Pionieren in het hart van Europa
Begin deze maand heeft er een Hollandse invasie in Hongarije plaatsgevonden. Ongeveer 150 mensen zijn 9 juni naar Boedapest gevlogen. Vandaar uit zijn ze richting de Oostenrijkse grens naar het plaatsje Bábolna gereden. Allemaal om de nieuwe locatie van Willem Pijnenburg en Claudia van Genugten met bijna 10.000 vleesvarkens te bezichtigen. Het is de derde locatie van de Brabanders in Noordoost-Hongarije. Hun dochteronderneming Hungary Pork Kft telt nu in totaal 19.500 vleesvarkens en 6.000 gespeende biggen.
In vijf uur op en neer
De reis die de horde Nederlanders net achter de rug heeft is voor Pijnenburg een wekelijks ritueel. Op maandagavond pakt hij het vliegtuig vanaf Eindhoven naar Boedapest. Op het vliegveld van de Hongaarse hoofdstad staat zijn bedrijfsleider te wachten met de auto. Vandaar is het nog een uur rijden richting hun eerste locatie. Onderweg in de auto bespreken ze in het Hongaars de hoofdzaken van het bedrijf. In vijf uur is hij van deur tot deur.
Aangekomen loopt hij door de stallen, spreekt hij met de werknemers en werkt hij wat mee. Op vrijdagochtend pakt hij het vliegtuig weer terug. Het is volgens Pijnenburg de enige manier om succesvol te zijn. „Door de bedrijfsgroei is het financiële risico steeds groter. Een dag geen groei is 10.000 euro verlies. Per dag gaat er 40 tot 45 ton voer doorheen. Je kunt er niet tien dagen niet zijn.” Zelf spreekt hij vloeiend Hongaars. De basis hiervoor ligt in 80 cursusuren die hij en Claudia sinds de overstap hebben gevolgd. „Je moet het zelf doen en de taal beheersen.”
Uitdaging in ander land
Als Pijnenburg wekelijks het vliegtuig pakt, laat hij zijn Nederlandse tak Pijnenburg Mierlo bv achter. De onderneming heeft een vermeerderingsbedrijf met 1.500 zeugen in Mierlo en een varkensbedrijf met 3.000 vleesvarkens en 4.500 gespeende biggen in Someren. Je zou zeggen dat deze bedrijven voldoende aandacht vragen waar hij zijn energie in kwijt kan. Toch was hij tien jaar geleden samen met Claudia van Genugten op zoek naar een uitdaging in een ander land. In 2004 bezochten ze Duitsland, Spanje en Polen. Om uiteenlopende redenen vielen deze landen af.
Een jaar later was het Hongarije. Dit land sprak ze direct aan. „Veel landbouwgrond, gunstige ligging in Europa en een netto importeur van varkensvlees”, somt Pijnenburg de pluspunten op. Met het opstarten van hun eerste bedrijf kwam hij meteen in aanraking met de Hongaarse gewoontes. „Ik sprak de taal niet en wist de weg niet. Het eerste probleem was meteen een groot probleem. Overal werd verteld: ‘het komt wel goed’. In Hongarije betekent dit hetzelfde als je wordt besodemieterd of je moet betalen. Het lijkt soms een klein beetje een bananenrepubliek”, lacht de Nederlandse varkenshouder. „Het is niet altijd een normale manier van zaken doen. Mensen moeten je het vooral gunnen.”
Bang om mensen te beledigen is hij daarom uiterst bedachtzaam op wat hij zegt. Hij wil voorkomen dat hij met uitspraken in Hongarije wordt geconfronteerd. Pijnenburg weet dat er bij een kleine groep afgunst heerst. Volgens hem typisch voor het land.
Subsidie bijna op
Ondanks de lokale eigenaardigheden voelt hij zich helemaal op zijn plek in Hongarije. Hij roemt in het bijzonder de mogelijkheden om te pionieren. „Onlangs hebben we zelf mesttransport opgezet en zo zijn er meer van die zaken die veel minder gedoe met zich meebrengen dan in Nederland.” Ook de aantrekkelijke subsidiemogelijkheden kan hij niet ontkennen. Van elke 100 euro die Pijnenburg investeert in zijn nieuwe Hongaarse bedrijf ontvangt hij 40 euro terug aan subsidie. Bovendien wordt hij nog door de overheid financieel beloond voor elk varken dat hij naar het slachthuis brengt.
„Per afgeleverd varken krijg ik 5,50 euro aan subsidie. Alleen typisch is dat na drie kwartalen het subsidiepotje bijna leeg is en dat je dan nog maar de helft van het geld uitbetaald krijgt. Dus in de praktijk komt het neer op ongeveer 4 euro per varken.” Hoofdzakelijk levert hij aan binnenlandse slachterijen. De uitbetalingprijs die hij ontvangt, is een gemiddelde van de Nederlandse en Duitse beursprijs omgerekend naar de actuele valutakoers van de Hongaarse munteenheid Forint.
Voor het leveren van de vleesvarkens is Pijnenburg aangesloten bij een Hongaarse producentenvereniging. Deze groep bestaat vooral uit lokale varkenshouders. Binnen dit verband zijn ze bij een bank verzekerd tegen verlate uitbetalingen. Dit houdt in dat ze gegarandeerd het geld binnen 16 dagen ontvangen. Over de kostprijs wil hij niet teveel uitwijden. „Dan weten ze aan de inkoopkant wat ik kwijt ben”, beredeneert hij.
Gefinancierd door bank
De economische crisis heeft ook in Hongarije zijn sporen achtergelaten. De Forint is ten opzichte van de euro in een half jaar met 20 procent in waarde gedaald. De standaard btw is verhoogd van 25 naar 27 procent. De rentelasten zijn verdubbeld naar 30 procent. Voor veel Hongaren is dit niet op te brengen, waardoor banken een gebrek hebben aan geld. Toch heeft Pijnenburg voor de financiering van de laatste locatie geld weten los te peuteren bij een Hongaarse bank.
Hoewel er ook gesprekken met een Nederlandse bank zijn geweest, bleek die mogelijkheid snel af te vallen. Waarom het hem wel is gelukt bij een Hongaarse bank? „De juiste mensen kennen”, verklaart hij. Het is tot nu voor Pijnenburg en Van Genugten de eerste Hongaarse locatie die is gefinancierd door de bank. De eerste locatie met 2.000 vleesvarkens en 6.000 gespeende biggen die in 2007 inhet plaatsje Környe is opgezet, is gefinancierd met eigen liquiditeit en dat van beide families. Het tweede bedrijf in Tárkány met 7.500 vleesvarkens is met behulp van een externe financier gebouwd.
Akkerbouw en zeugen
Op de thuislocatie in het Brabantse Mierlo is hij bezig met de uitbreiding van 1.500 naar 1.950 zeugen. De biggen van deze locatie gaan elke twee weken in koppels van 1.200 richting hun bedrijven in Hongarije. Voor de nieuwe locatie met 10.000 vleesvarkens kopen ze biggen uit Spanje aan. Intussen kijkt Pijnenburg alweer verder. Op de thuislocatie in Nederland heeft de ondernemer een bouwblok van 2,5 hectare waardoor hij kan doorgroeien naar 3.000 zeugen. Toch ligt de focus momenteel op eerst geld verdienen om zodoende weer meer lucht te krijgen. Ook omdat ze in Hongarije met korte aflossingstermijnen werken. Binnen zeven jaar moet alles zijn afbetaald.
De plannen in Hongarije zijn om zelf voer te gaan verbouwen. Omdat hij een buitenlander is en daarom geen grond kan kopen wil hij samen met een binnenlandse partner een akkerbouwtak opstarten. Op de langere termijn is het de bedoeling om er zelf zeugen te gaan houden. Of Pijnenburg zich er definitief wil vestigen, laat hij in het midden. „Ik ben er nog niet uit wat ik ga doen. Alles is nog open. Pijnenburg zelf laat doorschemeren dat de uitdaging voor hem in Hongarije groter is. „Ten eerste kun je daar veel groter worden en ik heb gevoel dat ik daar gewaardeerd wordt als varkenshouder.”
Bang voor een Nederlandse invasie, wat Duitsland is overkomen, is hij niet. „Er zijn momenteel maar een paar Nederlanders die echt zelf varkens houden. De mentaliteit en taal zijn voor velen een probleem. Ik verwacht daarom niet dat het er veel meer zullen worden. Erg zal ik dit niet vinden, dan blijft er meer ruimte voor ons over”, lacht hij.
Hongarije
Hongarije heeft bijna 10 miljoen inwoners en is ruim twee keer zo groot als Nederland. De varkensstapel krimpt snel en bedraagt rond de 3 miljoen dieren. Ongeveer 60 procent wordt op grootschalige bedrijven met meer dan 2.000 varkens gehouden. Een derde van de varkens bevindt zich nog in primitieve omstandigheden in de achtertuin van burgers. Het Centraal Europese land kent nauwelijks familiebedrijven in de varkenshouderij. De varkensproductie vindt verspreid plaats met een lichte concentratie in het Oosten waar het meeste graan wordt geteeld. Hongarije is een netto-importeur van varkensvlees.
Nederlandse en Hongaarse varkensbedrijven
Willem Pijnenburg (35) heeft een Nederlandse en Hongaarse onderneming. De Nederlandse tak Pijnenburg Mierlo bv omvat een vermeerderingsbedrijf met 1.500 zeugen in Mierlo en een vleesvarkensbedrijf met 3.000 dieren in Someren. Samen met Claudia Van Genugten (34) bezit hij Pijnenburg-Genugten Beheer bv. Hier valt de Hongaarse onderneming Hungary Pork Kft onder. Ze hebben hier in 2006 hun eerste locatie gestart. Wekelijks reist Pijnenburg met het vliegtuig via Boedapest en vervolgens met de auto naar de drie locaties: Környe, Tárkány en Bábolna.
Deze plaatsen liggen nagenoeg aan de snelweg tussen Wenen en Boedapest. In totaal tellen de Hongaarse locaties nu 19.500 vleesvarkens en 6.000 gespeende biggen. Voor twee locaties voeren ze biggen aan die afkomstig zijn van hun Nederlandse zeugenbedrijf. De biggen hebben als genetica Camborough (PIC)/Deense York (Danbred) X Piétrain 426 (PIC). Voor de derde en onlangs geopende locatie in Bábolna kopen ze biggen in Spanje aan. Van Genugten is verantwoordelijk voor de biggentransporten en papierafwikkeling.
Tekst: Ruben van Boekel
Beeld: Susan Rexwinkel