Van de Peut: ‘Goede vertering en rust voorkomen staartbijten’
Van de Peut, varkensfokker in Marknesse die onder meer (fok)beren produceert voor Topigs Norsvin, heeft al vier jaar ervaring met niet-couperen van biggen. Dus zijn mening mag meetellen over dit onderwerp. Vanuit zijn ervaring zegt hij niet in obsessieve staartbijters te geloven, hoewel dit in tegenspraak is met de mening van onderzoekers. „Als je namelijk een staartbijter uit het hok haalt, verander je iets aan de groepssamenstelling en zal je de echte oorzaak niet vinden”, zegt Van de Peut. „Zelfs een los latje aan het plafond, dat bijvoorbeeld tocht veroorzaakt kan een oorzaak zijn.” Hij adviseert dan ook: „Blijf zo’n hok met varkens observeren tot ver nadat ze aan jou gewend zijn. En dat is minstens een half uur, anders kom je er niet achter.” Over het algemeen leidt verstoring van de ligplaats (= rustplaats) volgens hem tot dit onwenselijke gedrag in het hok: „Speeltjes moet je dus niet midden in het hok plaatsen, maar juist achterin een hoek, bijvoorbeeld boven de roosters, waar ze mesten. Rust bij vreten ziet Van de Peut ook als een belangrijke aandachtspunt bij het voorkomen van staartbijten. Ad lib aan de droogvoerbak is het beste. „Sluit concurrentie bij de voerbak en de drinkbak zoveel mogelijk uit. Plaats daarbij voerbak en drinkbak ver uit elkaar.”
Vertering
Wat de relatie voeding en lange staarten betreft, ziet de varkensfokker het naar een hoger niveau tillen van de vertering als een stip op de horizon: „Een vaste voersamenstelling is van belang. Gebruik niet teveel grondstoffen en laat nieuwe granen vooral besterven. Voor tarwe hanteer ik daarvoor vier weken en voor gerst zes weken. Voor haver is dat nog langer.” Van de Peut ziet onbestorven granen als een belangrijke reden dat staartbijten in de nazomer/herfst vaker voorkomt: „Bij problemen met toename van de spekdikte moet je het eiwit verhogen en doe dus niet de voergift omlaag; zorg voor rust, zorg dat ze het door het geven van extra energie niet nog warmer krijgen. Wij zijn bij warm weer toch ook al eerder geïrriteerd!”, was een ander advies wat hij meegaf.
Ruwe celstof
Wat ruwe celstof betreft zit het bedrijf van Van de Peut laag. Hij ziet een teveel hiervan als aanjager voor onrust. Varkens gaan teveel drinken en de darmen kunnen volgens hem ‘niets met ruwe celstof’. De varkensfokker ziet liefst zelfs ‘platte mest’ bij zijn varkens. „Dat is voor mij het teken dat het varken het voer optimaal benut door een goede vertering en rust. Als de eiwitvertering niet goed verloopt geeft dat ook onrust. Een goede eiwitkwaliteit en -verteerbaarheid zijn dus heel belangrijk. Ik weiger soms ook partijen granen van akkerbouwers uit de omgeving die niet aan de maatstaven voldoen.” Van de Peut schoont zijn granen en maalt en mengt zelf. „Ik wil geen steentjes, kaf, zand of onvolgroeide korrels in het voer. Dat laatste bijvoorbeeld, geeft juist alleen maagvulling waar het varken niets mee kan: dus voorkom maagvulling.”
Liksteen
De groeicijfers op het bedrijf van Van de Peut liggen hoog. Zijn beren realiseren een groei van 1.160 gram per dag. Dit is bij een opleggewicht van 32 kilo en een eindgewicht van 125 kilo. Volgens hem schuilt ook daar een addertje onder het gras als het om staartbijten gaat: „Als de voederconversie daalt (op dit bedrijf 2,01, red.) let dan goed op de calcium/fosfaat-verhouding in het voer. Deze mineralen moet het varken voldoende krijgen. Tekorten leiden niet alleen tot kromme poten. Je ziet dat met een liksteen het staartbijtprobleem zichzelf soms oplost. Pas het voer aan of strooi een mineralen mengsel als een verkeerde Ca/P-verhouding de oorzaak is van staartbijten.”
Resumerend gaf Van de Peut over het voorkomen van staartbijten in de situatie op zijn bedrijf als zijnde belangrijk:
- Zeer goed voer/voerregiem
- Goede gezondheid
- Ventilatie (geen tocht!)
- Rust in de hokken
- Voldoende vreetplaatsen en juist type bak
- Observeer je dieren goed als het niet helemaal goed gaat
- Afleidingsmateriaal: goed overdenken welke je waar ophangt