantwoordelijkheid, het is hard werken en de marges worden kleiner. Daarbij zijn boerenzonen en -dochters gewilde werknemers; harde werkers zonder negen-tot-vijf-mentaliteit. Die kunnen het ook buiten het bedrijf wel verdienen. En ouders stimuleren het ook niet altijd om het bedrijf over te nemen. ‘Al die regelgeving, waarom zou je nog boer willen worden’. Maar het punt is dat die markt voor agrarische producten er op de lange termijn wel degelijk is. De bevolking groeit, de voedselbehoefte neemt alleen maar toe. Alleen kampen we nu met teruglopende animo.\"
Maar dan lost het probleem zich in de toekomst toch vanzelf op? Zodra de voedselprijzen stijgen, wordt het weer lonend om te gaan boeren.
„Ja, maar je kunt dan niet in één keer de knop omzetten op ‘produceren’. We kunnen in Nederland heel slim en efficiënt produceren, maar dan moeten we als agrarische sector wel voorop blijven lopen en de kenniseconomie en de export overeind houden. Anders raken we onze marktpositie kwijt. De agrarische sector drijft voor 70 procent op export. Blijven investeren in kennis en innovatie is dus nodig. Maar als de groep jonge boeren te klein wordt, wie gaat dan nog geld steken in een opleiding voor tien agrarische studenten? We moeten voldoende kritische massa behouden om levensvatbaar te blijven als sector.\"
Wat is hier volgens het NAJK de oplossing?
„We hebben een steuntje in de rug nodig vanuit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. We pleiten voor een ‘top up’ van 2 procent van het nationale landbouwbudget voor jonge boeren, als extra ondersteuning in de financieel zware jaren na bedrijfsovername. Dat is in de eerste pijler. In de tweede pijler geldt nu al een investeringssubsidie na overname van 25.000 euro voor gerichte investeringen in duurzaamheid en dierenwelzijn op het bedrijf. Die maatregel wordt nu voor de helft vanuit Brussel en voor de helft vanuit Den Haag gefinancierd. Eurocommissaris Ciolos is bereid om die verhouding te verschuiven naar 80-20. Als Den Haag dan 4 miljoen kan reserveren, komt er in totaal 20 miljoen euro investeringssubsidie beschikbaar. De besluitvorming hierover moet nog plaatsvinden en er zal hard voor moeten worden gewerkt. Dat wordt een mooie taak voor mijn opvolger.\"
Een dergelijke financiële starthulp is aardig, maar boeren zullen hun bestaansrecht toch vooral moeten verdienen in de markt.
„Je moet dan wel de juiste segmenten weten te bedienen in de markt. Onze generatie is opgegroeid met ‘efficiënt en goedkoop produceren’. Maar met veel produceren alleen red je het niet meer. Je moet inzetten op duurzaamheid, kwaliteit, smaak en beleving. Dat is de toekomst. Sommige agrarische ondernemers gaan daar steeds meer naartoe, anderen, zoals je nu in de melkveehouderij wel ziet, kiezen toch weer voor de liters en de kilo’s. Dat is een valkuil denk ik. Nederland is nooit goed geweest in het hele grootschalige. Onze kracht is slim en efficiënt werken. Maar om die slimheid te behouden, is dus wel die investering in de sector nodig.\"
Zijn we, met slechts 3 procent jonge bedrijfshoofden, nog wel op tijd om de sector te redden?
„Het aantal jonge bedrijfshoofden zal over vijf, tien jaar nog niet veel hoger zijn dan nu. Maar dat komt ook omdat er nog heel veel jongeren in maatschap zitten. En de maatschapsperiodes worden steeds langer, tot wel tien, vijftien jaar. Die periode is belangrijk om het bedrijf klaar te maken voor de toekomst, maar anderzijds remt het de bedrijfsontwikkeling. Na de overname ben je de eerste jaren druk om de kop van de financiering eraf te werken, daarna heb je pas de financiële ruimte om het bedrijf te ontwikkelen. Bovendien worden innovatieve plannen vaak pas doorgevoerd als de ouders niet meer actief bij het bedrijf betrokken zijn. De ommezwaai komt pas als de ondernemer 40, 45 jaar is , terwijl hij het plan al had op z’n 25ste. Wij zien daarom graag dat de maatschap korter duurt. Maar dat bemoeilijkt tevens de financiering , ook daarom is die steun vanuit het GLB van groot belang.\"
Jij bent zelf ook bezig om het bedrijf over te nemen?
„Ja. Behalve dat mijn termijn van vier jaar erop zit, is dat mede de reden dat ik stop met het voorzitterschap van het NAJK. Ik heb nu mijn handen vol aan de overname. We hebben thuis in Nijeholtwolde een bedrijf met 150 koeien. Mijn vader is 65, mijn vriendin is net afgestudeerd als dierenarts en op zoek naar een praktijk, dat moet nu allemaal zijn beslag gaan krijgen.\"
Wat zie je als jouw belangrijkste wapenfeit als NAJK-voorzitter?
„In de eerste plaats dat we er als NAJK in zijn geslaagd om zowel in de Tweede Kamer als in de EU continu het belang van jonge boeren onder de aandacht te brengen. Als je niet blijft roepen, ben je heel snel uit beeld. En daarnaast zie ik dat het NAJK lééft. De betrokkenheid groeit, er zijn voldoende bestuursleden; de club staat.\"
Wat had je nog graag willen afmaken?
„Ik vind het wel jammer dat ik de laatste fase in de besluitvorming van het nieuwe GLB niet meer meemaak. Jarenlang heb ik met de neus vooraan gestaan. Dat ga ik nu wel missen.\"
Is er nog toekomst voor jonge boeren?
„Ja, zonder enige twijfel.\"
Ook zonder het financiële steuntje in de rug?
„Als NAJK-voorman hoor ik nu te zeggen: nee. Maar wat ik eigenlijk nog belangrijker vind dan financiële ondersteuning, is de maatschappelijke waardering die er is voor onze sector. De passie, de gedrevenheid die boeren hebben voor het vak vind je nergens anders en dat wordt gewaardeerd. Maatschappelijke organisaties zijn wel kritisch, maar dat betekent ook dat ze betrokken zijn. Koester dat maar. Want als de afstand groter wordt, wordt het draagvlak voor de sector kleiner. Je moet als boer dus een goed verhaal kunnen vertellen. En we hebben een prachtig verhaal te vertellen. Als je kunt uitleggen waarom je doet wat je doet, spreekt dat altijd aan.\"