Willy Baltussen: ‘Na 2013 verbetering’
Hoe hebben varkenshouders het gedaan in 2011?
„Dat ligt eraan hoe je het bekijkt. Varkenshouderijen hebben gemiddeld 43.000 euro verlies geleden, maar de individuele varkenshouder heeft toch een inkomen van 16.000 euro uit zijn bedrijf gehaald.”
Dat moet u uitleggen. Hoe kunnen varkenshouders inkomen krijgen terwijl het bedrijf verlies maakt?
„Bij de berekening van het bedrijfsresultaat kijken we ook naar wat het bedrijf aan de varkenshouder had betaald, als die een marktconform salaris had gekregen. Als de varkenshouder de uren die hij in het bedrijf had gestoken, voor een baas had gewerkt, zou hij 59.000 euro hebben verdiend. Nu moet hij het met 16.000 euro doen.”
Hoe is dat beeld per sector?
„Zeugenhouders hebben gemiddeld meer dan 100.000 euro verlies geleden. Die hadden een negatief inkomen; ze hebben dus ingeteerd op het eigen vermogen. Vleesvarkenshouders hebben juist bijna quitte gespeeld qua bedrijfsresultaat. Gesloten bedrijven zitten daar tussenin.”
En als je de sector op andere manieren bekijkt? Naar de grootte van het bedrijf, bijvoorbeeld, of naar regio?
„Grote bedrijven doen het over het algemeen beter dan kleine bedrijven. En varkenshouders in het Zuiden hebben gemiddeld betere resultaten en een hoger inkomen dan die in het Oosten. Maar dat komt omdat de grote varkenshouderijen vooral in het Zuiden zitten.”
Waarom zijn de resultaten in de varkenshouderij zo laag?
„Dat zit hem vooral in de hoge voerkosten. Boeren kunnen die kosten niet doorberekenen.”
Waarom niet?
„De varkensmarkt in Noordwest-Europa heeft een zelfvoorzieningsgraad van 109 procent. Dat wil zeggen, voor elke honderd kg varkensvlees die hier wordt gegeten, wordt honderdennegen kg geproduceerd. Dat grote aanbod houdt de prijs laag. Zolang de zelfvoorzieningsgraad zo hoog blijft, zullen de varkenshouders in de knel blijven zitten.”
Maar als bedrijven jaren achtereen verlies draaien, waarom gaan ze dan niet failliet?
„Veel bedrijven worden in het zadel gehouden door de banken. Als die een varkenshouder failliet laten gaan, raken ze het geld kwijt dat ze al in dat bedrijf hebben gestoken. En daar hebben ze geen belang bij. Dus wordt de overproductie in stand gehouden. Nu stopt er elk jaar wel een aantal varkenshouders, maar de andere bedrijven groeien. Die produceren meer biggen, of meer varkensvlees. Die groei vangt het aantal stoppers meestal wel op.”
Wat verwacht u van de toekomst?
„In 2013 zal het aantal stoppers groter zijn. Veel bedrijven kunnen niet voldoen aan de nieuwe eisen voor groepshuisvesting. Vooral in Zuid-Duitsland zijn er veel kleine bedrijven die moeilijk de benodigde investeringen kunnen uitvoeren. Als die bedrijven stoppen, daalt de zelfvoorzieningsgraad. Omdat het aanbod dan lager is, zullen de prijzen stijgen.”
Dus na 2013 verbeteren de resultaten in de sector?
„In de eerste paar jaren wel. Maar in die jaren zullen weinig bedrijven uittreden. De bedrijven die willen stoppen, hebben dat al gedaan voor 2013. Maar de schaalvergroting per bedrijf gaat wel door. En omdat die niet wordt gecompenseerd door uittreders, zal de sector snel weer groeien naar de huidige zelfvoorzieningsgraad.”
Wat betekent dat voor de varkenshouders?
„De komende paar jaar zal de varkenshouderij economisch beter draaien. Dat maakt het boeren mogelijk om hun bedrijf voor te bereiden op de magere jaren die dan weer volgen.”